| |
| |
| |
Aardrykskunde des Bybels, door Ysbrand van Hamelsveld. Eerste Deel. Te Amsterdam by J. Allart, 1790. In gr. 8vo. 490 bl.
Indien, volgens de betuiging van a.f. busching, ‘eene goede Aardrykskunde eene gewigtige verklaaring van de leere der Goddelyke Voorzienigheid is, en derhalven onder de nuttigste en noodzaakelykste Boeken geteld moest worden;’ dan moet eene Aardrykskunde des Bybels van het grootste belang voor den Leezer zyn: daar de Bybelsche Geschiedboeken, zo des Ouden als des Nieuwen Testaments, gelyk ook menigvuldige Voorzeggingen der Profeeten, volstrekt onverstaanbaar moeten zyn, voor hem die niets van de plaatselyke gesteldheid van Paloestina weet. Sedert reland zyn Paloestina Illustrata, en bachiene zyne Heilige Geographie, heeft uitgegeeven, verscheenen verscheidene Reisbeschryvingen, welke den tegenwoordigen toestand van de meeste landen, in de H. Schrift genoemd wordende, aantoonden; en die derhalven zeer geschikt waren, om zelfs den ouderen toestand van die zelfde landen op te helderen. Deeze Bronnen heeft de Heer van hamelsveld, in zyne Bybelsche Aardrykskunde, met vrucht gebruikt, en daar door een Werk geleverd, dat de voorige Werken over deeze stoffe, voornamenlyk die zyner Voergangeren reland en bachiene, verre moest overtreffen.
Dit Eerste Deel bevat twee Boeken, behelzende het eerste Boek, in drie Hoofdstukken, des Schryvers gedachten, 1. Over de Aardrykskunde der Bybelschryvers. 2. De moeilykheden in de Bybelsche Aardrykskunde, en 3. De Middelen om deeze moeilykheden te boven te komen. In het tweede Boek wordt, in elf Hoofdstukken, eene algemeene beschryving van het Joodsche Land gegeeven, als de Naamen, Gelegenheid, Grenzen en Uitgestrektheid, Luchts- en Weêrsgesteltenis, Voortbrengzelen, Bergen, Dalen en Valeyen, Vlakten, Woestynen en Wouden, Zeeën en Meiren, Rivieren, Beeken, Bronnen, Waterbakken, en warme Baden. Wordende een en ander door een nette Kaart van Paloestina opgehelderd, welke naar het voorbeeld der nette Landkaarten van bachiene ontworpen is.
De moeilykheden, welke in de Bybelsche Aardrykskunde gevonden worden, brengt de Schryver tot de volgende:
| |
| |
na vooraf gemeld te hebben, dat de Heilige Schryvers zo naauwkeurig en duidlyk zyn in het gebruiken van Aardrykskundige kundigheden, zonder ergens te feilen, dat men zich deswegens verwonderen moet. 1. Dat de Bybel, wiens ouderdom reeds eenige duizenden jaaren bereikt, niet met oogmerk geschreven is, om ons de Aardrykskunde te leeren, of eene beschryving van Landen en Steden te geeven. Wordende alles, wat van die natuur in den Bybel voorkomt, slechts als in het voorbygaan, en by gelegenheid, aangetekend, en ondergeschikt aan andere hoofdbedoelingen, byzonder aan de Geschiedenissen van het Joodsche Volk; of, in het Nieuwe Testament, aan het verhaal van de reizen van jesus en zyne Apostelen, ter grondvesting en uitbreiding van den Godsdienst van het Euangelie. 2. Dat gelyk alle Weetenschappen, dus ook de Aardrykskunde, zich, ten tyde dat de Bybel geschreven werdt, nog in haare eerste beginzelen, en als 't ware, in haare kindsheid, bevonden. Meet- en Wiskundige naauwkeurigheid hadden die volmaaktheid verre af na niet bereikt, welke zy in onze tyden bereikt hebben. De grenzen der Landen, de loop der Rivieren, de strekking der Gewesten, ten aanzien der hemelsstreeken, de bepaaling van de ligging der Steden, ook ten aanzien van derzelver onderlingen afstand, dit alles was nog onvolmaakt; zo dat men zich moet vergenoegen, wanneer men in deeze om en by eenige zekerheid kan vaststellen. Een enkel voorbeeld heldert dit op. Doorgaans wordt de ligging van eene Stad of Plaats, in het algemeen, beschreven, door het melden van eene meer bekende, naby welke zy gelegen was. Dus worden de Eikenbosschen van Mamre gezegd, te zyn by Hebron, gen. XIII:18. De Bergen Gerizim en Ebal worden, naar derzelver gelegenheid, beschreven: aan geene zyde des Jordaans, achter den weg van den Zonne-ondergang,
in het land der Kanaaniten, die in het vlakke veld woonen, tegen over Gilgal, by de Eikenbosschen van More, deut. XI:29, enz. zonder dat de juiste afstand, of ook de strekking deezer plaatsen jegens elkanderen, wordt aangeduid. - Ja, in die gevallen, waarin dit fomtyds gebeurt, dat deeze strekking wordt opgegeeven, bepaalen zich de Heilige Schryvers des Ouden Testaments alleen tot de vier hoofdstreeken van het Kompas, Noord, Oost, Zuid en West. Dus lag Ai, by Bethaven, ten Oosten van Bethel, jos. VII:2. De Olyf- | |
| |
berg ten Oosten van Jerusalem, zach. XIV: 4, enz. - Hoe naauwkeurig dan ook de gewyde Schryvers, naar maate van de kundigheden hunner tyden, te werk gingen, voor eenen laateren naspoorer van deeze onderwerpen, blyven nochthans duisternissen over. 3. Het groot onderscheid der Taalen levert eene derde reden van moeilykheid op. Hebben wy kunstwoorden, gelyk tot elke Weetenschap, dus ook voor de Aardrykskunde, op dezelfde wyze was het gelegen by de Hebreën; nadien nu de Hebreeuwsche taal eene reeds voor eeuwen verstorven, en buiten alle leevend gebruik geraakte taal, is, wie kan zich dan verwonderen, dat ons woorden en spreekwyzen ontmoeten, die voor ons moeilyk zyn om te verstaan, schoon zy als Kunstwoorden, in den tyd, dat deeze taal gesproken en gebruikt werdt, eene duidelyke en ontwyfelbaare betekenis hadden. In het byzonder wordt hier by aangemerkt, dat, nademaal de eigen naamen der Steden en Plaatsen, in de Hebreeuwsche taal, hunne betekenissen hebben, het even daar door dikwyls twyfelachtig gemaakt wordt, of men zeker woord, als een eigen naam eener Stad of Plaats, dan als een algemeen benoemend woord, moet aanzien. Dus leest men, by voorb. gen.
XXXIII:18, in de gemeene Latynsche Vertaaling, als ook by de LXX Overzetters, welke ook luther gevolgd is: jacob kwam te Salem in het Land van Sichem. Andere Overzettingen, en daar onder de Nederlandsche, neemen Salem niet als een' eigen, maar als een' gemeenen, naam: jacob kwam behouden [tot] de Stad Sichem. Voor beiden is over en weder zoo veel te zeggen, dat ook de laatste Bybelvertaalers in het onzekere staan. Michaëlis en dathe vertaalen even als de Nederlandsche Overzetters: jacob kwam behouden, enz. doch hezel behoudt den eigen naam Salem; willende dat 'er in de Vertaaling van michaëlis, enz. iets gedwongens en hards, voor de Hebreeuwsche Letterkunde, ligt opgesloten. Een ander voorbeeld wegens Bethel, dat bachiene, als een eigen naam, behouden heeft, doch door onze Overzetters, als mede door michaëlis, dathe, hezel, enz. door Huis Gods vertaald wordt, bevestigt dit nader. 4. Eindelyk ook die Landen, van welken de Bybel gewaagt, en inzonderheid het Joodsche Land zelf, of Paloestina, hebben, geduurende den loop der tyden, verbaazende veranderingen ondergaan, vooral met betrekking tot derzelver burgerlyken en staatkundigen toestand; door Staats-omwente- | |
| |
lingen, in- en uitheemsche Oorlogen, Verandering van bewooners, Zeden, Godsdienst: waar door slechts weinigen van de menigvuldige Steden en Plaatsen, die oudtyds vermaard en bekend waren, in derzelver overblyfzelen nog getoond worden, maar anderen, tot de naamen toe, geheel onbekend zyn geraakt: ook zyn de
naamen van Bergen, Rivieren, Vloeden, of veranderd, of geheel in vergetelheid gekemen; behalven dat, door de onveiligheid der wegen, en de onbeschaafdheid der tegenwoordige bewooners, de reizigers geene genoegzaame gelegenheid hebben, om het land behoorlyk op te neemen, en met de vereischte naauwkeurigheid te onderzoeken.
Daar sommige van deeze zwaarigheden van dien aart zyn, dat zy, na het verloop van zoo veele eeuwen, zedert het opstellen der Bybelboeken, niet schynen te kunnen opgeruimd worden, welke vlyt men daar ook toe aanwende; zoo staat de zaak evenwel, met betrekking tot veelen, ja misschien het grootste deel derzelven, niet geheel hoopeloos, indien men die middelen behoorlyk gebruikt, welke in deezen van dienst kunnen zyn. Na eene herhaalde overweeging zyn de volgende hulpmiddelen den Schryver als de bekwaamste en meest geschiktste tot dit oogmerk voorgekomen.
1. Indien men de Kunstwoorden en Aardrykskundige Spreekwyzen, welken de Heilige Schrift gebruikt, zich eigen maakt en recht verstaat; dan zal het niet missen, of dit zal een uitneemend licht over veele Teksten, die tot dit onderwerp behooren, verspreiden. 2. Een vlytig gebruik van zodanige ouder en laater Schryvers, als dit onderwerp in vroeger of laater tyden, het zy in het voorby gaan, het zy opzettelyk, hebben behandeld. 3. Eindelyk, indien men zich eene goede orde van behandeling voorstelle, om het zekere en min bekende af te zonderen; en vervolgens te zien, in hoe verre het eerste strekken kan, om het laatstgemelde op te helderen, en te verklaaren. Deeze middelen worden vervolgens nader beschouwd en toegelicht; hebbende tevens gediend om den Heere van hamelsveld deezen Aardrykskundigen loopbaan veilig te doen bewandelen: zo als wy, by eene nadere gelegenheid, uit de volgende deelen, zullen doen zien. |
|