Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 225]
| |||||||||||||
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Ophelderende aanmerkingen over het boek van Ruth.(Ontleend uit de Preface sur le Livre de ruth. Par charles chais.)
(Vervolg en Slot van bl. 194.)
Om zich outslaagen te rekenen van het omhelzen der gissingen van Vader houbigant, moest het niet alleen beweezen zyn, dat de veronderstelling van usserius onverdeedigbaar was; maar daarenboven dat 'er volstrekt geen andere waarschynlyke schikking der zaaken ware, om de zwaarigheid weg te ruimen, zonder iets aan den gewyden Text toe te voegen. - 't Is bekend, dat zulks op meer dan ééne wyze kan geschieden; Vader hardouin meende de zwaarigheden weg te neemen, met enkel te veronderstellen, dat rachab, de Vrouw van salmon, de beroemde rachab van Jericho niet ware; doch eene andere van denzelfden naam. Dit gesteld zynde, deedt hy salmon 62 Jaaren naa den uitgang uit Egypte, of 22 Jaaren naa den overtocht der Jordaane, gebooren worden: en volgens dit Stelzel, vinden alle de Geslachten zich gebragt tot 62, 72, 76, 92 en 102 JaarenGa naar voetnoot(*). - Een ongenoemd Schryver de Geboorte van salmon veel laater stellende, te weeten, maar 76 Jaar, naa den uitgang uit Egypte, schikte de Geslachten in dier voege dat zy zich tusschen de 80 en 90 Jaaren vleidenGa naar voetnoot(†). - Maar, vermids in beide die Stelzels nahesson slegts vyftien of zestien Jaaren zou gehad hebben, by den uittocht uit Egypte, 't welk niet strookt met het geen mo es zegt wegens het Gezin aminadab, heeft een ander ongenoemd Schryver, veronderstellende, dat salmon, de Dogter, of mis- | |||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||
schien de Kleindogter trouwde van de beroemde rachab, en 'er boaz omtrent zyn 90 Jaar by verwekte, de andere Geslachten niet veel uitgestrekter dan dit behoeven te maakenGa naar voetnoot(*). Eindelyk is 'er nog eene andere schikking, die, overeenkomstiger met den gewyden Text, een nog gemaklyker verdeeling opgeeft van de Geslachten hier in overweeging komende. De geleerde Schryver van de Nouveau Dictionaire Historique & Critique heeft dezelve onlangs medegedeeld, als van een Vriend ontvangen. Dewyl nahesson een Vorst was uit den Stam van Juda, in het tweede Jaar naa den uittocht uit Egypte, moet hy ten minsten 20 Jaaren geteld hebben toen Israël verlost werd, en by gevolg 40 by den overtocht der Jordaane; veronderstel dat hy 35 Jaaren daar naa Vader werd van salmon; dan zal salmon by rachab zyn Zoon boaz hebben kunnen krygen op zyn 94 Jaar; boaz zal de Vader van obed worden op zyn 86; obed van jesse op zyn 81; en jesse van david, zyn zevenden ZoonGa naar voetnoot(†), op zyn 70 Jaar; voegt 'er nog 70 Jaaren voor het Leeven van david by, en 4 Jaaren voor salomo, en gy zult het getal krygen vanGa naar voetnoot(‡). De naamlooze Maaker deezer berekeninge merkt te regt op dat geen der Asstammelingen van nahesson, Hoofd van een Stam geweest zynde, zy allen, obed uitgezonderd, de jongste Zoonen hebben kunnen weezen, gelyk men verzekerd is dat david was. Van den anderen kant bemerkt men klaar genoeg het voordeel gelegen in de veronderstelling, dat rachab, die salmon trouwde, dezelfde niet ware met rachab van Jericho. Want indien salmon, 85 Jaaren naa den overtocht der Jordaane gebooren, eerst Vader van boaz werd in den ouderdom van 94 Jaaren, en indien rachab van Jericho slegts twintig Jaaren telde, by de intrede der Israëliten in het Land van Canaan, zou zy 149 Jaaren geteld hebben by de geboorte van boazGa naar voetnoot(§). | |||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||
Men brengt hier tegen in 't midden, dat, byaldien de Vrouw van salmon de beroemde rachab van Jericho niet geweest hebbe, het vreemd inkome, dat mattheus van haar gewaagd hebbe in de Geslachtlyst onzes ZaligmaakersGa naar voetnoot(*). Maar voorëerst, is men niet verpligt, in eene ontvouwing van dien aart als de tegenwoordige, reden van alles te geeven. 't Is mogelyk dat 'er twee rachabs geweest zyn. Dit moet voldoen. Ten tweeden. De Euangelieschryver zegt niet, dat die rachab, door hem vermeld, rachab van Jericho geweest hebbe. Ten derden. Wat is 'er in den weg, om te antwoorden dat waarschynlyk de Vrouw van salmon de Dogter of de Kleindogter ware van de beroemde rachab, en dat, om die rede, mattheus deeze genoemd hebbe in de Geslachtlyst der Voorouderen onzes Heeren? Het valt veel min bezwaarlyk te gelooven, dat de Zoon des Vorsten uit den Stam van Juda in den Egt trade met de Kleindogter eener Canaanitische, die eene Waardinne, zo niet van een slegter beroep, geweest ware, dan te begrypen, dat hy die zelve tronwde. Indien men, eindelyk, nog te veel zwaarigheid vindt, om toe te stemmen, dat vyf Persoonen, agter een volgende, in 't zelfde Geslacht gebooren worden uit zeventig, tachtig en negentig Jaarige Vaders, blyft 'er nog over eene party te omhelzen, welke wy nu nog moeten voordraagen. Men wil dat het oogmerk des Schryvers van het Boek van ruth niet geweest hebbe eene volkomene Volglyst op te geeven der Voorouderen van david, van phares af te rekenen; maar alleen, om, by gelegenheid der geboorte van obed, een korte Geslachtlyst te plaatzen van dien Vorst, en 'er dus liet inkomen, niet alle zyne Voorvaders in een rechte lyn onafgebrooken van Vader op Zoon, maar alleen de voornaamsten, en die 't best zouden dienen, om diens Afkomst voor 't oog des Volks af te tekenen; zo dat, indien 'er eenige Naamen op die Geslachtlyst zyn overgeslaagen, dit geschied is, met toeleg van den Schryver zelve, zonder dat men zulks te wyten hebbe aan zyne onkunde, of het verhaast overslaan der oude Asschryveren. De Euangelist mattheus heeft, met voordagt, dergelyke uitlaatingen. Esdra hadt 'er hem een voorbeeld van gegeeven. Men treft 'er ook een aan in de Kronyken. | |||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||
Het staat derhalven vast, dat de woorden, hy gewan of hy was Vader, in den sterksten zin het denkbeeld niet insluiten van eene onmiddelyke Zoonsverwekking; en is dit waarheid, wat verhindert dan de toevlugt te neemen tot dusdanig eene ontknooping der zwaarigheid? Welk eene zyde men kieze in een onderzoek, waar men alleen by het schemerlicht der gissinge voortwandelt, zal deeze, door ons aaangeweezen, althans dit voordeel hebben, dat wy ons niet verpligt vinden ons te verwyderen van het Stelzel van usserius, onzen voornaamsten Gids ten aanziene der Jaartellinge, welke hy gevoegd heeft by de Gebeurtenissen in dit Boek begreepen. Met usserius veronderstellende, dat boaz van rachab gebooren wierd, 42 Jaaren naa dat de Israëliten in het Land Canaan gekomen waren, 't welk gebeurde op het einde van het 2553 Jaar der Waereld, zal men bevinden, dat de Geboorte van obed, van wien, volgens den Prelaat, boaz Vader werd in den ouderdom van 102 Jaaren, valt op het Jaar 2697. Indien men voorts veronderstelt, dat naomi uit den Lande Moabs niet wedergekeerd is dan naa 10 Jaaren afweezens, en dat naa haare wederkomst te Bethlehem, tot aan de geboorte van obed, 'er ten minsten één Jaar verloopen is, zo moet men 11 Jaaren aftrekken van die 2697, 't welk het Jaar der Waereld 2686 uitlevert, voor den tyd, wanneer elimelech en naomi met hun Gezin uittoogen. Het is van dit Tydperk, dat wy aanvangen, schoon wy toestemmen dat zulks alleen op gissingen rust, en 't is op deezen voet, dat wy de geheele. Tydrekening van dit Boek schikken, 't welk, eigenlyk gesprooken, niets behelst dan de Geschiedenis van eene byzondere Familie, geduurende 11 Jaaren naa het Jaar der Waereld 2686, tot het Jaar der Waereld 2697Ga naar voetnoot(*). Om weder te keeren tot de Geslachtlyst, die 'er het slot van uitmaakt, en waartoe man ziet dat de Schryver zyne Leezers als met de hand wilde leiden, geeven wy hier op, de Jaartelling volgens het Stelzel waaraan wy ons houden.
| |||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||
Deeze Geslachtlyst tot david voortgezet zynde, besluit men daaruit, met veel waarschynlykheids, dat het Boek van ruth opgesteld is by het leeven van dien Vorst, misschien zelfs naa dat samuel hem, op Godlyken last, gezalfd hadt om over Israël te regeeren. In het eerste vers, wordt met de daad van de Regteren gesprooken, met uitdrukkingen, die klaar genoeg aanduiden, dat zy, zints eenigen tyd, niet langer over het Volk van god heerschten. David dan genoemd wordende in het laatste vers, is 'er alle reden, om te gelooven, dat de Opsteller van dit Boek 't zelve schreef in den tyd die verliep, tusschen de bestemming van dien Vorst, om den Opvolger van saul te weezen, en het tydperk zyner daadlyke verheffing op Israëls ThroonGa naar voetnoot(*). - Indien men zich voege by den Schryver van de Chaldeeuwsche Paraphrasis, is alle geschil uitgemaakt: want hy eindigt met de woorden, En isai gewan david, Koning van Israël. Woorden, die, in eenige Afdrukken van de Vulgata overgenomen zynde, den Cardinaal cajetan deeden besluiten, dat david met de daad reeds ten Ryksthroon was opgesteegen, toen de Geschiedenis van ruth het licht zag. Maar dewyl men geene bewyzen heeft, dat de Hebreeuwsche Text de leezing opgeeft gelyk jonathan, kan men diens gevoelen niet hooger stellen, dan het begrip van een byzonder Persoon, 't welk geen Wet voor iemand uitmaakt. Voor het overige, blyft men in eene volkomene onzekerheid, over den Schryver deezes Boeks. De Jooden, dit Boek onder de Regelmaatige Boeken plaatzende, hebben eenigen 't zelve toegekend aan den ongenoemden Schryver der Jaarboeken der Koningen van Israël en Juda, van welken dikmaals gewaagd wordt in de Boeken der Koningen; anderen aan esdra, zommigen aan ezechias, en de meesten aan samuel, dien zy ook als den Schryver van | |||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||
het Boek der Regteren groetenGa naar voetnoot(*). 't Is dit gevoelen, 't welk het gros der Christen-Uitleggeren heeft aangenomen. Twee Geleerden hebben, zeer onlangs, het Boek van ruth, de een aan david zelve, de ander aan den Propheet gad, toegeschreevenGa naar voetnoot(†). Wat 'er ook van dit geschil over den Schryver moge weezen, 't is blykbaar, dat men verscheide nuttigheden, uit het leezen deezer Geschiedenisse, kan haalen. Josephus, op zyn trant, de Gebeurtenissen, in dit Boek voorkomende, verhaald hebbende, eindigt in deezer voege: ‘Ik heb het noodig geöordeeld, deeze Geschiedenis te boeken, om de magt van god te vertoonen, wien het gemaklyk valt Menschen, uit laagen stand, tot de hoogste Waardigheden te verheffen, gelyk Hy david gedaan heeft, uit zulke Voorouderen gesprootenGa naar voetnoot(‡).’ 'Er is veel waarheids in deeze bedenking. Ondertusschen kan men alle de uitdrukkingen niet in den sterksten zin aandringen. Want, indien david van de zyde der Vrouwen, die zyne Voorvaders getrouwd hadden, een Man van laage afkomst was, in wiens aderen het bloed stroomde van rachab de Canaanitische, en van ruth de Moabitische, zien wy, van den anderen kant, dat hy, van Vader tot Zoon, afstamde van Vorsten des Volks, van Kinderen van juda, Zoon van den Aartsvader jacob, Kleinzoon van izaak, en Achterkleinzoon van abraham. Ten anderen, de Vrouwen kwamen in de Geslachtlysten der Hebreeuwen niet in aanmerking, en heeft god toegelaaten, dat twee Heidinnen opgenoemd worden in het Koninglyk Geslachtregister van david, uit wien ten eenigen dage de messias zou voortkomen, het is, om dat god, die heden, gister en in eeuwigheid, dezelfde is, nooit de Volken zodanig in derzelver wegen heeft laaten wandelen, of hy droeg zorge, om, door spreekende en luisterryke voorbeelden, de waarheid te toonen van de belofte aan den Vader der Geloovigen gedaan, dat in zyne Nakomeling schap alle Vol- | |||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||
ken der Aarde zouden gezegend worden; dit was een betoon van zyne agtneeming op de Heidenen, die Vreemdelingen waren des Verbonds Israëls; dit strekte, als 't ware, ter gunstige voorbeduiding van de Roeping der Heidensche Volkeren, tot dat Verbond van Ontferming en Genade. Afgescheiden van deeze hoofdäanmerkingen over het beoefenen des Boeks van ruth, kan 't zelve op meer dan eene plaats nuttigheid verschaffen aan een oplettend Godvrugtig Leezer. 't Schenkt gelegenheid tot gewigtige Ontvouwingen van eenige Wetten, en zommige zonderlinge Gebruiken in de Regtsgeleerdheid der oude Hebreeuwen. - Het bekragtigt de aangelegene Leerstelling, van de tusschenkomst en de Vaderlyke zorgen der Voorzienigheid, in alle de lotgevallen des leevens, in de geringste zo wel als in de grootste. - Men ziet 'er de vrugten van eene onafscheidelyke verknogtheid aan den waaren Godsdienst, welke hulp- en redmiddelen de Godsvrugt in tegenspoed schenkt; de voordeelen der Zedigheid, om het oplettend oog der Braaven te trekken, en die van een wel gevestigde agting, om de eer der Deugd ongeschonden te bewaaren, in maatregelen, die het Zedebederf verdagt zou doen worden. De voorzigtigheid en 't goed gedrag van naomi, de genegenheid, de zagtaartigheid en de zedigheid van ruth, de wysheid en edelmoedigheid van boaz, behaagen, treffen en onderwyzen. |
|