kels zal gewinnen. Waarop eene naauwkeurige Verklaaring der agt bygevoegde Plaaten volgt.
Deeze opgave zal genoeg zyn, om den onderzoekenden Fabrykeur (die meer wil weeten dan in den gewoonen sleur van zyne Fabryk door hem ontdekt is) naar dit Werk begeerig te maaken; hebbende het opstel van den Franschen Autheur, in zyn Vaderland, en in Duitschland, zeer veel roem verworven. Daar de meeste zaaken alleen voor Kaarsenmaakers en Waschbleekers, of voor onderzoekers dier Fabryken, geschreven zyn, zien wy niet veel gelegenheid, om 'er, voor onze Leezers, iets van algemeen belang uit mede te deelen, ten ware de volgende korte Aanmerkingen ook de oplettenheid verdienen van hen, die Waschkaarsen gebruiken:
‘Om te ontdekken, of het Lemmet eener Kaars de vereischte evenredigheid hebbe, moet men 'er één opsteeken, en wanneer dezelve een half duim verbrand is, zoo moet zy een beker of bekken, dat een weinig hol en rond is, vormen; deeze beker ontstaat niet terstond, om dat de kop der Kaars spits en de Wasch dáár niet veel is, en gevolglyk kan men van de goedheid des Lemmets niet oordeelen, dan na dat gedeelte verbrand is.
Als men eene Waschkaars met eene Smeerkaars aansteekt, moet men zorg draagen, dat het vet niet aan de Wasch raake; want indien daar van slechts één druppel in den beker viele, zoude de Waschkaars, ten einde toe, den reuk der talk hebben. Hierom is het beter, dat men de Wasch- aan de Smeerkaars houde. Veelen, hier van onbewust, zouden den Fabrykeur beschuldigen, dat hy zyne Waschkaarsen met talk vervalscht hadde.
De fraaiste en witste Wasch moet niet boven één jaar lang bewaard worden; alsdan vermindert de blankheid, en langs hoe meer wordt ze geel en meelachtig, hoe wél zy ook ingepakt moge weezen. Men zal wél doen, dat men de Waschkaarsen in een Kist bewaare, welke aan eene plaats staat, die noch te droog, noch te vogtig, is; vooräl waar geen rook, Schoorsteen noch vuur, is; want aan zodanige plaatsen zouden zy binnen één jaar geel worden.
De Kaarsen zyn niet goed om te branden, dan zes of agt weeken na den tyd van derzelver maaking, naardien telkens, wanneer men de Wasch smelt en bewerkt, dezelve eene soort van meelstof van zich geeft, dat men bloem noemt, en die de Wasch op derzelver oppervlakte