Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerzameling van Stukken in de zaak van Mr. L.P. van de Spiegel, geweezen Raadpensionaris van Holland. Te Amsterdam, by J. van Gulik, 1796. In gr. 8vo. 139 bl.Dit bundeltje Staatsstukken, 't geen, in een klein en overzienbaar tafereel, den Landgenoot voorlicht, 't geen hier en daar, en meest buiten het bereik van 't gewoon gezicht, verspreid was, moet hun welkom weezen; daar het hun in staat stelt, om na te gaan, welk een loop de | |
[pagina 372]
| |
behandeling dier zo veel gerugtsmaakende zaake genomen heeft, welke zich voor als nog verlooren heeft in eene Politique Custodie. Zonder eenig inmengzel of toevoeging worden ons de Staatsstukken, daar toe betrekkelyk, in tydorde, opgegeeven. Als, in de eerste plaats, het Rapport in de zaak van den geweezen Raadpensionaris van de spiegel. Waar in de Burgers b.f. van liebeherr, van sonsbeek en j. verveer, verslag doen van de volvoering des hun opgelegden lasts. Tot de vertraaging van welks volvoering niet weinig toebragt, gelyk zy zich uitdrukken, ‘het eindloos zoeken na de noodige Staatspapieren, welke de zaak inlichten en hun arbeid bekorten moesten: reden waarom ook, onder anderen, het Rapport zelve niet dan ten deele kan voldoen; alzo aan de Commissie de toegang tot dezelve geslooten was, en zy, naa veelvuldige naspooringen vrugtloos gedaan te hebben, zich met gebrekkige Staatsstukken heeft moeten behelpen. Immers de toegang tot het Geheim Besoigne, het welk dees tyd geëxteerd heeft en nog exteertGa naar voetnoot(*), en uit welks Notulen en Decreeten alleen het beloop der ministerieele verrigtingen van van de spiegel moest worden naagegaan (ten minsten zo die Notulen en Decreeten aldaar voorhanden, en niet reeds zoek gemaakt, waren,) bleef voor de Commissie geslooten, en borneerde haare werkzaamheid tot het doorbladeren van losse en weinig zamenhangende Stukken, die tot de zaak in onderzoek weinig of niets afdeeden. Ook ontbraken 'er nog ter Secretarye van Holland verscheide Secreete Resolutien van H.H. Mogenden, welke aldaar anders altyd compleet bezorgd wierden; maar die sedert een geruimen tyd vóór deeze Omwenteling agter gebleeven waren, en waarschynlyk nog in scriptis by H.H.M. berustende zyn.’ - Klagten, herhaalde klagten, waar over wy niet hebben kunnen naalaaten ons hoogst te verwonderen. Eer de Leden deezer Commissie overgaan tot onderzoek van het gehouden gedrag van van de spiegel, geduurende den loop zyns Raadpensionarisschaps, doen zy een voorloopig verhaal van 't geen 'er kort naa de jongste Omwenteling, omtrent zyne Demissie, Arresta- | |
[pagina 373]
| |
tie, zo van zyn persoon als papieren, Verhoor, en andere hier toe betrekkelyke omstandigheden, heeft plaats gehad. Dit is kort. Breedspraakiger is de voordragt van de behandeling der zaake van den Commis bernardus pieter van lelyveld, waar van, gelyk de Rapporteurs te regt aanmerken, ‘de minste omstandigheid op zichzelven belangryk is, en over het geval, 't welk hun te behandelen staat, beurtlings licht en duisternis verspreidt.’ Het verhaalde onderzoek ten opzigte dier beide Persoonen geeft hun gronds genoeg om rondlyk te verklaaren, ‘dat 'er wel degelyk materie is om een gestrenger navorsching en onderzoek omtrent het ministerieel gedrag van den gemelden van de spiegel daar te stellen.’ - Twee drangredenen persten hun deeze verklaaring af. - ‘De eerste het gehouden gedrag van den Commis van lelyveld in het questieus geval van den ontcyferden Brief; en de andere de zeer gehazardeerde betuiging van van de spiegel, dat hy geene Papieren onder zich hadt, waar op van wegen den Lande eenige aanspraak kon gemaakt worden.’ Dit wordt breeder ontwikkeld op eene wyze die de Rapporteurs doet vraagen of van de spiegel ‘met het gegeeven algemeene Antwoord volstaan kan op de aan hem gedaane byzondere Vraag: of hy niet de noodige aanwyzing kon doen, waar die Papieren te vinden waren?’ Ten opzigte van welke zy aanmerken, dat hy tyds genoeg in overvloed gehad hadt om alles in verzekerdheid te stellen. Hier aan hegten de Rapporteurs een Schets van den tyd der Ministerieele Bediening deezes Mans, om te zien in hoe verre 'er nadere gronden zich opdeeden om eene gestrenger naavorsching en onderzoek omtrent zyn gedrag daar te stellen. Dit gedeelte is zeer belangryk en toelichtende voor de Vaderlandsche Geschiedenis van dat Tydperk. ‘Het zou zich (dus laaten zy zich, onder andere, hooren, naa het ophaalen van veele bedryven deezes schranderen doch bedrieglyken Staatsmans,) hadden wy de noodige inzage in 's Lands papieren, niet moeilyk vallen, aan te toonen, dat wy de zo schreeuwende uitputting van Hollands Financieweezen alleenlyk te danken hadden aan het misbruik, dat van de spiegel van de onbepaalde vrye dispositie van 's Lands penningen tot de secreete zaaken gemaakt heeft. Schoon wy evenwel gelyktydig verzekerd zyn, dat wy geen | |
[pagina 374]
| |
spoor hier van zouden vinden in de Resolutien en Decreeten van Holland, al lagen dezelve allen open voor ons. Immers heeft dit geen bewys van nooden, dat de vorm van finantieele directie, en het practyk in deezen gebruiklyk, geduurende het voorig Bestuur, van dien aart geweest zyn, dat de staat van ontvangst en uitgaaf niet mank kon gaan, en dat, ter suppletie van elk deficit, en tot goedmaaking der buitengewoone schreeuwende uitgaven, die 'er plaats hebben gehad, men gereedlyk de toevlugt heeft weeten te neemen tot de Generaliteits Ordonnantien, welke ten behoeve der Admiraliteiten, Oost- en Westindische Colonien, als anderzins, ruimschoots geslaagen en uitgegeeven zyn geworden, zonder dat de yverigste navorschingen in de gewoone administratie der provinciaale Financien immer in staat zullen zyn, het waare emploi daar van te kunnen ontdekken.’ Met een wenk slaan zy het oog op 's Mans verdagt gedrag in Zeeland, en betuigen vervolgens, redenen te hebben, om rondelyk te verklaaren, ‘dat het gedrag van van de spiegel, geduurende den ganschen loop van zyn Ministerie, als Raadpensionaris van Holland gehouden - zo in het niet alzins observeeren van zyne Instructie, - in de zaak der Brabantsche Revolutie, - in het inwikkelen van deezen Staat in den Franschen Oorlog - in de daaromtrent geën tameerde Negotiatien met Engeland en Pruissen - in het doordringen van de enorme Geldnegotiatien, die successivelyk hebben plaats gehad, en in de ongemesureerde verspillingen van 's Lands penningen, als in het moedwillig verwaarloozen van 's Lands belangen, ten hoogsten suspect zo niet directlyk strafbaar voorkomt.’ Waar op zy voorts de openlyke verklaaring gronden, ‘dat de persoon van van de spiegel meer dan suspect - zyn ministerieel gedrag misdaadig - en Hy in allen deele aan de Bataafsche Natie in 't algemeen, en aan het Volk van Holland in 't byzonder, rekening en verantwoording schuldig is, van al 't geen hy, geduurende zyn Ministerie, of zelve verricht heeft, of in zyne qualiteit heeft doen of laaten verrichten, en dat, overzulks, eene strengere naavorsching en rechterlyk onderzoek van zyn ministerieel gedrag eene zo pressante zaak begint te worden, | |
[pagina 375]
| |
dat dit handleidend Rapport, met alle de daar toe relative stukken, ten spoedigsten mag gesteld worden in handen van een, in dit zoo extraordinair, als hoogstbelangryk, geval, door deeze Vergadering speciaal te benoemen Fiscus, gelast om eene formeele acte van beschuldiging tegen denzelven van de spiegel op te maaken, eisch te doen, en het recht van het Bataafsche Volk, by het Hof van Holland, tegen hem waar te neemen; terwyl inmiddels gemelde van de spiegel, uit het Huis in 't Bosch, na de Gevangen Poort getransporteerd, en in zekerder bewaaring moet worden gesteld.’ Ten dien eigensten dage werd, in gevolge van een Besluit der Provisioneele Representanten van het Volk van Holland, van de spiegel, uit het Huis in 't Bosch, na de Voorpoorte van den Hove overgebragt, en, op den 27 October 1795, de Burger jan valckenaar, Hoogleeraar in de Regten aan 's Lands Universiteit te Leyden, tot Fiscaal in deeze zaak aangesteld. De Brief van deezen Fiscaal, welke hier geheel gevonden wordt, eindigt, ‘dat het hem onder eerbiedige correctie voorkwam, dat het verblyf van den Persoon van van de spiegel, op de Voorpoorte, buiten decreet van den Rechter, niet langer zou behooren te worden geprolongeerd; te minder, daar de redenen van prudentie, die de Burgers Representanten op den 14 Oct. laastl. daar toe hadden gepermoveerd, thans minder dringende scheenen geworden te zyn, onverminderd nogthans zodanig eene Politique Custodie, als zylieden, zo volgens de regelen van goede Politie, als tot conservatie van den Persoon van Mr. l.p. van de spiegel zelve, in gevolge hunner bekende aequiteit, in aanmerking van deszelfs lichaamsongemakken, noodig zouden oordeelen.’ Deeze Brief was den 30 Dec. 1795 gedagtekend. Het Besluit, van den 5 Jan. 1796, was, ‘dat van de spiegel provisioneel in eene Politique Custodie zou blyven.’ De Committes van Algemeen Welzyn en van Algemeene Waakzaamheid, werden gevolmagtigd om daar toe der Vergaderinge, zo spoedig mogelyk, eene geschikte plaats voor te draagen, en werd aan deeze Committes het Request ter hand gesteld, door van de spiegel ingeleverd, en in deliberatie gehouden; by 't zelve verzogt hy, onder aangebodene voorwaarden, ontslagen te worden; om daar op zo veel reguard te slaan als de pligten van den mensch, en de betrekkingen tot het weizyn | |
[pagina 376]
| |
van het Vaderland, vorderden, en eenigzins konden gedoogen. Deeze beide Committes verschilden dermaate in begrippen, dat zy geen gecombineerd Rapport konden uitbrengen. Dat van het Committe van Algemeen Welzyn, tot de zagtste zyde overhellende, prees het Huis in 't Bosch aan; blykens het hier geplaatst verslag. Hier tegen overgesteld is de Raadslag van het Committe van Algemeene Waakzaamheid. Met byzonder genoegen zal elk rechtschaapen Minnaar der Vryheid dit stuk leezen. Zie hier den Aanhef: ‘Medeburgers. Het zal zekerlyk de opmerking van het tegenwoordige geslacht, en de verwondering der Nakomelingschap, bezig houden, dat wy zo lang en veelvuldig hebben geraadpleegd, over een Man, van wien het weldenkend gedeelte van het Volk, dat wy vertegenwoordigen, en wy allen het eens zyn, dat hy voor Nederland, en byzonder voor deeze Provincie, een geessel geweest is, zodanig als de geschiedenissen deezer streeken schaars een voorbeeld kunnen opleveren - want het problêma, of l.p. van de spiegel, voorheen Raadpensionaris by het heilloost bewind, dat hier immer bestondt, schuldig is of niet, is het alleen voor de formvolle Judicieele Rechtbank; in onzer aller harten is het reeds voorlang opgelost - deeze langwyligheid, die onze Vyanden greetig voor een bewys onzer zwakheid zullen verklaaren, en waar in onze Vrienden meenen de ontoereikendheid te ontdekken onzer Wetten voor onzen toestand, is ondertusschen in deezen zeer verschillend van die gewoone, die geheel Europa, 't zy te rechte of te onrechte, ons ten laste legt; zy is hier het gevolg niet van ons Nationaal Character; maar van eene Deugd, waar op wy ons verheffen mogen.’ Aangetoond hebbende, dat Eerbied voor de Wetten onzer Voorvaderen, die de Burgerlyke Vryheid het kragtigst beschermen, hun in deezen met omzigtige schreden hadt doen voortgaan, vervolgen zy: ‘Maar, Burgers Representanten! als wy hierin onze eer en onzen roem verzekerd hebben, dan behooren wy die ook bestendig te maaken, door zorg te draagen, dat de ongeschonde hulde, die wy steeds aan het Palladium der Burgerlyke Vryheid toebrengen, niet ontaarte in die laffe en slaafsche aankleeving, die ons beletten zou, naar maate der voorkomende gevallen, ook met behoo- | |
[pagina 377]
| |
relyke uitzondering te handelen. - Langwyligheid, zonder zulk eene edele beweegreden als wy hadden, zou ons vernederen; maar deeze zwakhartigheid zou ons veragtlyk maaken - dan zou onze eerbied strafbaar, en voor de Vryheid haatlyk worden - aan alles is eene zekere maate gesteld; ook zelfs de deugd wordt door overdryving schuld; en, voegde geene Wraakzugt aan de Vertegenwoordigers eener Natie, zeker ook geene zwakheid moet hen ontëeren. Onze pligt ligt tusschen die beiden in, deeze is de Rechtvaardigheid; door haar alleen kunt gy, met de boozen te doen beeven, en de goeden gerust te stellen, geraaken tot uw verheven doel, naamentlyk het Geluk des Volks.’ In 't breede houden zy daar op de redenen voor, die huns oordeels de keuze van het Huis in 't Bosch afraaden, en die pleiten voor eene andere plaats, onverschillig welke; het Kasteel van Woerden egter als geschikt aanpryzende. In de behandeling deezes onderwerps straalt Vryheidsmin en een Geest van Gelykheid door, die alles met genoegen doet leezen van alle welgezinden. Het Besluit was, dat, om de nabyheid van de Residentie en daar uit mogelyke gevolgen, de voorslag van het Huis in 't Bosch, ter Bewaarplaatze, verworpen wierd, en beide de Committes last kreegen na eene andere geschikte plaats om te zien. Deeze vondt men eerlang op het Kasteel te Woerden, waar, terwyl wy dit schryven, de geweezen Pensionaris nog in Politique Custodie zit. Wyders is hier ingevoegd een Brief van joh. valckenaar, betrekkelyk zyn Advys in deeze zaake uitgebragt, als mede de Concept-Missive aan de Provisioneele Representanten van Zeeland. Breeder, dan wy van Staatsstukken gewoon zyn, hebben wy op deeze stilgestaan. 't Belang der zaake vorderde zulks. Wy durven ook verzekeren, dat veelen, anders afkeerig van Staatsstukken te leezen, dit, althans op de meeste plaatzen, niet geeuwende uit de hand zullen leggen. |
|