Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 341]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.De man van bedryf, geschetst.Die met een bedrieglyke hand werkt wordt arm; maar de hand der vlytigen maakt ryk. Die in den Zomer vergadert is een verstandig Zoon; maar die in den Oogst vast slaapt is een Zoon die beschaamd maakt. Die zich slap aanstelt in zyn werk is een Broeder van den Doorbrenger. (Naar het Engelsch.)
Met niet min leedweezen dan volle overtuiging, moet men bekennen, dat de Zeden der tegenwoordige Eeuwe niet zo gunstig zyn tot het behoorelyk volbrengen van de burgerlyke en gezellige Deugden des Leevens, als tot het voortzetten van Vermaakneeming en het bederven des Verstands. Veel rede is 'er, om te dugten, dat een toeneemende begeerte tot het geen men Vermaak noemt, eene natuurlyke gezellinne van een bedorven smaak in 't genot van 't zelve, zeer zal strekken, om de beantwoording aan de beschryving van een Man, die zich van den algemeenen hoop der Menschen onderscheidt als een Man van Bedryf, zeer schaars te doen worden. De Man van Bedryf is, nogthans, zo hoog te schatten in elken betreklyken Leevensstand, en brengt zo uitsteekend veel toe aan de sterkte en het welweezen der Maatschappye, dat het onmogelyk is zyn Character zonder bewonderende eerbiedenisse te beschouwen. De Man van Bedryf is niet alleen een cieraad, maar een sterk steunzel, der Maatschappye, en door orde, geregeldheid en eenpaarigheid te bewaaren, zo verre de kring zyner bedryven zich uitstrekt, wordt hy een der nuttigste Weldoeneren zyner Medemenschen. Verscheide hoedanigheden worden 'er vereischt om den Man van Bedryf te vormen. De voornaamste zyn - Opvoeding - Gezond Verstand - Deugd - Gemaatigdheid - Geregelde Tydsverdeeling - Stiptheid in | |
[pagina 342]
| |
het naakomen van Verbintenissen - Vaardigheid in het uitvoeren zyner Zaaken - Gepastheid in Uitgaven - Afkeer van 't Spel. - Vastheid van geest om zyn Character te bewaaren. Laaten wy deeze hoedanigheden doorloopen, en te voller kennisse wat van naderby beschouwen. De Opvoeding eens Mans van Bedryf, schoon niet altoos 't geen men eene Geleerde Opvoeding noemt, schoon ze hem tot geen diepzinnig Redeneerkundigen of Taalkundigen maake, is, nogthans, zodanig, dat ze hem al het noodige leere, en verheffe boven de verlegenheden en misslagen, waar toe de geheel onkundigen en ongeletterden vervallen. Geregtigt dezelve hem niet om op eene Hoogeschool eenige Waardigheid weg te draagen; zyne voorraad van kundigheden zal genoegzaam weezen, om voor te komen, dat hy mishaagelyk worde. Hy bezit 't geen eene algemeene kennis van de dagelyks voorkomende zaaken mag heeten, terwyl zyne meer bepaalde naspeuringen bepaald zyn tot dat slag van Bezigheid, waar toe hy door zyn Leevenslot, of Verkiezing, verpligt is. In andere zaaken zal men hem niet voorbaarig of beslissend vinden, en over 't geen zyne eigene betreft zal hy spreeken met die vaardigheid en juistheid, welke toonen, dat hy zyne zaak volkomen meester is. Naast zulk eene Opvoeding mogen wy Gezond Verstand plaatzen. Van deszelfs gebruik hangt voor geen gering gedeelte af, dat hy het Character eens Mans van Bedryf verdient. Het valt bezwaarlyk te bepaalen wat men door Gezond Verstand te verstaan hebbe, zo verschillend zyn de denkbeelden daar over gevormd. Als eene gaaf der Natuure, en niet gereedlyk door Oefening te verkrygen, valt het bezwaarlyk 't zelve ontleedend te beschryven, en niet gemaklyk te zeggen wat 'er toe behoort om Gezond Verstand te vormen. Zo veel, egter, mogen wy opmerken, dat het eene hoedanigheid is, welke het bezit van alle andere hoedanigheden, deugden en begaafdheden, waarlyk nuttig en verpligtend maakt. Het belet Geleerdheid in Schoolvossery te veraarten; het wederhoudt Rykdom van Hoogmoed; het bewaart den Bezigen van verwarden en noodloozen omslag; het houdt de Geaartheden en Driften bedaard; is een Vyand van buitenspoorigheid in Uitdrukkingen en Bedryven; met één woord, het strekt dermaate om gebrek aan Kundigheden en Vernuft aan te vullen, dat het menigvoud misnomen wordt voor het daadlyk bezit van beiden. In de veelvuldige en | |
[pagina 343]
| |
zo zeer zamengestelde belangen des gemeenen Leevens kan niets hooger te schatten te zyn, dan Gezond Verstand. De derde hoedanigheid, in het Character eens Mans van Bedryf, is Deugd. - Ik bevroed gereedlyk, dat aandringen op Persoonlyke Deugd verveelend zal weezen, dat men 'er de neus voor zal opschorten; daar ongebondenheid in Zeden, ten aanziene van dit onderwerp eene wyze van denken heeft ingevoerd, die, onder den naam van vry, met de daad tot losbandig is overgeslaagen. Maar, wanneer wy in aanmerking neemen de Hoogagting, onveranderlyk by het gros des Menschdoms gehegt aan Persoonlyke Deugd; wanneer wy overweegen dat dit eene zaak is, waar over elk kan oordeelen (zelfs de zodanigen, die in alle andere zaaken vry onbevoegde Regters zyn), dewyl het onder 't bereik van hun verstand valt, mogen wy ons verzekerd houden, dat, indien 'er geen hooger beweegredenen waren dan Belang, en het verwerven van Agting, deeze genoegzaam dringend zyn, om ons over te haalen tot een geregeld en goed Leevensgedrag. Maar voor een Man van Bedryf is een leeven van zedelyke regtheid volstrekt noodzaaklyk; want Bezigheid is geheel onbestaanbaar met Ondeugden, die de gezondheid krenken, den tyd doen verwaarloozen, en strekken om alles in verwarring te helpen. Van twee Persoonen, wier Credit geheel of ten naasten by gelyk staat, doch welker eene een losbandig en ongeregeld leeven leidt, en de andere zich braaf gedraagt, kunnen wy niet twyfelen of de laatstgemelde zal het langst vertrouwd worden, en de eerstgenoemde in verdenking vallen, zelfs wanneer 'er nog geen grond van verdenken is. Daarenboven is 'er in een Zedeloos leeven niets manlyks, niets agtbaars, niets 't geen aan de wereld een Character kan opleveren, dat benydens- of beminnenswaardig is; niets dan 't geen de geringste en slegtste onder de Menschen kan uitvoeren. Naauw verbonden aan deeze laatstbeschouwde hoedanigheid, is Gemaatigdheid; en voor een Man van Bedryf niet min onvermydelyk noodig. Weinig woorden zal ik behoeven om deeze hoedanigheid aan te pryzen; naardemaal de tegenovergestelde Ondeugd verderflyk is voor Menschen van alle rangen en omstandigheden. Onmaatigheid verkwist tyd, welken de Man van Bedryf altoos op hoogen prys schat; zy vernielt de gezondheid, en | |
[pagina 344]
| |
verstoort de gerustheid des harten, en, zonder deeze, kunnen geene zaaken van aangelegenheid geregeld worden afgedaan. - Indien men my vroeg, waaraan men hebbe toe te schryven die herhaalde geschillen en beuzelagtige oneenigheden onder de Menschen, welke menigmaal uitbarsten in smaadtaal, zeer hoog loopen, vriendschap verbannen, en de hoop op zamenleevingsgeluk doen verdwynen? Ik zou antwoorden, aan eene Onevenmaatigheid van gesteltenisse, gebooren uit hebbelyke Onmaatigheid, en by zommige Menschen zo onafgebrooken, dat zy gezegd mogen worden zeldzaam geregeld te denken, of zich met bedaardheid uit te drukken, dan wanneer zy door eenig toeval tot eenzaamheid verweezen, of door ziekte bedaard, zyn. De Geregelde Tydsverdeeling is een der hoofdbezigheden eens Mans van Bedryf; en de noodzaaklykheid hiervan doet zich te merkbaarder gevoelen, naar gelange zyn Bedryf eene meerdere uitgestrektheid heeft. By Handeldryvenden is niets meer te bejammeren, dan dat weinigen hunner zich een Geregelde Tydsverdeeling voorgeschreeven, of zich daar aan vastgehouden, hebben. Door mangel hier aan is alles woeling zonder voortgang, drukte zonder uitvoer, belofte in 't oneindige met daar op volgende te leurstelling - van dit alles heeft de Man van Bedryf, ten allen tyde, een zo leevendig bezef, dat niets hem kan beweegen om van zyne schikkingen af te gaan. Niets kan hem meer hinderen of verlegen maaken, dan gebrek aan Geregeldheid in anderen; en men mag met eenige waarschynlykheid veronderstellen, dat hy dikwyls liever een schuld zou kwytschelden, dan een inbreuk op zyn Geregelde wyze van doen vergeeven. Zo gansch noodzaaklyk is de behoorelyke Geregelde Tydsverdeeling voor een Man van Bedryf, dat hy het dikwyls zal waagen het misnoegen van Persoonen, voor welken hy anders agting heeft, op den hals te haalen, dan af te wyken van dien Regel, van welken de Orde zyner zaaken afhangt. Door zulk eene getrouwe aankleeving aan zyn Plan, zal hy, ongetwyfeld, menigmaalen het Character verkrygen, en waarlyk het voorkomen aanneemen, van gestrengheid; doch, wanneer men overweegt, dat, zonder die geregeldheid, zyne zaaken niet met voordeel kunnen gedreeven worden, of vergezeld gaan met Vermaak en Winst, moeten wy toestaan, dat deeze gestrengheid eene daad van regtvaardigheid is, | |
[pagina 345]
| |
verschuldigd aan zichzelven en aan zyne belangen, en die allen, welken met hem te doen hebben, moeten pryzen; naardemaal het ook voor hun van belang en voordeelig is. Ik heb van Vermaak zo wel als van Winst gesprooken; en welk Vermaak kan grooter weezen dan dat des Mans, die, op het einde van een druk bezig besteedden dag, niets onafgedaan gelaaten heeft, 't welk gedaan moest worden, en hy bepaald hadt te verrigten? Vergelyk het genoegen van dien Man met de ongenoegelyke bedenkingen van hem, die, op 't eindigen van den dag, bevindt, dat hy niets geregelds volvoerd heeft, en zo zeer overal geweest is, dat hy nergens iets deedt. Als de volgende dag aanbreekt, weet hy niet waarmede te beginnen, en, wanhoopende iets te verrigten, gaat die dag even bedryfloos verlooren. Zulk een Man kan geen gemak, geen genoegen, hebben; in de daad, de verwarring zyner gedagten gelykt volkomen op de verwarring zyner zaaken, en de zodanigen, die hy eerlang genoodzaakt is in te roepen, om hem uit zyne verwarringen en ongelegenheden te redden, bevinden terstond dat hy ongeschikt is tot Bedryf. By de Geregelde Tydsverdeeling zal de Man van Bedryf voegen, Stiptheid in het naakomen van zyne Verbintenissen. Dit volgt rechtstreeks uit het andere voort. De Man van Bedryf is stipt, tot naauwgezetheid toe. Doch wat is hier van het gevolg? Hy volbrengt volkomen zyn Pligt, door alles, wat hy ondernomen heeft, uit te voeren. Zyn Stelzel gaat zagt en ongestoord voort. Hy weet het bepaalde uur, en houdt het op één minuut na; het gebrek in stipt naakomen eener afspraake is nimmer aan zyn kant, en hy heeft, gevolglyk, geen zelfbeschuldigende bedenking, die de helderheid van zyn opgeklaarden geest benevelt. Ook heeft hy het niet noodig zyn hart te bederven, door dat voorbedagt Stelzel van dubbelhartigheid, uitvlugtzoeking, en laagheid, waaruit in 't wilde schermende verschooningvraagingen volgen, welke niemand aanneemt, en plegtige betuigingen, die elk weet dat valsch zyn. Hy zal de geringste afwyking van waarheid als eene oneerlykheid aanmerken, zelfs dan als dezelve niet kan ontdekt worden, en nimmer iemands vertrouwen op hem verzwakken, door hem in 't geringste punt te misleiden. Deeze Stiptheid baant den weg tot het verkrygen van | |
[pagina 346]
| |
een anderen Charactertrek des Mans van Bedryf - ik bedoel de Vaardigheid in het uitvoeren zyner Zaaken. Eene Vaardigheid, die niet min genoeglyk voor hemzelven is, dan voor anderen. Zyn dag verdeeld hebbende, kan hem niets onverwagts stooren. Eene nieuwe en onverwagt opkomende Bezigheid verrast hem niet belemmerend; kan hy die heden niet volvoeren, hy stelt ze uit tot een voeglyken tyd, en houdt 'er zich aan. Weetende hoe noodzaaklyk het is bedaard te zyn, en tegenwoorheid van geest te bezitten, in de veelvuldige aangelegene Leevensbezigheden, maakt hy zich niet schuldig aan eenig verwyl of verzuim, 't geen hem kan in verlegenheid brengen, of zyne evenmaatigheid stooren. Hy doet niets verhaast; wat in den gewoonen loop der dingen voorkomt, weet hy vaardig te verrigten; wat nieuw is en ongewoon, stelt hy uit tot het neemen van ryp beraad. Deeze Gemaklykheid en Vaardigheid heeft haaren oorsprong in eene hebbelykheid van overleg en bedagtzaamheid, waar toe hy zich zet, op tyden, dat dezelve geen hinder baaren aan zyne vrolykheid, of beletten deel te neemen in de gezellige vermaaken des Leevens. De Man, die de waarde des Tyds en van Stiptheid kent, kan niet anders dan gemaklyk en vaardig werken. Ik ken geen onderwerp, 't welk minder verstaan, of althans min beoefend, wordt, met eenig blykbaar begrip van 't zelve, dan de Gepastheid in Uitgaven. Het is de Mode deezer Eeuwe, hoe verlicht anderzins, geworden om in dit stuk te doolen. De algemeene dwaaling is, zich toe te geeven in Uitgaven, die het Inkomen overtreffen, en te poogen (want het is slegts eene pooging) in kostbaarheid van Leevenswyze de Grooten na te volgen. Een Boekdeel zou men over dit onderwerp kunnen vol schryven; doch eene eenvoudige beroeping op de Ervaarenis is alleen genoegzaam om te toonen, hoe ongerymd en verderflyk zulk een gedrag moet weezen voor den Middelstand. Zo overheerschend, nogthans, is de spoorloosste verkwisting der zodanigen, wier omstandigheden geene ruime Leevenswyze gedoogen, dat ik vrees, dat de lyst der Bankbreukigen in de NieuwspapierenGa naar voetnoot(*), meer de | |
[pagina 347]
| |
aanwyzingen behelst van de wrange vrugten deezer dwaasheid, dan van daadlyk ongelukkigen. Van zodanige onverstandige Uitgaven is de Man van Bedryf een vreemdeling uit verkiezing, en een vyand uit belang. Hy vermydt onvoeglyke Uitgaven voor zichzelven, dewyl zy hem aanleiding zouden geeven om anderen te benadeelen; hy verfoeit ze in anderen, dewyl hy in hun val kan medegesleept worden. Als een Man van Verstand, kan hy ook niet streeven om de Zeden der Groote Wereld na te volgen, dewyl hy weet, dat bespotting en veragting het loon zyn van zelfs het gelukkigst slaagen in deezen: en als een Vader, een Egtgenoot, een Vriend, en een goed Burger, zal hy alles vermyden, wat kan strekken om dat verderf in zyne zaaken te baaren, 't welk zich niet tot hemzelven bepaalt, maar noodwendig over veele betrekkingen moet verspreiden. Geweeten, eer, gerustheid van ziel, met één woord, alles wat een Man dierbaar is, verbiedt een moedwillig misbruik van de voordeelen, welke de Voorzienigheid hem aanbiedt. De Man van Bedryf zal, derhalven, in zyne Uitgaven zich laaten geleiden door Voorzigtigheid en goed Verstand; de eene leert hem, mag ik my zo uitdrukken, de hoeveelheid zyner Uitgaven, en de andere de hoedanigheid. Afkeerig van laagheid, leeft hy, naar zyne maate, ruim, gemaklyk, gezellig in zyne dagelyksche huishouding; en daar gy niet kunt vergeeten, dat hy een Man van Bedryf is, zal hy u, door zyne leevenswyze, overtuigen, hoe naauw dat Character kan vereenigd worden, met dat eens Heers van Fatsoen. Het moet, ter eere van de ryke Kooplieden in Engeland, [men voege 'er vry Holland by] gezegd worden, dat hunne Uitgaven, met eenige weinige uitzonderingen, op deezen voet geregeld zyn; terwyl ongerymde buitenspoorigheid, en het Zeil te hoog op te haalen, gelyk men 't noemt, het deel is dier Waaghalzen, wier te kort komen, geldgebrek, en verderf, door de Wereld met zo weinig verwondering of medelyden gehoord wordt, als zy 'er weinig schaamte of kwelling over gevoelen. Als een eigenaartig gevolg van de Gepastheid in Uitgaven, zal de Man van Bezigheid, buiten twyfel, een gezetten Afkeer betoonen van het Spel, in alle deszelfs takken. Deeze verdwaazing schynt, ik weet niet hoe, in de laatste jaaren, een volkomen bezit genomen te hebben van | |
[pagina 348]
| |
de vrolyke Wereld, en maakt groote vorderingen in de Bezige. Eene verdwaazing, of gekheid, moet het gerekend worden in eene Eeuwe, waarin de Menschen, noch uit den aart, noch door opvoeding, grooter dwaazen zyn dan eertyds, en waarin iemand zou mogen veronderstellen, dat hunne oogen allenthalven geopend zouden zyn, om het dreigend gevaar te zien. Maar, welke betoveringen het Spel ook moge hebben voor lieden van Rang en van de Groote Wereld, een Man van Bedryf en een Speeler zyn twee Characters, die nimmer zamen kunnen gaan; of, indien zy ten eenigen tyde in één Persoon vallen, zal 'er schielyk eene scheiding moeten komen. De eerlykheid, de braafheid, de stiptheid, de wisselvalligheden van het Handeldryvend Leeven, zyn zo zeer overgesteld tegen de gierigheid, de verkwisting, de streeken en listen van de Speeltafel, als licht tegen duisternis, en deugd tegen ondeugd. Het denkbeeld zelfs, dat een Man van Bedryf een Speeler zou weezen, strydt, op de eerste uitdrukking, dermaate, dat ik van dit onderwerp mag afstappen, met aan te merken, dat ik het algemeen gevoelen des Menschdoms zo zeer op myne zyde heb, dat een Speeler zeldzaam, zo immer, vertrouwd zal worden in een' ernstigen Handel. Het is honderd tegen één, dat hy ten oogmerke heeft om eerlyk te weezen, en duizend tegen één, dat hy het vermogen hebbe, indien hy de genegenheid mogt bezitten. Doch 'er is eene soort van Spel, niet zeldzaam onder Lieden van Bedryf, waar toe zy verlokt worden door middel van een schoonschynenden en valschen naam. Deeze soort van Spel noemt men Speculatie, een wysgeerig woord, met geweld dienstbaar gemaakt aan inhaaligheid en geldzugt. Behoeftige Menschen vallen in het denkbeeld om ryk te worden; maar, rondziende onder de ryke Lieden van Bedryf, ontdekken zy, dat deezen de rykdommen niet verkreegen hebben dan in den laaten avond des leevens, dat zy door een langduurig vlytbetoon verkreegen wat de waagzieke Speculatie - handelaar denkt dat hy in één slag kan magtig worden. Het ontbreekt niet aan Menschen die dit begrip ondersteunen, en 'er zyn eenige, schoon weinige, voorbeelden van de zodanigen, die het gelukte, door een stouten zet, in hun oogmerk te slaagen. Zy onderstaan het, daar door aangemoedigd, doch het mislukt; en in hun val bederven zy niet alleen zichzelven, dit zou luttel betekenen, maar sleepen ook | |
[pagina 349]
| |
de zodanigen mede, die zich hebben laaten inneemen door dat vertrouwen, 't welk tusschen den Man en zynen Naasten plaats heeft, en 't geen, hoe noodzaaklyk ook voor het bestaan en het geluk der Maatschappye, vroeger of laater geheel zal vernietigd worden door den bedrieglyken handel dier Speculanten. De Man van Bedryf, egter, wiens Character ik dus verre heb poogen af te maalen, zal zulke wanhoopige onderneemingen in derzelver waare licht beschouwen, als, in de daad, aanslagen tegen den vrede en voorspoed van waarlyk Vlytigen, en tegen het welzyn der Maatschappye zelve. Hy zal de beginzellooze Speculanten aanmerken als lieden, die ten roof gaan op 't algemeen, door het aanwenden van middelen, die van onregt niet vrygesprooken kunnen worden: want alle middelen, die alleen van den gelukkigen uitslag afhangen, zyn onverdedigbaar. Zulk een Speculant is weezenlyk een Man, die een bedrog aan een ander pleegt, met de stille hoope, dat hy in staat zal weezen, om tegen den dag der betaalinge zich te redden. - Niet onschuldiger is in het oog der eerlykheid de Man, die door een harssenschimmig plan, 't geen hy zich vleit dat wel zal slaagen, den eerlyken en schuldloozen verlokt om het zyne te waagen, met hem die niets te verliezen heeft. In 't kort, uit welk een gezigtpunt wy de Speculatien van onbemiddelde lieden beschouwen, voor dezelve kan met geene mogelykheid verschooning gevonden worden, daar gierigheid de dryfveer is, en bedrog ten werktuig strekt. - Hy blooze, die zich aan zulk een bedryf kan spiegelen! Veroorlof my, ten aanziene van dit onderwerp, de woorden by te brengen van Dr. johnson, in eene spraakwending tot een Speeler. - ‘'Er zyn weinig harten vast genoeg om zich te betrouwen aan het geval. Wie zich genegen vindt om het toekomende te vervroegen, en mogelykheid tot zekerheid op te voeren, moet alle soort van toevallig lot vermyden; naardemaal zyn leedweezen altoos geëvenredigd zal weezen aan de grootheid van zyne te leurgestelde hoope. Gy hebt lang dien tyd verkwist, die, door een gepaste aanwending uwer vermogens, zeker, schoon gemaatigd, uwe middelen zou hebben doen aangroeijen, in een werkzaam en angstvol najaagen van eene soort van winst, welke noch vlytbetoon, noch zorg, noch kunst, u kan ver- | |
[pagina 350]
| |
zekeren. Gy slyt thans uwe kwynende dagen in berouw over een bedryf, waar tegen berouw geen behoedmiddel kan schenken, dan door de gelegenheden te vermyden, om het te herhaalen. Staa op uit uwen droom van toevallige rykdommen, die, verkreegen zynde, gy naauwlyks zoudt hebben kunnen genieten, dewyl zy geene bewustheid van verdiensten met zich bragten; keer weder tot redelyk en manlyk vlytbetoon, en merk de enkele gaven van Geluk aan, als beneden de begeerte van een verstandig Man!’ Als eene laatste hoedanigheid eens Mans van Bedryf heb ik vermeld, Vastheid van geest om zyn Character te bewaaren. Deeze zal hy steeds noodig hebben, bovenal in den aanvange, en misschien vóór dat het Leevensplan, hier afgeschetst, by hem eene onveranderlyke hebbelykheid geworden is, gelyk het zeker door den tyd, en het welgelukken, worden zal. Goede voorneemens op te vatten is een teken van eene braave, die te houden en te volvoeren strekt ten blyk van eene groote, Ziel. Het eene valt gemaklyk en natuurlyk, en geschiedt by de meesten als zy het tooneel der Wereld optreeden; het laatste verkrygen weinigen, zonder eene onbuigzaame Standvastigheid, die voor gestaage aanvallen blootstaat, en eene striktheid van Zelfbestuur, die zommigen streng en onnoodzaaklyk zal voorkomen. Maar, in alle groote ontwerpen, is volstandigheid, en zekere maate van gestrengheid, noodig. Wie zich op eene zaak van aanbelang toelegt, moet zich door geene beuzelingen laaten aftrekken; daar voor te bezwyken verraadt of zwakheid of onstandvastigheid. De Man van Bedryf vormt zyn plan, en is kloekberaaden in het te volvoeren. Laat ik nog kortlyk, als een tegenbeeld van het dus verre ontwikkeld Character, 't geen ik vertrouw dat een daadlyk bestaan heeft, in overweeging neemen, dat van eenen, die Voorgeeft een Man van Bedryf te weezen, een die geen plan, of, volgens een gewoon zeggen, geen harssens, heeft om zaaken te doen. Hy is eene soort van Naabootzer der opgemelde hoedanigheden. - Hy is, by voorbeeld, niet ontbloot van Gezond Verstand, maar gebruikt het zo zeldzaam, en zo zeer te onpasse, dat weinigen hem voor den Man van Gezond Verstand groeten. - Hy is niet Onmaatig, doch de minste verzoeking heeft genoegzaame kragt, om hem | |
[pagina 351]
| |
van zyne Maatigheid af te brengen. - Hy bezeft de waarde des Tyds in zo verre, dat hy altoos iets doet; maar hy verrigt alles in eene verwildering, en, schoon hy een sterken afkeer hebbe van ledigheid, kan hy geen voldoend verslag geeven van 't geen hy gedaan heeft. - Hy poogt stipt in zyn doen te weezen; doch hem komen zo veele dingen op zynen weg voor, dat zyn leeven in geduurige struikelingen bestaat. - Hy wenscht zyne zaaken vaardig uit te voeren; maar ontmoet zo veelvuldige afbreekingen, dat alles met wanlust, en traaglyk, spoedt. - Hy is niet verkwistend in zyne Leevenswyze; doch gy bespeurt niets geregelds, niets vervrolykends, in zyn Huislyk bedryf. - Hy klaagt steeds van vermoeienis, nogthans verrigt hy geen zigtbaaren arbeid, uitgenomen lichaamsbeweeging. - Hy stort aanhoudend klagten uit over gebrek aan tyd, egter laat hy het eene uur voor, het ander naa, verloopen, zonder het tegenwoordige, 't geen in zyn bereik is, aan te grypen. - Met één woord, het voorheen geschetst Character was dat eens Mans van Bedryf; dit niet meer dan dat van een Bezig Man! |
|