Leerreden ter aanpryzing van het Instituut tot Onderwyzing van Dooven en Stommen, binnen Groningen, uitgesproken den 1 July 1792, in de Vergaderplaatze der Doopsgezinde Gemeente te Harlingen, door Heere Oosterbaan,Leeraar by die Gemeente. Te Harlingen by V. van der Plaats, 1792. Ten voordeele van het Instituut. In gr. 8vo. 32 bladz.
Een waardig Leeraar van het Euangelium is een Vriend van het Menschdom, in den alleruitgebreidsten zin; hy tragt zynen evenmensch nuttig te zyn, niet alleen ten aanzien van zyne geestelyke belangen, maar ook met opzigt tot de lichaamelyke genietingen; vooral wanneer dezelve niet slegts niet nadeelig zyn aan de Ziele, maar derzelver hoogere aangelegenheden helpen bevorderen. Als zodanig een Leeraar vertoont zich hier de Eerw. oosterbaan, in zyne aanpryzing van het bekende Instituut, te Groningen, aan de medewerkende hulp der gegoede Leden zyner Gemeente, en voorts aan zyne verdere Landgenooten; om welke tot soortgelyke weldaadigheid op te wekken, hy zyne Leerrede door den druk gemeen gemaakt heeft. Het Opstel draagt de kennelyke blyken van Geleerdheid en gezond Oordeel. Alleenlyk hadden wy wel gewenscht, dat de Heer oosterbaan zich had bevlytigd zynen Toehoorders en Leezers de weezenlyke nuttigheid van het Instituut te doen opmerken, door het vermelden van de goede gevolgen, welke, met opzigt tot verscheiden Ongelukkigen, reeds met 'er daad hebben plaats gehad, en van de vorderingen in welke Kundigheden en Weetenschappen zommigen der Leerlingen zeer verwonderenswaardige proeven geeven. Zulk een proefondervindelyk bewys zou, misschien, van meer kragts geweest zyn, ter opwekkinge der weldaadigheid, dan eene loutere voordragt der mogelyke goede uitwerkzelen, die door het loflyk Instituut kunnen bewerkt worden. Met dit alles, pryzen wy het menschlievend oogmerk des Leeraars, en paaren onzen wensch by dien