Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijUittrekzel eens briefs, uit Koningsbergen, aan den heer Crell geschreeven, over het succin, geel amber of barnsteen, en de ontdekte vorming daarvan.(Journal de Physique, 1791. Nov.)
myn heer!
Het Regt om den Geelen Amber, door de baaren van de Baltische Zee, naa stormweer, op de Kusten van Pruissen geworpen, te verzamelen, kwam, zints langen tyd, den Koning alleen toe, en maakte gevolglyk een zyner Kroon-voorregten uit. Maar, eenigen tyd geleden, houdt men zich niet te vrede met deeze dikwyls onzekere inzameling; eene nieuwe wyze, om die zelfstandigheid, in eene veel grooter hoeveelheid, magtig te worden, is onlangs in zwang gebragt, op het voorstel van den Heer de gaude, Staatsdienaar. Deeze handelwyze, welke volstrekt nieuw is, spreidt den klaarsten dag over de vorming dier zelsstandigheid, tot nog toe zeer twyfelagtigGa naar voetnoot(*): want, na dat men den Barnsteen, of het Geel Amber, heeft gaan zoeken, gelyk men Metaalen of andere Delfstoffen opspeurt, weeten wy ten minsten, dat die zelfstandigheid ongetwyfeld een voortbrengzel is van het Groeijend Ryk. | |
[pagina 234]
| |
Men heeft naamlyk, naar alle de regelen van de kunst der Mynwerkeren, begonnen, met, op eenen zekeren afstand van Zee, Putten en Gaanderyen te maaken, waaruit de Barnsteen, in eene vry groote hoeveelheid, gehaald wordt. Ik ben in eene dier Putten nedergedaald; dezelve lag twee honderd voeten van de Zee af, en hadt de diepte van 98 en een halven voet. Met behulp van Lampen, die wy, in de diepste plaatzen, veel moeite hadden om brandende te houden, ontdekte ik, met myne Medeonderzoekers, dat de Barnsteen lag tusschen twee strooken Houtskool, aan welke dezelve menigmaal zo vast gehegt was, dat verscheide stukken, welke men ons aanboodt, vry groote Kooldeelen bevatten, waarin het houtagtig zamenweefzel zeer duidelyk te ontdekken was. De kleur van den Barnsteen, welken wy zagen, was bruin als Turf: dezelve brandende, ontstondt 'er een lugt aan Turf eigen, waarin egter een sterke harstlugt doorstak; verscheide brokken Geel Amber ontbonden zich als men ze aan de lugt blootstelde; andere van kleur veranderende, behielden desniettegenstaande hunne vastheid. De Barnsteen ligt niet in geregelde of onafgebrooke aderen, doorgaans vindt men dezelve zodanig met de Koolen vermengd, dat deeze laatste 'er dikwyls doorheen loopen, derwyze dat het bezwaarlyk valle, eenigzins naauwkeurig te bepaalen, waar de eene of de andere zelfstandigheid begint of eindigtGa naar voetnoot(*). 't Is met deeze zelfstandigheid even eens gelegen als met versteend Hout, waarin men omtrent dezelfde evenredigheden waarneemt, tusschen de houtdeelen en de versteenende stoffe, die medegewrogt heeft tot deeze verandering. Boven deeze Koolen, vertoonen zich golvende Zandlaagen. Een weinig denkende op 't geen ik heb voorgedraagen, verkrygt de oude veronderstelling, dat de Barnsteen het bestaan verschuldigd zou weezen aan harstagtige Boomen, die eene zekere maate van verbranding ondergaan hadden, en dat de onvolkomenheid dier verbranding veroorzaakt was door instortingen, die waarschynlyk het vuur uitbluschten, eene nieuwe maate van aanneemelykheid. Misschien ook, dat de onderscheide zoutagtige zelfstandigheden, bevat in | |
[pagina 235]
| |
het Zeewater, 't welk zypelde door het zand, 't welk deeze ontstooke laagen bedekte, het haare desgelyks toebragten aan de vorming van die zelfstandigheidGa naar voetnoot(*). Die stukken, welke men uit de Putten haalt, zyn van verschillende grootte. Ik heb stukken van verscheide ponden gezien, zelfs die van drie tot vyf ponden woogen. In allen gevalle, 't geen deeze wyze van Barnsteen verzamelen kost, wordt ryklyk door het geen 'er van komt goed gemaakt. |
|