| |
Kabinet van Mode en Smaak. Tweede en Derde Deel. Te Haarlem by A. Loosjes Pz., 179: en 1792. In 8vo. 432 en 448 bl. Met Plaaten.
In het Tweede Deel van dit Kabinet, behelzende de zeven laatste Stukjes, welke in den Jaare 1791 zyn uitgegeeven, vindt men weder een aantal gebruiken, vermaaken, enz. van andere Natien, medegedeeld, als: 1. Bericht wegens Celebes en het Koningryk Macassar, uit von archenholtz, Neue Litteratur und Volkerkunde overgenomen. 2. Eene fraaije Geschiedenis der uiterlyke Zeden, naar het Hoogduitsch van den Hoogleeraar eschenburg. 3. Over Rusland, deszelfs land-aart, Zeden, Luxe, Modes en Vermaaken; beschreven door een ooggetuigen, welke zich aldaar eenige jaaren heeft opgehouden. 4. Over
| |
| |
het Bly- en Kluchtspel der Italianen. 5. Balletten uit de XVIIde Eeuw. 6. De Regatta te Venetien. 7. Schouwspeelen der Spanjaarden. 8. Zeden der Morlakken. 9. Luxe en Modes in Poolen. 10. Hair- en Baard-Modes, en 11. Huisraad der Dames in de XVde Eeuw. Verder eene beschryving van verscheidene oude en hedendaagsche Vaderlandsche Dragten. Modenieuws uit de verschillende ryken van Europa. Tooneelnieuws van verscheiden plaatsen, elf Byzonderheden, en Mengelwerk, uit Gedichten, Fabelen en Anecdoten, bestaande. - Het Derde Deel, of de zeven eerste Stukjes, in dit jaar 1792 uitgekomen, bevatten, boven de laatstgemelde Artykelen, en een vervolg van de Geschiedenis der uiterlyke Zeden. 1. Fragmenten eener reize naar Spanjen, uit Le Marquis de langle, Voyage en Espagne. 2. Zeden der Slaaven-kust bewooners, uit matthews Reize naar Sierra-Leona. 3. Beschryving van een yzeren Dameskapzel te Newcastle, overgenomen uit the Memoirs of the Life of lackington, en 4. Eene uitmuntende Verhandeling, over de Germaanen. grootdeels overgenomen uit ph. ludw. haus, Altertumskunde von Germaniën. Twee Tooneelspelen, als 1. Die geslagen zyn betaalen de Boete, een bekend Stukje, naar het Fransche van den Heer dorvigny, en 2. De
Ring, naar het Hoogduitsch, zullen verscheidene Leezers bevallen, schoon het Plaatje tot het eerste Stuk elendig slecht is: even als de afbeelding van het gedenkteken op joseph schmit, in leeven een beroemd Componist te Amsterdam: welk gedeukstuk men, op Donderdag den 22sten Maart, deezes jaars, in een buitengewoon Treur-Concert, in de Maatschappy, Felix Meritis, heeft opgericht.
Daar dit Kabinet zo veel ten opzichte van het Tooneel heeft; en onze Nabuuren, de Duitschers, zedert eenige jaaren, groote vorderingen, in het vervaardigen van Tooneelspelen, gemaakt hebben; zo valt onze aandacht thans, op de beschryving van een der openbaare Tooneelen in Duitschland, en hoe de stukken daar vertoond worden. Zynde deeze beschryving voorgedraagen, in eenen brief over Berlin; en uit een geächt Hoogduitsch Maandwerk overgenomen. Dus schryft men uit die Hosplaats:
‘Gy kent het schoone Opera-huis, of liever, gy kendet het voorheen; want nu heeft het eene andere gedaante gekreegen. Het is, wat het uitwendige betreft, 'er mede vergaan, als met een' eenwaardigen Grysaart, welken men zyne eigen gryze hairen heeft afgesneeden, en een gryze paruik opgezet, om daar mede zyn ouderdom aan te duiden. Het gansche gebouw is van buiten à l'antique opgesierd; heeft van binnen een nieuw plafond, eene parysche Reverbére, en twee kroonen zonder licht; maar trotsch de aanmerkelyke Reverbéres kan men echter geen woord in zyn boek zien, en onverminderd het overvloedig verguldzel der Logés, zit men 'er
| |
| |
echter zeer ongemaklyk in, en ziet het tooneel alleen, als men in de eerste rei zit.
Geduurende het Carneval zyn 'er doorgaands tien vertooningen, en gewoonlyk twee nieuwe Operas. Reichard zou een goed en verdienstelyk Componist zyn, maar - hy is een Duitscher! om dit te verhelpen, zet men hem eenen Signor allessandri, welke Kapelmeester is, op zyde; allessandri componeert eene Opera, die zoo Italiaansch, als mooglyk, is - men is verrukt - en reichard moet wyken.
Het Hof bezoekt de Opera telkens, en een hoogst talryk publiek van allerleiën rang dringt 'er in, is verrukt over de kakelbonte pragt, babbelt geduurende de Arias en Choren, en is, by het Ballet, geheel oog. De meeste gaan in de Opera, niet om de muziek, maar, gedeeltelyk, wyl het de mode is, gedeeltelyk, wyl het niets kost; hierom is hun de Componist onverschillig: de andromeda des eersten, of de darius des laatsten.
Om zes uuren komt het Hof; de Maitre de Spectacle maakt dit door een hard gebons met zyn stok bekend, en de Synfonie heft aan. Blyft men daarby onbevreedigd, dan zeker is zulks niet aan de uitvoering te wyten, wyl het Orchest een der besten in Duitschland is.
Het Gordyn vliegt niet, maar wordt langzaam opgerold, en men ziet verwonderlyke dingen elkanderen volgen. De Hoven der Hesperiden! zoo bont, zoo over verguld en beuzelachtig, met zoo veel bronnen en stroomen doorweeven, dat het overal onnatuurlyke natuur is - dan weder den tempel van nephtunus, welke zich uit de lynwaten Zee verheft, en met al deszelfs pragt de verbaasde menigte verblindt, omringd met Tritons en Najaden met vederbossen en hoepelrokken, of het hol der Gorgonen, duister en schrikkelyk, met drie ingangen, van welke echter de middenste alleen gangbaar schynt, wyl de beide anderen met tuindeuren gesloten zyn, en dus wisselt het een het andere af, wel is waar, tamelyk langzaam, wyl het Mechanismus daarby geene wonderen doet. Zomwylen echter ziet men zeer natuurlyke dingen, wanneer men naamlyk, door tydsgebrek, genoodzaakt is, oude Decoratiën te neemen, als by voorbeeld, eene Zaal, een Zuilen-gallery, zoo schoon, zoo geheel wat het zyn moet, dat men zich onwillig, door de grilligheid des tegenwoordigen Decorateurs, uit de verbeelding rukken laat.
De meeste Operas heffen met een Chorus aan; daarby heeft men zorg gedraagen, op de eene zyde des tooneels in eene lynrechte richting een Choor scholieren te plaatsen, allen met witte handschoenen en afgelegde kleederen der Zangers en Zangeressen aangedaan; deeze laatste echter zyn hun niet naar 't lyf gepast, maar volkomen nog in dezelfde grootte, als zy voor
| |
| |
de bejaarde Grieken waren, zoo dat zy den twaalfjaarigen gasten vry groot en wyd zyn.
Deeze nedergeplante Volken staan in de derde Positie, zingen hunne Chooren vol gebed, dank, weeklagten en triumf, zien censtemmig, men onzekeren, angstigen, blik beneden naar den maatslaanden Kapelmeester, en volgen de maat met den rechter voet na, geheel onbezorgd voor hunnen beheerscher of beheerscheres, welke met de hevigste elenden te stryden heeft.
Intusschen verschynt de beangste heldin, fraai gekleed, met den neusdoek in de hand; zy nadert met een langzaam trippelende waardigheid den voorgrond; de Volken verdubbelen hun geschrei, en loopen vervolgens heen om zich te verkleeden. Een schitterende Hoefstoet van 3 of 10 vertrouwden, allen met den neusdoek in de hand, marcheeren, twee aan twee, agter haar, en rangeeren zich, wanneer zy op den voorgrond aangeland zyn, in eene halve maan, achter haar. Zy deelt in eene klagende recitatief heur lyden der waereld, en heuren vertrouwden, mede; deeze laatste echter neemen in die elende geen deel, maar wagten heur laatste woord af; zy, gestikuleert daarby met afgemeeten tempo's, vergeet het Port de bras, de eigendomlyke fraaiheld der Opera-Zangeressen, niet. Het slotwoord is daar, en plotslyk verkrygen de beeldzuilen, agter haar, leeven, brengen heure keelen en neusdoeken in beweeging en vallen met een tutti van troostredenen in. Nu is zy getroost, eene schelle Fluit van boven kondigt nu eene Aria aan, en tevens de verandering des tooneels; zy zingt de Aria, en de Dames agter haar neemen henre voorige beeldenstand weder aan. De geliefde komt, met een vertrouwden, aangcloopen, zingt, daar hy reeds begint oud te worden, in een eenigermaate onaangenaamen discant, zyne liefde: het schouwspel voor de Goden begint, en het publiek gaapt.
Of het Tooneel wordt met eene beleegering geopend. Voor de Stad, in de Stad, op den muur, overal Soldaaten de Stad wordt stormenderhand veroverd; een halfduizend huisladders, waar aan hier en daar een Strooman vast gemaakt is, leunen aan den muur; de vyandelyke Soldaaten boven pikken naar de maat, op de braave Stroohelden, welke standvastig post houden, schoon 'er zeer ernstig gevogten wordt. - Ik verzeker, het is geen gekheid! twee aan twee staan zy op hun aangewezen plaats, en slaan hunne Sabels zoo lang tegen elkander, tot een van hun nedervalt; men zoude het vooraf zoo niet denken, maar, eer men omkykt, is de schouwplaats vol lyken. De kloeke Stroomannen vliegen eindelyk ook van de ladders af, en, om de verschrikking in dit tydpunct nog verschrikkelyker te maaken, wordt 'er eene machine aangevoerd, even zoo als de hoveniers tot het scheeren der boomen gebruiken, en dit verbeeldt een muurbreeker; naauwlyks verschynt dit stuk, of de muur valt, uit respect, voor hetzelve
| |
| |
neder, en na deeze Zegepraal behoort de Stad dén belegeraars. Van verre ziet men het Voorhof eenes tempels. De arme vestaalsche Maagden hebben geen rust meer in denzelven, stygen de kleine houten trap af, en trekken uit met zak en pak. Waarschynlyk hebben zich de Meisjes verkleed, om ongekend te blyven, en zich op de vlugt niet bloot te stellen; immers, zy draagen kleine korte baleinen rokken, en een klein rood manteltjen, met veel smaak over de schouderen en borst vast gemaakt; en, even als een Wapenmantel, ten teken wat zy voormaals waren, een klein gaazen kapje, in plaats van een sluiër, boven op de toupet vastgehecht. Aldus toegerust, gaan zy onder een treurig gezang en dans heen, om, met heiligdommen belaaden, verder heur fortuin te zoeken.
Dit treurig tooneel verwisselt met een triumf. Hoe veel geslonker en goud, en hoe weinig pragt! - Een der Goden zaagt gy misschien hier nooit in het spel, - nu dan - verbeeld u een arme minnaar in de domme verlegenheid, dat men zyne geliefde aan een draak ter spyze zal geeven. Natuurlyk kan niemand, dan een God, haar redden, en deeze verschynt ook. Merkuur, fraai gesriseerd, in vieeschkleurig taf genaaid, met witte vleugels aan het hoofd, en vier dito dito aan zyne voeten, verschynt; zittende, als 't ware, in een vogelnest, om hoog in de lucht. Rondom hem heen hangen, even als Zwaluwen, eene menigte Choorkweekelingen, als Geniën, en snateren een Choor; zy zyn ook gekapt, en, om aan een God den rang te laaten, alleen in linnen gewaad, en met bloemen omkranst. Deeze vormlooze massa ontwikkelt zich meer en meer, hoe nader zy by de aarde komt, en zie daar! het zyn linnen wolken, welke zich in een langwerpig vierkant ontrollen, en in het midden een gat hebben, groot genoeg, om den Goden bode, door hetzelve heen, in zyne Wolkenkoets op een bank te zien zitten. Hy spreekt, in een styven bastoon, zynen Heer Broeder perseus aan; deeze is getroffen door die verschyning, en uit zyne verbaazing in schoone discant toonen. Merkuur geest hem den raad, tot de Gorgonen af te stygen, om Madame medusa den kop af te ronsselen, en, wyl het veel scheelen kan, of zy in deezen oogenblik kennis met hem maakt of niet, voorziet hy hem met een onzichtbaarmaakenden helm; na dat merkuur zyne zaaken verricht heest, neemt hy perseus met zich, en zy vaaren beiden met deezen ordinairen Wolkenpost zeer langzaam opwaards; echter zingt perseus vooras nog eene Aria, vol bravour en
resolutie.
Nu is het hol der Gorgonen daar; furien en duivels, met zwarte baleinen rokken, rood uitgemonsterd, met roode schoenen en koussen, en zwarte vederbosschen, komen van alle zyden ten voorschyn. Perseus verschynt onder hun, zy grynen hem aan, doch onze held verliest zyne contenante niet,
| |
| |
en ronselt recht handig, in zyn incognito, het hoofd van medusa; draagt hetzelve in een witten neusdoek met zich heen, en de arme duivels zingen en dansen hunne droesheid uit. Onze held vervolgt zynen weg door de Hoven der Hesperiden. Hy laat zyne geliefde smachten, en amuseert zich in deezen Chineeschen Lusthof. Natuurlyker wyze wordt de brutaale draak woest, en wil zich door geene ydele woorden laaten paaiën; andromeda moet dus aan hem opgeöfferd. Men ziet in den agtergrond der Zee een Rots van vyf voeten hoogte, op eene witte vlakte, met geschilderde aanschouwers, van welken de een den anderen op de schouders zit, voor dezelve weder de voorige volken, in twee liniën opgemarcheerd. Andromeda verschynt in eene geheel witte Robe en een baleinen rok, ten einde den draak met haar toilet iets te doen te geeven. Elk houdt den neusdoek voor de oogen, en zy wordt op de rots gevoerd. Een verschriklyk monster van lynwaad, met opgeplakte schubben, zwemt aan, en perseus, met een galanteriedegen in de hand, verschynt van de andere zyde, slaat het monster eenige reizen met den vlakken kling op den kop, daar door verliest het gevaarte zyn evenwigt, en begint te wentelen. Men moet een held als perseus zyn, om daar niet by te lachen. Daar de degen niet helpt, houdt by hem zyn schild voor, en de theater-dichter geeft van agter de schermen, in naam zynes schepzels, een vreeslyke schreeu, de daarin verborgen mannen kruipen 'er zagtjens uit, en het monster zakt in één. Na eenige danssen is de voorstelling geëindigd, even als deeze myne opgave’
Wanneer wy deeze beschryving der Berlynsche Opera, en de uitvoering der stukken in dezelve, in vergelyking wilden brengen, met het geen op onze Schouwburgen in Nederland gezien wordt; dan zouden wy, al te dikmaals, zuchtende moeten uitroepen: tout comme ches nous! en maar zomtyds kunnen zeggen: neen, zoo slegt is het hier noch niet. - Intusschen hoopen wy noch al, dat de zaaken, in deezen brief voorkomende, door des Schryvers boertig genie eenigzins vergroot zullen zyn; en eindigen met de volgende snaaksche Anecdote, mede in dit Kabinet van Mode en Smaak te vinden.
‘Een Edelman had in zynen Hof een schoonen vrugtboom, welke deerlyk door de Wespen aangevallen werd. De bezitter, geen middel ziende om dezelve te verdryven, kreeg den inval om 'er onder te laaten schieten; hy zend ten dien einde zyn zoon en zyn knecht in den Hof; de knecht klom in den boom, om, door het schudden, de Wespen aan 't vliegen te helpen; middelerwyl schoot de Jonker toe, en trof zo ongelukkig, dat hans, hals over kop, uit den boom tuimelde. Toen de zoon te rug kwam, vroeg Papa hoe het gegaan ware. Uitmuntend, antwoordde hy, 'er zyn wel duizend op het slagveld gebleeven, en wy hebben slechts één eenig man verlooren. |
|