Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReis door de Departementen van Frankryk, door een Gezelschap van Kunstenaars en Geleerden. Met Kaarten en Plaaten. l'Aspect d'un Peuple Libre est fait pour l'Univers. J. la Vallée, Centenaire de la Liberté, Act. 1. Te Parys, by Brion, Buisson, l'Esclapart, Desenne, en de Directeurs der Drukkerye du Cerele Social. Te Gouda, by H.L. van Buma en Comp., 1795. No. II en III.Genoeg hebben wy van den aanleg deezes Werks gezegd, toen wy No. 1. onzen Leezeren bekend maaktenGa naar voetnoot(*). Onze algemeene aanmerking was: ‘Alleen zou men naa het afleezen wel wenschen nog meer byzonderheden vermeld te vinden.’ - Deeze Aanmerking herhaalen wy, met dubbel regt, naa het afleezen van No. 2, het Departement van Seine en Oise beschryvende. De Aanvang is niet ongeestig: ‘Schoon wy Parys verlaaten hebben, zo zyn echter deszelfs konsten luister en pracht, ons bygebleeven: wy bevinden ons thands op het veld; wy zoeken, wy ondervraagen de Natuur - en het is de trotsheid der Koningen die ons antwoordt: de Kasteelen, de Tuinen, de Perken zyn de goudene ketenen, waar mede de Dwingelanden haar de handen kluisterden. Wy hebben de onze verbrooken, en zy draagt nog de haare, overal vindt men hier de Tempels van eene onkuissche Vrouw, of van een verwyfden Wellusteling, die de aarde tot een last verstrekken en ouvrugtbaar maaken, en, zo ons gezicht over den grond naar het voedzel voor den armen zoekt, worden wy door de beelden der Priapen genoodzaakt de oogen naar beneden te slaan.’ In de Beschryving van dit Departement voortleezende, vinden wy zeer weinig dat eigenlyk ter zaake dient; veel dat 'er buiten om loopt; en eene menigte van Vertellingen, vol stekeligheden, vol spotterny, en niet kiesch. Dubbelzinnigheden, gelyk wy, bl. 15, 'er een ontmoeten, doen ons het oog nederslaan, of liever afwenden, gelyk onze Reizigers op het zien der Priapen. | |
[pagina 222]
| |
Met eenig meer genoegen hebben wy onze Reizigers, No. 3 doorleezende, vergezeld in het Departement van l'Oise. ‘Wy verwyderen ons,’ dus vangen zy aan, ‘thands van Parys. De luister, de majesteit en pracht, in een woord, het voorkomen van de grootheid deezer Stad, wier schakeeringen zich over den aardbodem schynen te verspreiden, gelyken de schaduw der Piek van Teneriffe over de Zeeën, begint langzaamerhand te verminderen, en gunt ons oog over ruime vlaktens, minder met paleizen en tuinen overlaaden, rond te gaan. Het schynt dat de Natuur, by ieder tred, zich voor ons van de ryke en verschillende bekleedzelen der konst meer ontdoet; en 't geen wy verliezen in bewondering, winnen wy in waar genot. - Eindelyk hebben wy de goedaartigheid, de opregtheid, eenvoudigheid, en de openhartigheid, die beminnenswaardige bewoonderessen der stulpen; die zagte deugden van het land, weer gevonden. Thands zien wy den Landman al zingende den weldaadigen ploeg volgen: het geluk vertoont zich aan ons met zyn vreedzaam gelaad; welk een heerelyk gezicht zyn niet de vrugtbaare Landsdouwen voor een gevoelig mensch! Hy ziet het aanweezen zyner Broederen in de vooren, als 't ware, iageschreeven.’ De Inwoonders, de Grond, de voornaamste Plaatzen, krygen haar deel in de Beschryving. Dan schandelyke Historien van de Geestlykheid, en van Vorsten, worden niet vergeeten; schoon door andere afgewisseld. Het Paleis van Chantilly wekt de geestdrift, om tegen dit slag van Gebouwen uit te vaaren, by den Reisbeschryver op. - Niet ongepast, en kan zulks ook elders toepassing vinden, is de opmerking: ‘Zondt gy gelooven, dat 'er in deeze begochelende Wandelingen een hoek is, die men het Dorp of Gehucht heet. Dit Gehucht schynt, op het eerste voorkomen, niet dan uit geringe hutjes te bestaan. Was het uitgedacht door eenig waar Wysgeer, dan zoude het zo kwaad niet zyn; wanneer een Vorst, dronken van zyne grootheid, terwyl hy in deeze tuinen wandelde, bezig was de zaaden van eene nieuwe verdrukking, die in zyn hart opkwam, te koesteren, dan kon hy mogelyk, door het onverwagt aanschouwen van een nederig Hutje, zich laaten vermurwen, en dit Gehucht, hier geplaatst, kon mogelyk den weg baanen, langs welken de knaagingen tot in de ziel van eenen machtigen Vorst doordrongen; maar hier is het gansch anders gelegen; het is eene poort te meer geopend tot de ondankbaarheid; in deeze Hutjes vindt men allen toestel der Weelde; de onteerde Stulp bedekt hier de vergulde hoolen der Wellust, en het is alleen, om in één oogenblik de vrugten van den arbeid des Volks te verslinden, dat men zich daar onder het herbergzaame strooidak verbergt. - Maar, wat zeg ik? de Grooten hebben dezelve op hunne wyze | |
[pagina 223]
| |
vercierd! konden zy dan gevoegelyk daar het eenigst cieraad plaatzen, dat hun dienstig was? Dit is immers de Deugd, en die bezaten zy niet.’ Geen wonder, dat, by de vermelding van dit Vorstlyk Paleis, zeer afsteekt Ermenonville, de Lustplaats van M. girardin, de Bewaarplaats der Assche van rousseau, hier afgemaald met de gloeiendste kleuren van goedkeuring, en vermelding van veele reeds bekende byzonderheden. ‘Wy verlieten, zegt de Reisbeschryving, Ermenonville met tegenzin: 'er zyn zommige plaatzen, die het lichaam wel verlaat; maar waar de ziel nogthans tegenwoordig blyft: alleen zeiden wy tegen elkanderen, by het vertrek van Ermenonville: prusias gaf een Intrek aan hannibal, en girardin aan rousseau. Girardin is meer dan prusias!’ In dit eigenste Departement treffen wy de Geboorteplaats aan van calvyn. Die Man ontgaat deezer Reizigeren opmerking niet. Wy zullen overschryven wat zy des vermelden. ‘In dit Departement is de beroemde calvyn gebooren. Dus heeft Noyon, door hem het leeven te schenken, een moordpriem meer gevoegd by den bundel dolken, die de Papisten, zederd zo veele eeuwen, in handen gehad hebben. Wanneer doch zal die dag gebooren worden, dat de aarde een groot Man voortbrenge; zonder aan de dweepzieke woede der Priesteren voedzel te verschaffen? - die dag zal voorzeker de dag der Vryheid voor de geheele Waereld zyn. De Priesters! .... Zy hebben calvyn een Ketter genoemd. En wie maakte hem tot een Ketter? Was het niet het Edict van françois I, waar over hy verontwaardigd was, die de Hervormden ten vuure doemde. Helaas! indien dit zo is, dan betekent het woord Ketter een Eerlyk Man. Dit Departement was insgelyks het Vaderland van dubos een voornaam Man voor Onderhandelingen, hier toe opgeleid door den Staatsminister forcy, en wiens Aanmerkingen, over de Dichtkunde en SchilderkundeGa naar voetnoot(*), een der beste Werken is. Hy stierf als altyd aanblyvend Secretaris der Fransche Academie; hy was niet door zyn smaak voor de Vryheid tot deeze post gekomen: want hy heeft in een uitgebreid Werk over de Fransche Monarchie willen bewyzen, dat clovis een zeer geschikt Man was; en dat wy de Franken ingeroepen hadden om ons te regeeren. - | |
[pagina 224]
| |
Wanneer men tegenwoordig de geschiedenissen leest, verwondert men zich over de wyze op welke zommige Menschen die geschreven hebben. Dit Departement kan met meerder roem zich rekenen, een van de eerste geweest te zyn, waar de geest der Vryheid in de inrichtingen tot openbaar onderwys is doorgedrongen. De Studenten in de Philosophie droegen in het eerste begin der Revolutie eene stelling aan de Bestuurderen van het Departement op, waar in reeds de Rechten van den Mensch verdeedigd worden: het Opschrift daar van was: de Heere heeft Richteren verwekt, die hun uit de handen der Verdelgers zouden redden.’ |
|