Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReis door Spanje, gedaan in de Jaaren 1786 en 1787, in 't byzonder met opzigt tot den Landbouw, Manufactuuren, Koophandel, Bevolking, Belastingen en Inkomsten, van dat Land, door J. Townsend, A.L.M. en Predikant te Pewsey, in het Graafschap van Wilts. III Deels 1 Stuk. Te Haarlem, by A. Loosjes Pz. In gr. 8vo. 192 bl.Hoe gaarne wy ons verslag van gewigtige Werken onafgebrookener willen voortzetten, worden wy in dit oogmerk niet zelden verhinderd door andere tusschenbeide komende Schriften, wel van minder aangelegenheids; doch die, door de Tydsomstandigheden, om den voorrang schreeuwen. Altoos egter daar aan het oor te leenen, zou de weezenlyke waarde onzer Letteroefeningen te kort doen; 't is daarom dat wy de Reis door Spanje van townsend weder ter hand neemen. Met het Stuk des Deels, hier boven aangekondigd, gaat onze keurige Reiziger van Cadix na Malaga. Wy moeten met hem niet toeven op alle plaatzen, waar ons daar toe gelegenheid wordt aangeboden; maar slegts nu en dan staan blyven. Dit doen wy eerst te Malaga, als de Schryver gewaagt van eene zeer nuttige Instelling, die ongemeen wel geschikt is voor een Land, waar de | |
[pagina 303]
| |
Boeren doorgaans arm zyn. ‘Zy draagt,’ schryft hy, ‘den naam van monte pio, en is eigenlyk eene provinciaale bank; doch met geen ander oogmerk opgericht, dan om aan de Landlieden geld te leenen zonder rente, ten einde hetzelve tot den aanbouw hunner Landeryen te besteeden. Het daar toe noodige Kapitaal ontspruit uit de openstaande geestelyke ampten, espolios y vacantes genaamdGa naar voetnoot(*). In Gallicien wordt het zelfde fonds gebruikt tot het aanmoedigen en bevorderen der Visscheryen.’ Van Malaga begeeft zich onze Reiziger na Granada. Van de groote Giften, daar aan de Armen uitgereikt, gesprooken hebbende, maakt hy deeze aanmerking, die ook elders dan te dier plaatze past. - ‘Deeze mildbedeelde Bedelaars zyn ongetwyfeld noodlydende menschen; doch hier mag men billyk vraagen: zyn dezelve wel in de daad geschikte voorwerpen van medelyden? en behoorde men hun in de vaste overtuiging te laaten, dat zy in alle gevallen ondersteund en geholpen zullen worden? Zy moeten, zonder deezen bystand, van gebrek vergaan; maar met denzelven zullen zy hun nutloos ras voortplanten. Zonder dien zouden zy niet aanweezig zyn: en met dezelve teelen zy voort, en vermenigvuldigen de voorwerpen van ellende. De liesdaadigheid verdient niet langer deezen naam, zo dra zy enkel strekken kan om het gebied der menschlyke ellende te vergrooten. Ware het mogelyk de armoede te verbannen door eenige andere middelen, dan door arbeid en onafgebrooken vlytbetoon, dan zou men de milddaadigheid veilig mogen vergunnen haare handen uit te strekken, ten einde de naakten te kleeden, de hongerigen te spyzen, de dorstigen te drenken, en de behoeftigen huisvesting te bezorgen. Maar eene milddaadigheid zonder aanzien van persoonen is ten | |
[pagina 304]
| |
allen ongelukke juist de dringendste aanmoediging tot luiheid, overdaad en ondeugden. Deeze grondbeginzelen kunnen nimmer te diep ingedrukt worden. Zy worden nogthans zo weinig begreepen, dat men dezelve niet alleen in Spanje, maar zelfs by verlichter Natien, over 't hoofd ziet, of het tegendeel te werk stelt, en dit geschied nergens meer dan in Engeland.’ - Wy voegen 'er by, dat Holland, althans op eenige Plaatzen, ook ryklyk deel in deeze verkeerdheid gehad hebbe. In den tegenwoordigen tyd, daar noodzaaklykheid gebiedt van deeze te kwistige uitdeelingen af te zien, ontdekt men te dier Plaatzen, meer dan elders, eene ongeschiktheid en weerzin van werken; wy onthouden ons van plaatslyke voorbeelden, die in menigte voorhanden zyn, op te haalen. Townsend vervolgt zyne Reis van Granada na Carthagena, beschryft Guadix en Lorka. Te Carthagena ontmoet en tekent hy veel merkwaardigs op. Daar misbruiken ziende en gispende, laat hy zyn eigen Land, strydig met de doorgaande gewoonte der Engelsche Reizigeren, niet ongegispt. Van de onkosten, besteed aan de te Carthagena door vyf honderd Soldaaten bewaakt wordende twee duizend Slaaven, wier werk geen tiende gedeelte bedraagt van de kosten daar toe aangewend, spreekende, gaat hy voort. - ‘De ongerymde gewoonte, om veroordeelde Misdaadigers ten dienste van het land te doen arbeiden, is tot Spanje alleen niet bepaald. Wy hebben dezelve mede ingevoerd in ons verlichter Eiland, gelyk men zien kan te Portsmouth, waar de Opperopziender van de Artillery bezigheid verschaft aan twee of drie honderd schelmen, die ongelyk beter gevoed worden dan de eerlykste, vlytigste en zuinigste, Boer in Engeland. Zy krygen voor hun daaglyksch rantsoen meer dan achttien oncen brood, byna een pond vers vleesch, een once kaas, een pint soep, omtrent een pint bier, en ruimen overvloed van aardappelen. Moet men niet bekennen, dat men, met dit voedzel, goede kleederen, gemaklyke huisvesting, en ligt werk, derzelver toestand voor een vlytig, maar arm man, in de daad, benydenswaardig maakt? En nogthans kost het Onderhoud deezer Fielten zo veel geld aan de Natie, dat van de som, voor ieder van dezelven besteed, een geheel huisgezin in tamelyken overvloed zou kunnen leeven.’ | |
[pagina 305]
| |
Was Spanje niet éénig in de verkeerdheden, welke wy uit dit Deel tot dus lange uitkipten; eene verkeerdheid, die éénig, zo wy gelooven, althans hoopen, in haare soort mag genoemd worden, kunnen wy niet onopgetekend voorby treeden. Van kwaadaartige Koortzen te Carthagena gesprooken hebbende, die, in den Jaare 1785, alleen in de drie Herfstmaanden, vyf en twintig honderd menschen, en in het volgend jaar nog drie en twintig honderd, wegsleepten, vermeldt hy het Hofbevel, aan alle de Artzen gegeeven, om hunnen Zieken geen ander Geneesmiddel voor te schryven, dan dat van Don joseph masdeval. Dit middel wordt hier vermeld, met eenige aanmerkingen over de werking; waar op onze Reiziger vervolgt: ‘De Artsen te Carthagena toonden zich bereidwillig om aan dit Geneesmiddel al dat vertrouwen te schenken, welk het verdiende, en geen ander voor te schryven, wanneer zy overtuigd waren, dat zulks veilig kon geschieden; doch zy oordeelden het onbillyk, dat men hen, in alle gevallen, het gebruik van andere Geneesmiddelen verbood. Zy zonden, derhalven, hunne tegenbedenkingen ten Hove, maar kreegen ten antwoord eene stellige order van den Koning, dat zy zich moesten onderwerpen aan den Intendant der Scheepstimmerwerf, en niets dan volgens zyne onderrigting mogten voorschryven. Terstond na de aankomst van dit Bevelschrift, deedt de Intendant alle de Geneesheeren by elkander komen, en maakte hen den Koninglyken Wil bekend; daar byvoegende, dat, in geval van ongehoorzaamheid, de kerkers gereed waren, en de wachten bereid stonden om zyne bevelen uit te voeren. De Artsen beklaagden zich hier over; doch met weinig vrucht: want, toen de Intendant zeer ernstig beduid hadt dat men niets minder dan eene volstrekte onderwerping eischte, bewilligden zy om het Opiaat in alle gevallen voor te schryven, en, ten einde het blyken mogt dat zulks hun oprecht voorneemen was, tekenden zy een getuigschrift, dat zy geen ander Geneesmiddel voor zo kragtig en vermogend kenden als dit, 't welk de Koning aangepreezen hadde. Het Volk onderwierp zich echter zo gewillig niet aan het Koninglyk Bevelschrift. Toen 't zelve vernam, dat de Artsen hunne Voorschristen niet verande- | |
[pagina 306]
| |
ren mogten naar vereisch van zaaken, en volgens de omstandigheden der ziekte, waar door men kon aangetast worden, weigerde het volstrekt de hulp der Geneesheeren in te roepen, en besloot liever deszelfs leven of dood aan het geval over te laaten. - Zo haast diensvolgens aan het Hof bericht werd gezonden, dat de Artsen gevaar liepen van honger te sterven, en het Volk, wegens gebrek aan bystand, in menigte stierf, bedaarde de Minister, die eindelyk zyne toestemming gaf om de zaak in verschil by te leggen; laatende aan de Zoonen van esculaap de vryheid, om ten welzyn van de burgerye over het algemeen, volgens derzelver eigen oordeel, te werk te gaan; doch hen te zelver tyd noodzaakende, aan alle de lyders in het Koninglyke Hospitaal, geene andere geneesmiddelen, dan alleen het Opiaat, voor te schryven. Dit is misschien het eerste voorbeeld, dat een willekeurig gezag de verrichtingen der Geneesheeren in deezervoege heeft gedwongen, en die klasse van Burgeren tot eenpaarigheid in het vak van hun beroep heeft willen noodzaakenGa naar voetnoot(*).’ Het Stadsbestuur van Carthagena heeft zeer in 't oog loopende gebreken: één zullen wy ten voorbeelde ophaalen. ‘Niets,’ schryft onze Reizlger, ‘kan gebrekkiger zyn dan de Regeering van erflyke Regidores, welke men de dertig Dwingelanden zou mogen noemen (want dit is hun getal). Doch, om het juk nog ondraagelyker te maaken, is het ainpt van escrivano dél numero insgelyks erflyk, en mag zelfs in gedeelten verkogt, of door eenen Stedehouder waargenomen worden. Hoewel de Syndicos, even als de Romeinsche Tribunen, door het Volk worden aangesteld, hebben nogthans de Regidores by derzelver verkiezing den meesten invloed: en dewyl zy telkens maar voor één jaar gekoozen zyn, durven zy op geenerlei wyze al te naauwgezet zyn in het waarneemen van hunnen plicht jegens derzelver medeburgeren. | |
[pagina 307]
| |
Men verhaalt, dat, in gevolge van dit gebrekkig zamenstel van Regeering, de Regidores, zo wel als de Escrivanos, bestendig hun best doen om het Volk uit te zuigen. Dit is zeker, dat zich voor de eerstgenoemden veele gelegenheden daar toe opdoen, behalven de zetting van den prys der leevensmiddelen. Onder de gewoonste, doch ook tevens de meest in 't oog loopende, knevelaaryen, behooren zekerlyk het uitvinden van nieuwe Ampten, met meer dan ruime inkomsten, zo voor zichzelven, als ten voordeele hunner afhangelingen. Wyders ook het onderling verdeelen van aanzienlyke geldsommen, onder voorwendzel van Springhaanen te verdelgen, wanneer 'er maar weinige of geheel geene zwermen van die Insecten te vinden zyn: waar na zy aan het hof valsche berichten inleveren, met byvoeging van zulke getuigschriften wegens hunne waakzaamheid, dat zy met loftuitingen worden overlaaden, in plaats dat zy veel eer de strengste bestraffing verdienden. - Onder dit zelfde voorwendzel hadden zy, niet lang geleden, driemaal honderd duizend Realen, of omtrent drie en dertig duizend guldens, in rekening gebracht, en lieten zich deeze aanmerkelyke som opbrengen door middel van een arbitrio, of algemeene belasting op de Ingezetenen, hoewel geen sterveling kon te weeten krygen, welk gedeelte van de omliggende landstreek door Springhaanen was bezogt geweest. Het zou gevaarlyk zyn de minste klachten te doen over zodanige misbruiken, als zynde de slaafsche afhangelykheid hier reeds tot die hoogte geklommen, dat ieder burger niets zo zeer ter harte neemt dan de gunst en bescherming van eenen Regidor deelachtig te mogen worden, als in de daad het eenigst middel zynde om voor zyn persoon en eigendommen in veiligheid te kunnen leeven. Deeze omstandigheid toont allerduidelykst aan, dat 'er eene zeer gebrekkige Regeering plaats heeft, en de Wetten slegt gehandhaafd worden; want waar men zulke machtige beschermers en derzelver afhangelingen ziet, daar mag men ook dit zeker gevolg daar uit opmaaken, dat de Wetten krachteloos zyn, en het geweld zich op den throon des rechts en der billykheid gevestigd heeft.’ De laatste Afdeeling behelst de Reis van Carthogena na Alicanten. Om ten opzigte van de laatstgemelde Stad iets over te neemen, diene het volgende: ‘lk vermaak- | |
[pagina 308]
| |
te my in de groote Kerk niet weinig, hoewel geenzins met haare bouworde, veel minder nog met eenige altaaren; maar 't geen waar op ik myne aandacht vestigde was een, door het Collegie van Kardinaalen vergund, en door den Aardsbisschop benevens den Bisschop bekragtigd, soort van privilegie, bestaande in twee duizend vyf honderd en tachtig dagen aflaat voor ieder boetvaardige, die, voor het altaar van de Moedermaagd, zal zeggen ave maria purissima (wees gegroet allerzuiverste maria,) en even zo veel voor allen, die, deeze woorden aanhoorende, antwoorden zullen, sin peccado concebida (onbevlekt, of zonder zonden ontvangen.)’ Van den Koophandel, te deezer Stede gedreeven, die zeer sterk is, ontmoeten wy hier keurige berigten; dan wy hebben lang genoeg by onzen onderwyzenden en verlustigenden Reiziger, voor ditmaal, getoefd, en zullen hem welhaast tot op het einde zyner Reize vergezellen. |
|