Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 609]
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.Het Eerste Boek van Samuël; naar het Hebreeuwsch: Korte Aanmerkingen over het Eerste Boek van Samuël voor Ongeleerden: door Ysbrand van Hamelsveld.Te Amsterdam by M. de Bruyn, 1792. In gr. 8vo. 120 en 114 bl.Wy beginnen ons Uittrekzel van dit Deel met de Vertaaling mede te delen, die de Heer hamelsveld ons van het schoone Lied van hanna geeft: Van blydschap in jehova
Dartelt myn hart!
Begunstigd door jehova,
Hef ik het vrye hoofd om hoog,
De ontsloten mond schroomt nu myn vyand niet;
Daar ik my in uw heil verheug!
Zoo heerlyk is niemand, als jehova!
Geen Wezen, buiten u!
Geen rots, als onze God!
Roemt in voorspoed nooit vermetel!
Laat uwen mond geen wrev'le taal ontglippen!
Jehova is toch God, die het al,
Met wetenschap, regeert,
Maar 's menschen doen is onberaden!
De boog der helden is gebroken,
Het struikelend volk met sterkte omgord.
Verzadigden verhuren zich om brood,
Maar hongerigen houden feest;
De onvruchtbaare is eene moeder van zevenvouwig kroost,
Daar zy verwelkt, die op een aantal zoonen boogde.
Jehova doodt; Hy wekt ten leven;
Hy doet na 't Ryk der dooden dalen,
Maar brengt van daar ook weêr te rug.
Jehova maakt arm, jehova maakt ryk;
Hy vernedert, en Hy verhoogt.
Den geringen verheft Hy uit het stof,
Den armen verheft Hy van den schamelen haard,
Om hem onder 's volks aanzienlyken te plaatzen,
En den eerezetel bestendig te schenken.
Jehova, die de grondslagen der aarde gelegd,
| |
[pagina 610]
| |
En 'er de landen op gevestigd heeft,
Slaat de schreden zyner gunstelingen gade,
Maar snoodaards komen om in de donkerheid!
Geen mensch vermag toch iet door geweld.
Jehova! - die zich tegen Hem verzetten,
Zullen verbryzeld worden;
Donderend zal Hy hen,
Van den Hemel, verpletten.
Jehova zal de aarde richten,
Zo ver haare grenspaalen reiken.
Zynen Koning zal hy sterkte,
En aan zyn' Gezalfden
De zege verleenen!
Wy zullen, uit de Aantekeningen op dit Lied, slechts een gedeelte van de aanmerking op het laatste vers overnemen. ‘Hoe komt hanna aan dit denkbeeld van Koning en Gezalfden? - Zoo veel is zeker, in haare Geestverrukking ligt een zeker vooruitzicht van de glorieryke regeering van jehova's gezalfden Koning, dat is, Israëls Vorst, door jehova begunstigd. - Ik gis, dat men, ten dezen tyde, reeds heeft beginnen in Israël te mompelen van de noodzaaklykheid van eene koninglyke Regeering, om onder dezelve beschermd en beveiligd te wezen tegen buitenlandsche vyanden, en een punt van verëeniging te hebben tegen binnenlandsche verdeeldheden; het welk, omtrent 50 jaaren daarna, zyn beslag gekregen heeft. - Dit kan hanna aanleiding gegeven hebben tot dit gezegde: Wanneer het daar eens toe komt, dat Israël van jehova eenen Koning ontvangt, (dat dit eens geschieden zou, hadt moses zelf reeds voorzien,) dan zou jehova aan dien Vorst ook vermogen en aanzienlyke overwinningen verleenen.’ In de zeer betwiste plaats, 1 Sam. VI:19, houdt de Heer hamelsveld de gewoone lezing, en vertaalt dezelve: Doch [God] versloeg onder de burgers van Bethsemes, om dat zy in de aan jehova gewyde kist zagen, ook sloeg hy onder het [gantsche] volk, [onder de eersten] 70 man, en [onder dit laatste] 50,000 man. ‘Ik begryp de zaak dus, (zegt hy). De Bethsemiten, verheugd, dat zy de gewyde Kist weder hadden; behandelden dezelve niet, naar moses voorschrift, maar, het dekzel afligtende, zagen eenigen van hun in dezelve, om welke reden, weet ik niet. Nu ontstondt 'er eene pest, die 70 van | |
[pagina 611]
| |
de Bethsemiten deedt omkomen, en, zich vervolgens door het gantsche land verspreidende, 50,000 man onder het volk het leven kostte. - De rechtvaardigheid van dit oordeel kan ligt ingezien worden. - Afgodery en Bygeloof heerschten, ten dezen tyde, onder de Israëliten, en, door het voorbeeld van eli's zoonen, was de eerbied voor den waaren Godsdienst geheel in verval gekomen. - Door de nederlage, die de Israëliten van de Filistynen geleden hadden, was het volk nog niet gebeterd. - Thans bezoekt God het volk met de pest, welke haaren aanvang neemt, by gelegenheid, dat de Bethsemiten de gewyde kist, tegen de voorschriften van moses wet, behandelden.’ Op Kap. XIII: 1 tekent hy aan: ‘Deeze woorden zyn voor zeer moeilyk gehouden. Letterlyk zouden zy luiden: Saul was een Zoon van één jaar, in zyn Koningryk, en hy regeerde twee jaaren over Israël - dat is, gelyk men elders gemeenlyk deze spreekwyze vertaalt: Saul was één jaar oud, toen hy Koning werdt, en hy regeerde twee jaaren over Israël. - Doch, elk ziet, hoe ongerymd dit luiden zou. Veelen meenen daarom, dat 'er in den Tekst het jaartal uitgevallen zal zyn, en dat men, volledig, dus zou moeten lezen: Saul was eenen-veertig jaaren oud, toen hy Koning werdt, en hy regeerde twee-en-twintig jaaren over Israël. En, men kan, in de daad, voor deze gissing zoo veel waarschynlykheids inbrengen, dat zy niet geheel verwerpelyk kan voorkomen. Ik heb echter in de Vertaaling de opvatting gevolgd, die ook gevolgd is in onze Nederlandsche Overzetting, om dat het Hebreeuwsch, des noods, dezelve dulden kan.’ In hetzelfde Hoofdst. vs. 5, waar ook verscheiden Uitleggers menen, dat de talletters, door schuld der Afschryvers, bedorven zyn, poogt de Heer hamelsveld de gewoone lezing door deze Vertaaling te redden: De Filistynen verzamelden zich - - 30,000 [man, die op] krygswagens [streden]. ‘De legermagt der Filistynen, (zegt hy,) is dan, ten minsten, in zekere evenredigheid, schoon men bekennen moet, dat zy evenwel verbaazend groot is, doch, indien wy josephus gehoor geven, hadden zich veele andere volksstammen met hun verëenigd.’ Wy gelooven, intusschen, dat dergelyke inlasschingen zeer tegen het taalgebruik stryden, en dat men hier althands tot ver- | |
[pagina 612]
| |
betering van den tekst zyn toevlucht moet nemen, indien men de geloofbaarheid van het verhaal redden wil. Kap. XVI: 21, 22. Men ontleent tegen deze plaats gemeenlyk eene zwaarigheid uit Hoofdst. XVII: 55-58, waar saul, veel laater dan dit alles moest gebeurd zyn, nogthans voorkomt als david en zyn geslacht in het geheel niet kennendeGa naar voetnoot(*). De Heer hamelsveld poogt deze zwaarigheid weg te nemen, door eene invulling in de vertaaling: Op deze wyze kwam david by saul, en tradt in zynen dienst, wordende [in vervolg van tyd] zeer by hem bemind, enz. ‘Ik begryp, (zegt hy in de Aanmerkingen,) dat de geschiedenis hier, gelyk meermaalen, alles samen en te gelyk verhaalt, het geen, in de byzonderheden, van tyd tot tyd, gebeurd is. By de eerste komst van david aan het Hof, bleef hy 'er niet, maar, toen de Koning scheen gebeterd te zyn, keerde hy naa zynen vader te rug, en ging slechts, van tyd tot tyd, naa het Hof. Hoofdst. XVII: 15. Doch, na de overwinning op goliath, bleef david aan het Hof, en toen gebeurde, het geen hier, als by voorverhaal, gemeld wordt.’ De zogenaamde Toveres van Endor, Hoofdst. XXVIII, houdt de Heer hamelsveld voor eene bedriegster, denkelyk eene buikspreekster, die uit den buik eene stem wist te vormen, en, door allerhande gochelspel, by nacht, de genen, die haar raadpleegden, een rad voor de oogen wist te draajen. Als eene buikspreekster, kon zy, met eene heesche piepende stem, den Koning in den waan brengen, dat hy een' overledenen hoorde spreken. En alles, wat zy aan saul zeide, kon zy gedeeltelyk zelve, gedeeltelyk door kondschappers, weten, gedeeltelyk uit de omstandigheden raaden. Op Kap. XXXI: 4, zegt hy: ‘Naderhand verhaalt de Amalekiter, 2 Sam. I:10, dat hy saul gedood heeft. Hier uit kan men echter geene beschuldiging van tegenstrydigheid tegen den Geschiedschryver afleiden, maar wel, dat deze Amalekiter zich, valschlyk, daar op beroemd heeft, meenende, david daar mede te zullen behagen.’ |
|