De ontwerpen.
‘Ik heb tegenwoordig honderd duizend guinies,’ zeide de oude gregorius, in het beklimmen van eenen berg, van wiens top men de kostbaare landeryen, die hy gekogt had, konde beschouwen.
‘Ik heb honderd duizend guinies, door naarstigen arbeid gewonnen; ik zal voor myn' Zoon eene plaats in het Parlement koopen, en myne Dochter aan een Pair van het ryk uittrouwen.
Ik ben niet ouder dan vyf en zestig jaaren, met myne honderd duizend guinies; ik ben sterk en gezond; ik eet en drink wel, en zal het overig gedeelte van myn leven vrolyk doorbrengen.
Ja, waarlyk, vervolgde de oude gregorius, den top van den berg bereikende, ik heb honderd duizend guinies: Hier zal ik myn huis laaten bouwen, dáár myn boomgaard doen planten - dáár is de plek, waar myne trekkassen zullen staan, en waar ik myne ananassen zal kweeken.
Die Pagtwooningen verhinderen myn uitzigt - Ik zal die doen wegneemen.’
‘Waar zullen dan de Pagters blyven?’ vroeg zyn Rentmeester die hem vergezelde. ‘Dat is hunne zaak, antwoordde de oude gregorius: de moolen, die gy daar ziet, zal ook afgebroken worden, en zal de beek, die myne velden bevochtigt, niet langer stuiten.’
‘Waar zullen dan de Dorpelingen hun graan doen maalen?’ vroeg de Rentmeester...... ‘Dat zyn myne zaaken niet,’ viel hem de Grysaard in.
‘Gregorius kwam in zyn huis te rug, zeer te vrede over zyne wandeling; hield, met sinaak, zyn avondmaal, denkende