Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.Godgeleerde, Uitlegkundige, en Wysgeerige Verhandelingen door Herm. Jo. Krom,Predikant, en Professor in de Uitlegkundige Godgeleerdheid en Kerklyke Geschiedenissen aan de Illustre School te Middelburg, Lid van het Zeeuwsche, Provinciaal Utrechtsche, en andere Genootschappen. Eerste Deel. Te Middelburg, by P. Gillissen en Zoon, 1791. In gr. 8vo.Toen de Hoog Eerw. krom zyne Leerreden ter Oefening van den Bybel in 't licht gaf, gewaagde hy, in het Voorberigt, van zyn oogmerk om eerlang eene Verzameling van Schriften af te geeven, onder den Tytel van Godgeleerde en Uitlegkundige Verhandelingen, of een dergelykenGa naar voetnoot(*). Dit Eerste Deel, onder den omtrent gelyken Tytel, is de aanvang van de vervulling dier belofte, en hebbe men, naar zyne toezegging, schoon zonder gehoudenheid aan tyd, een Tweede Deeltje te wagten. De thans uitgegeevene Verhandeling is de geboorte verschuldigd aan eene voorleezing, in het Middelburgsche Departement van het Zeeuwsche Genootschap der Weetenschappen, waar men elkander Maandlyksch met het een of ander nuttig Stuk onderhoudt. Terwyl elk Lid de vryheid heeft, om eene voorgeleezene Verhandeling al of niet ter beschikkinge van het Genootschap te laaten, om dezelve, zulks verkiezende, onder haare Verhandelingen in de Deelen van het Genootschap eene plaats te geeven. Drie Zwaarigheden, uit de Beschouwing der Natuure afgeleid, en ter krenking van het gezag des Bybels aangevoerd, neemt de Hoogleeraar in overweeging. De eerste betreft het bekende geschil over de Oudheid der Waereld, op nieuw gaande geworden, door het geen de Canunnik recupero, ten aanziene van den tyd, welke de Lava noodig hadt, om vrugtbaaren grond op te leveren, den | |
[pagina 2]
| |
Heer brydone medegedeeld hadt. - In deeze Oplossing, waarin wy niets byzonder merkwaardigs, of 't geen niet meer en uitvoeriger elders gezegd was, aantroffen, drukt hy de voetstappen van watson, in diens Brieven tot Verdeediging van de Voortplanting des Christlyken Godsdiensts. Eene tweede Zwaarigheid is ontleend uit de Geschiedenis van de Schepping der Wereld, zo als dezelve door moses is aangetekend, en wel voornaamlyk uit de geweldige Disproportie of Onevenredigheid, welke wy, volgens dat berigt, in het Werk van den vierden Dag, met dat van de andere dagen, waarneemen. - Liever dan zich op de Almagt van het Opperweezen, als een uiterste toevlugt, te beroepen, om de Agtbaarheid en Geloofwaardigheid van moses verhaal, omtrent de Schepping der Wereld, in stand te houden, geeft hy de groote waarschynlykheid van het Stelzel der veele Werelden volledig toe, en erkent tevens, dat, hoe zeer hy zich het Opperweezen als volstrekt Almagtig voorstelle, het niet overeenkomstig schynt, met de hoogste Wysheid en schoone Orde, welke 'er in alle Gods werken uitblinkt, dat hy dat talloos aantal lichaamen, van eene verbaazende grootte en luister, op dien éénen dag, op zulk eene wyze (als men veelal uit het Verhaal opvat) zou hebben voortgebragt. Hy wyst ons, ter oplossing, op het voornaam oogmerk van moses in dit Verhaal, om naamlyk jehovah, den god hunner Vaderen, aan zyn Volk bekend te maaken, als den Schepper der Wereld, en de Afgodery, aan de Hemelsche lichaamen beweezen, tegen te gaan. Voorts geeft hy de Oplossing, reeds by den grooten clericus te vinden, en de laatere van den Heer de perponcher, in diens Voorreden voor de Nederduitsche Uitgave der Nieuwe Overzettinge van het O. Testament, door j.d. michaëlis, en laat de keuze aan den Leezer. Weinig is hier van 's Hoogleeraars eigen gedagten. De derde Zwaarigheid is ontleend uit het opschorten der Natuurwetten, ten tyde van josua. De Heer krom kan zich niet vereenigen met de Uitleggers, die, langs onderscheide wegen, gelyk bekend is, deeze Dagsverlenging Natuurlyk verklaaren, of dit aanzien voor een vergrootende Dichterlyke manier van spreeken; en dat eenvoudig Geschiedverhaal zelve, en de gewigtige gelegenheid des tyds, dunken hem genoeg, om alles letterlyk | |
[pagina 3]
| |
op te vatten, alleenlyk met die bepaaling, dat 'er Gezichtkundig en betrekkelyk gesprooken wordt, gelyk de hedendaagsche Strrekundigen, in dergelyke omstandigheden, ook doen zouden. ‘Doch,’ vaart hy voort, zyn gevoelen opgeevende, ‘men bedriegt zich, indien men zich laat voorstaan, dat ons gansch Zonnestelzel geduurende dien tyd moet hebben stilgestaan, zo dat men in zyne gedagten wonderen op wonderen zou moeten hoopen, om te verhinderen, dat niet (van wegen de bekende wetten van de werking der Vires centrales,) alles in de uiterste verwarring geraakte. Niets was 'er noodig, (op dat ik die bedenking, die men by de oplossing der zwaarigheid gemeenlyk voorbygaat, kortlyk uit den weg ruime,) niets was 'er noodig, dan dat de Aarde, welke wy bewoonen, eenen korten tyd, in de omwenteling om haaren as, werd opgehouden, waardoor dan ook van zelfs de Maan, welke om dezelve als een wagter van het Westen naar het Oosten loopt, schynbaar moest stil staan. Inmiddels bleef de Aarde met de Maan haaren tred in derzelver jaarlykschen omloop met de andere Planeeten volgen. Hier aan behoefde de jaarlyksche omwenteling van de Aarde geen de minste stremming te geeven. Ik kan niet zien, dat het een van het ander afhangt. Meer schyn zou het hebben, indien de omwenteling der Planeeten om haare eigene assen geëvenredigd waren aan derzelver traageren, of snelleren, voortgang in den jaarlykschen omloop om de Zon. Maar juist het tegendeel is bekend aan alle Starrekundigen. - Op Mercurius en Saturnus heeft men, ten aanzien van derzelver omwenteling om haaren as, wegens den verren afstand van ons en de nabyheid der eerste aan de Zon, nog geene zekere, of zelfs waarschynlyke, bepaalingen kunnen maaken. Maar, wat de andere Planeeten betreft, volgens de naauwkeurigste waarneemingen van den vermaarden cassini, is het verschil tusschen Venus, onzen Aardbol en Mars, in dit opzigt, niet zeer groot: schoon zy, in onderscheidene tyden, naar gelang der grootte van de onderscheidene loopcirkels, derzelver omloop om de Zon volbrengen; daar integendeel Jupiter, die zo veel verder van de Zon afstaat, en uit dien hoofde eenen veel traageren voortgang heeft, zo dat hy dagelyks maar bykans vyf minuuten op zynen loopkring vordert, en ten naastenby twaalf van onze jaaren | |
[pagina 4]
| |
noodig heeft, om zynen geheelen omloop om de Zon te volbrengen, volgens de naauwkeurigfte waarneemingen, binnen den tyd van nog geen tien uuren, met eene onbegryplyke snelheid zich om zynen as wentelt; gelyk een ieder weet, die maar maatig in de Starre- of Hemelloopkunde geoefend is. Niets was 'er dan noodig, ter volbrenging van dit Wonderwerk, in josua's Geschiedboek opgetekend, als dat de Aarde, terwyl zy haaren jaarlykschen loop vervolgde, eenige oogenblikken, om zo te spreeken, in de dagelyksche omwenteling om haaren as werd opgehouden. Iets dat zo weinig invloed maakt op 't Heeläl, of zelfs in ons Zonnestelzel, als of 'er thans iets dergelyks voor weinige minuuten in Uranus, Saturnus, Jupiter, of zelfs in die Planeeten, welke ons naderby zyn, Mars en Venus, gebeurde. En wat is toch het te weeg brengen hier van, om zeer gewigtige redenen, voor den Almagtigen Schepper en Onderhouder van het gantsch Heeläl? Immers niet meer (mag ik hier eens deeze gelykenis gebruiken?) dan het is voor een mensch, die, met een rytuig van eene steile schuinte zullende afryden, zo lang één of meer wielen van dat rytuig vastmaakt, of remt, gelyk men het noemt, en daar door derzelver omdraayingen belet, terwyl zy, egter, met de overige wielen van dat zelfde rytuig, juist een gelyken voortgang maaken.’ Wy twyffelen zeer, of deeze Oplossing den Starre- en Hemelloopkundigen voldoen zal, en de zwaarigheid, wegens de ophouding van de Dagelyksche Omwenteling der Aarde, waarin ook de Vires centrales te passe komen, wegneemenGa naar voetnoot(*). - Onlangs de gedagten van den Hoogleeraar hamelsveld, over dit zeggen van josua, opgeevende, hebben wy betuigd, goeddeels in diens zeer eenvoudige verklaaring te kunnen berusten, en wy houden het nog daar voor, dat men hier verkeerdlyk een Wonderwerk verondersteld heeft, dat altoos aan de onoplosbaarste tegenwerpingen onderworpen blyftGa naar voetnoot(†). |
|