Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReis door de Departementen van Frankryk, door een Gezelschap van Kunstenaars en Geleerden. Met Kaarten en Plaaten. l'Aspect d'un Peuple Libre est fait pour l'Univers. J. la Vallée, Centenaire de la Liberté, Act. 1. - No. 4. Te Parys, by Brion, Buisson, l'Esclapart, Desenne, en de Directeurs der Drukkerye du Cercle Social. Te Gouda, by H.L. van Buma en Comp. In gr. 8vo. 46 bl.Onze oordeelvellingen, over de Drie eerste Stukjes deezer Reize geftreekenGa naar voetnoot(*), passen ook goeddeels op | |
[pagina 426]
| |
het tegenwoordige, 't geen ons het Departement van de Neder-Seine op den eigensten trant voor oogen stelt als de reeds beschreevene. Het algemeen Berigt trest weder doel; doch in de plaatslyke byzonderheden vinden wy te weinig van 't geen wy 'er eigenlyk in zouden verlangen, en te veel van 't geen wy zeer wel zouden kunnen missen. Met genoegen lazen wy de onopgesmukte beschryving der ryke Velden van de Neder-Seine, van den Koophandel, talryke Manufactuuren, overvloedige Voortbrengzels, welvaarende Steden, werkzaame en welbevolkte Dorpen. - ‘Men vindt,’ op dat wy 'er iets uit afschryven, ‘in dit Departement geene armen, buiten die weinigen, wier luiheid, eene zeldzaame ondeugd in deeze streeken, hun van de lyst der menschen doet uitschrappen. Het zou ook vreemd zyn zo 'er armen waren; de verscheidenheid van de middelen van bestaan staat gelyk met de verscheidenheid van den smaak voor byzondere bezigheden.’ De Landbouw, hier door Landeigenaars en Huurders voortgezet, vinden wy, wat den Hoefpagter betreft, dus beschreeven: ‘Een Hoefpachter, die voor duizend Ecus vier duizend Fanes aan Landpacht opbrengt, (en 'er zyn veelen daar boven) houdt, behalven zyn menigte Bouwknegts, behalven zyne Paarden, Koeien en Schaapen, daarenboven nog buitenshuis agt, tien ja tot twaalf, koppels Maaiers: een Man en eene Vrouw maakt een koppel. Deeze zuiveren in 't voorjaar het Koorn van ingesloopen onkruid; daar naa ontneemen zy de Schaapen hunne kostbaare vachten; hierop volgt de Oogst van het Hennip- en Raapzaad. En dit is het aangenaame van den arbeid op 't land, dat niet te min deeze werkdagen feestdagen zyn, en gemeenlyk met vrolykheid en dans eindigen. Weldra begint dan de groote Oogst, eerst met het inzamelen der Rogge, waar mede men den al te kostbaaren grond niet al te zeer belaadt, en waar van men gemeenlyk niet meer zaait, dan noodig is tot Strooi om de Koorn-schooven te binden. Vervolgens heeft men den maaityd der Graanen, dan van den Haver, en eindelyk van de mindere Gewassen. De Herfst maakt voorts een einde aan dit soort van arbeid: dan zamelen die zelfde Maaiers weder de Appelen in, die van meer belang zyn dan de Wyngaardeniers op andere plaatzen zich | |
[pagina 427]
| |
wel verbeelden, aangezien zoo wel de weezenlyke rykdommen, die zy in omloop brengen, als den gezonden drank, dien 't volk daar uit trekt. Eindelyk komt de Winter, en scheidt de koppels dier Arbeideren uit elkander. - De Manspersoonen persen het vocht uit de Appelen, en de Vrouwen droogen de Hennip boven den rook, en ontdoen dezelve van het Strooi. Schoon dus het verschillende werk over byna alle dagen van het Jaar verdeeld is, schiet 'er nogthans eenige ledige tyd over. Meest ieder Arbeider heeft nog een klein hoekje lands in eigendom, of wel in huur, tot onderhoud van zyne kleine familie: de dagen, die hy vry heeft, besteedt hy om 't zelve te bewerken. In dit stukje vindt men by elkanderen een hoek Koorn voor de Huisgenooten, een aangelegde weide voor zyn Koei, een klein tuintje, met eene doornhage omcingeld, waarin eenige Roozen tot cieraad, eenige Appelboomen tot bereiding van drank, en wat Peeren voor een goed Vriend. Om kort te gaan, zo 'er te midden van zoo veele bezigheden nog eenige vrye uuren overschieten, zo wordt echter geen derzelve nutteloos verkwist. De Manufactuuren der Steden spreiden haare verlevendigende takken over de wooningen der Landlieden. Ieder Huisman heeft in zyne Stulp één of twee Weefgetouwen; de Vader en de oudste Zoon bewerken dezelve; de Moeder en de Dochters spinnen de Wol of het Catoen, en de kleinste Kinderen winden het op den schietspoel. Ook heerschen hier, (dank zy deeze verknogtheid aan een werkzaam leeven,) eenige deugden, die door het verachtlyke, dat de bynaam van een Normandier schynt mede te brengen, niets van haare waarde verliezen: de Mensch is hier goed, gevoelig, edelmoedig, menschlievend, en bovenal herbergzaam. Hier is geen voorbeeld dat men eenen reiziger zynen dorst liet lesschen met een dronk waters aan den weg; de kelders zyn altyd open, en de armste Inwooner heeft altyd een pot met goeden Appeldrank over, om dien zynen broeder aan te bieden.’ Met vol genoegen weiden de Reizigers voorts uit over het leeven dier gelukkige Landbewoonderen, beschryven derzelver zonderlinge Dragt, en komen voorts te Rouen, de Hoofdplaats van dit Departement; doch leveren 'er | |
[pagina 428]
| |
meer vertellingen van op dan eene beschryving dier Stad, wier Koophandel onbegryplyk groot is, en ter Stapelplaats der Rykdommen, die uit Zee komen, en te Havre ontscheept worden, welke kleine Stad haar aandeel in de beschryving ontvangt, gelyk ook de Monniken van Tecamp, en het zogenaamd Ryk van Ivetot. ‘Dieppe, schryven onze Reizigers, is iets van meer belang. Men kan het met recht de Stad van 't Volk noemen: 'er woonen byna niets dan Matroozen: zy zyn, zegt men, de beste van Europa. Doch geen Zeeman zynde, zo kan ik daar van niet oordeelen; maar ik ben mensch, en kan u zeggen dat zy de eerlykste menschen zyn die men vindt: het is de eenige Stad, waar gemaakte wellevenheid geene goedkeuring vindt; maar rondborstigheid heerscht by allen.’ Deeze Stad bragt eenen richard simon, eenen pecquette, eenen boussard, hervoort. - ‘Boussard! dit was de Naam van een Matroos; maar van een Man, wiens moed, daar hy ruim twintig ongelukkigen aan de woede der baaren ontrukte, wel verdient onsterflyk te zynGa naar voetnoot(*). Zoudt gy wel gelooven, dat in een Historisch Woordenboek, het welk, zo men zegt, door Geleerden verzameld en te Caen gedrukt is, geheel geen Artykel van boussard gevonden wordt? daarentegen zyn alle de bladen opgevuld met Heiligen, Paussen, Koningen, en alle mogelyke Krygslieden. Wanneer zal dan ook eens iemand zich verledigen om een Woordenboek te maaken, waarin men de schoone daaden van Mannen uit het Volk beschreven vindt?’ - Vol toepassings is deeze Aanmerking, en mag ook deeze Vraag hier te lande gedaan worden. Van deezen aart zyn meer tusschengevlogten | |
[pagina 429]
| |
Bedenkingen. Dan wy hebben van dit Stukje genoeg gezegd, en zien, niettegenstaande het berisplyke ons hier weder voorgekomen, het volgende met verlangen te gemoete. |
|