Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 588]
| |
Natuurlyke historie van de Rosse-eend.(Volgens den Heer de buffon.)
De Rosse-Eend, in 't Latyn Anas fere fusca, vel media, ook Penelope, in 't Engelsch Pochard, in 't Fransch Millouin, in 't Hoogduitsch Rot-hals en Mittelent, heeft, overeenkomstig met den naam van Cane à tête rousse, of Eend met een rossen Kop, zo als belon dezelve opgeeft, den Kop, en een gedeelte van den Hals, ros bruin, of Kastanje bruin; deeze kleur loopt aan den Onderhals kringswyze om, en wordt gevolgd van zwart of donker bruin, desgelyks over de Borst en tot den Rug oploopende; de Vleugels hebben een graauwe zwartagtige tint zonder weerschyn; maar de Rug en de Zyden zyn aartig gewerkt: over een parelkleurden grond loopen fyne zwarte streepjes, by kleine zigezaagen. Volgens schwenckfeld, is de Kop van het Wysje niet ros gelyk die van het Mannetje, en heeft alleen eenige rosagtige streepen. Van grootte is de Rosse-Eend als de Brand-gansGa naar voetnoot(*), maar zyne gestalte veel lomper; de al te ronde gedaante geest een logge houding aan deezen Vogel, die ook met moeite en zeer onbevallig loopt, en, om op den grond in evenwigt te blyven, noodig heeft, van tyd tot tyd, met de vlerken te slaan. Het geluid, dat de Rosse-Eend slaat, gelykt meer op het geschuissel van een grooten Slang, dan op de stem van een Vogel. Zyn breede Bek is zeer geschikt om in den modder te slobberen, Wormen te vinden, kleine Vischjes en Schelpvisschen te vangen. Twee Mannetjes deezer Vogelen, door den Heer baillon 's Winters op een Vogelplein gehouden, waren bykans altoos in 't water; in 't zelve betoonden zy zich sterk en moedig, en lieten niet toe, dat andere Eenden naderden; slagen met den Bek waren de middelen ter verwyderinge; maar de andere Eendvogels namen hun beurt waar als de Rosse-Eenden zich op den grond bevonden, en alle verdeediging der laatstgemelden bestondt | |
[pagina 589]
| |
alsdan in na het water to vlugten. Schoon zy getemd, en zelfs vry gemeenzaam geworden waren, kon men ze niet lang houden, dewyl ze niet kunnen loopen, zonder de pooten te beschadigen: het zand der wandelpaden in de tuinen hindert deeze Vogelen zo zeer als de grond van een Vogelplein; en, welke voorzorge de Heer baillon droeg, zy leefden niet langer dan zes weeken in den gevangen staat. ‘Ik geloof,’ schryft deeze keurige Waarneemer, ‘dat deeze Vogels tot het Noorden behooren; de myne bleeven 's nagts in 't water, zelfs wanneer het sterk vroos; zy maakten 'er genoeg beweegings om te beletten dat het rondsom haar niet digt liep.’ - ‘Voor het overige,’ voegt hy 'er nevens, ‘eeten de Rosse-Eenden veel, en verteeren het voedzel zo vaardig als de andere Eenden; in den beginne eeten zy niets dan geweekt brood, vervolgens droog; doch kreegen het 'er met groote moeite door, zy moesten bykans elk oogenblik drinken; ik heb ze niet kunnen leeren Graan te eeten.’ De Heer hebert, die, als een oplettend en vernuftig Jaager, in de jagt, andere vermaaken, dan dat van doodschieten, heeft weeten te vinden, schenkt ons over deeze Vogels, gelyk wegens veele anderen, zeer gewigtige waarneemingen. Hy schryft: ‘De Rosse-Eenden schynen my, naast de Wilde-Eendvogels, de talrykste in de Landen, waar ik gejaagd heb. Zy komen tot ons in Brie op het einde van October, by benden van twintig tot veertig; zy vliegen veel sneller dan de Wilde-Eendvogels, en het gedruis der vleugelen is geheel onderscheiden: de Vogelbende vormt in de lugt een geslooten Peloton, zonder een driehoek te maaken, gelyk de Wilde-Eenden. By derzelver aankomst zyn ze onrustig, zy stryken neer op groote poelen, oogenbliklyk daarop vliegen zy weder weg, vliegen veelmaalen rond, gaan heenen, komen één uur daar naa weder, en houden geen langer tyd stand. Wanneer ik ze geschooten heb, is het altoos by geval geweest, en met zeer zwaar lood. Als zy haare veelvuldige wendingen in de lugt maakten, staken zy alle uit door een dikken rossen Kop, welke by ons in Bourgogne deezen Vogelen den naam van Rougeot heeft doen verwerven. - Zeer ongemaklyk vallen zy te naderen; en het is alleen in de Eenden-Kooijen van Picardye dat men ze veelvuldig kan dooden; des niettegenstaande zyn ze zeer gemeen in Bourgogne, en men vindt ze te Dijon in de Vogel-Koopers Winkels bykans den geheelen Winter. Ik | |
[pagina 590]
| |
heb in Brie 'er een gedood, in de maand July, op een heeten dag. De Vogel kwam my voor op de oevers van een poel, te midden van het houtgewas, op eene zeer eenzaame plaats. Hy was vergezeld van eenen anderen, 't geen my deedt vermoeden, dat het een Paar was, en dat eenige Paaren van deeze Vogelsoort in Frankryk in groote moerassen broeden.’ Wy voegen 'er by, dat deeze Vogelsoort ook zeer verre van onze Landen verwyderd voorkomt: want wy hebben uit Louisiane een Rosse-Eend ontvangen, gelyk aan de Fransche. Daarenboven, men herkent denzelfden Vogel in de Quapacheanauthli van fernandesGa naar voetnoot(*), die den Heer brisson daarom de Millouin du Mexiqae tyteltGa naar voetnoot(†). - Wat de verscheidenheid in de Fransche Rosse-Eenden betreft, door deezen laatstgemelden Vogelbeschryver opgegeeven, onder de aanwyzing van Millouin Noir; wy kunnen, deeze verscheidenheid ons onbekend zynde, niets anders doen dan ons houden aan 't geen hy daar van zegtGa naar voetnoot(‡). |
|