Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 382]
| |||||||||||||
Geschiedenis der Kolonie van Suriname. Behelzende derzelver Opkomst, Voortgang, Burgerlyke en Staatkundige Gesteldheid, tegenwoordigen Staat van Koophandel, en eene volledige en naauwkeurige Beschryving van het Land, de Zeden en Gebruiken der Ingezetenen. Geheel op nieuw samengesteld door een gezelschap van geleerde Joodsche Mannen aldaar. Te Amsterdam en Harlingen by Allart en van der Plaats, 1791. In gr. 8vo. 364 bl.De Heer c.g. dohm, Geheimschryver van den Koning van Pruissen, een Hoogduitsch Geschrift, over de burgerlyke hervorming der Jooden, in 't licht gegeeven hebbende, bezorgde de Heer m.j. bernoulli daar van, in 1782, eene Fransche vertaaling, onder den tytel: La Reforme Politique des Juifs. Dit Werkje niet voor Sprokkelmaand 1786, in het letterkundig Kollegie der Jooden, te Suriname, onder de spreuk: Docendo Docemur, komende, werd door de Leden zoo wel ontvangen, dat de Regenten der Portugeesche Joodsche Natie aldaar goed vonden, om deszelfs Schryver een' brief van dankzegginge toe te zenden, gedateerd 10 Lentemaand 1787; daar in tevens de verschuldigde eere bewyzende aan de gedachtenisse van den toen reeds overleden Franschen Vertaaler. Deeze Brief, over Holland, naar Berlyn gezonden zynde, had meerder uitwerking dan deszelfs Schryvers zich hadden durven belooven. Zy ontvingen, den 29sten van Zomermaand, van dat zelfde jaar, een antwoord van den Heer dohm, gedateerd Keulen aan den Rhyn, 29 Louwmaand 1787, hen kennis geevende van zyn voorneemen, om het geluk der Natie nog meerder te bevorderen; verzoekende daarby tevens hem te willen voorzien met de noodige onderrichtingen wegens de Kolonie van Suriname, en de daar gevestigde Jooden, ten einde hy zich in staat mogte gesteld vinden, om, door treffende voorbeelden, de hoofdstelling van zyn Werk staande te houden, en, zo veel in hem was, mede te werken, aan eene gunstige Omwenteling ten hunnen voordeele. De Joodsche Regenten talmden niet om daadelyk handen aan 't werk te slaan; en welk eene Natie zou, op het openen van zulk een gunstig vooruitzicht, kunnen stil zitten? Zy gaven den Heer dohm onmiddelyke kennis | |||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||
van hunne bereidwilligheid in deezen. En daar hy hen verzogt had, om hem eenige geschiedkundige berichten toe te laaten komen, wegens de lotgevallen, die der Kolonie, sedert haare eerste oprichting, wedervaaren zyn, benevens 't geen haaren tegenwoordigen staatkundigen en zedelyken toestand betreft, zo werdt het Plan van dit Werk door hen gevormd; zynde alles, wat den Jooden te Suriname wedervaaren is, te verbinden aan het geen de Kolonie raakt, om dus een naauwkeurig Historisch verslag te geeven, van alles wat hen in deezen opzichte betreft. Men zal uit het gezegde kunnen opmaaken, dat deeze Joodsche Schryvers, de meeste Werken gebezigd hebben, welken eenig licht over Suriname, en deszelfs Geschiedenisse, kunnen verspreiden: dat zy boven dien niet verzuimd hebben, hunne Natie in veele opzichten te verdeedigen, zo wel in zulke gevallen in welken zy verdeediging noodig had, als in anderen in welken zy valschelyk belasterd wordt. Die het menschelyk hart, en de algemeene zucht der byzondere Natiën kent, zal zulks den Portugeezen van Suriname geenzins ten kwaaden duiden. Na eene Opdragt aan de Bestuurders en Regeerders van Suriname, resideerende te Amsterdam; na eene gepaste Voorreden medegedeeld te hebben, in welke de Brieven van en aan den Heer dohm gevonden worden; volgt eene Inleiding, in welke verscheidene groote Mannen der Jooden, zo om hun staat als geleerdheid, aangevoerd en geroemd worden. Hier op volgt de Historische Proeve over de Kolonie van Suriname zelve, welke met den staat der Jooden doorweeven zynde, 220 bl. beslaat. Daar na beschryven de Opstellers, in zo veele byzondere Afdeelingen, I. De staatkundige en burgerlyke Regeering der Kolonie. II. De Bevolking zo van de Stad Paramaribo, als van de gansche Kolonie in 't algemeen. Scheepvaart en Koophandel. III. Oprechting en bestemming van de Komptooren der Kolonie, en der Imposten die de Kolonisten en Bewooners betaalen. IV. Beschryving van de Savanne en van het Kordon. Luchtgesteldheid der Kolonie in 't algemeen. Ziekten. Karakter der Kreoolen, enz. V. Geneeskunde, Lapzalvery, Bedrog der Negers. VI. Letterkunde, Letterkundige Maatschappyen, Bibliotheeken, enz. VII. Algemeene levenswyze in Suriname. Vermaaken. Schouwtooneelen, enz. VIII. Staat van uitvoer uit de Kolonie, van het begin deezer Eeuw tot Ao. 1788. IX. Naamlyst der | |||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||
Amptenaaren. En X. Bewysstukken, dienende tot opheldering deezes Werks, in betrekking tot de Joodsche Natie, gevestigd in Suriname. De Schryvers hadden zich zekerlyk, in veele opzichten, kunnen bekorten, schoon een beknopt overzicht van het geheel geene onaangenaamheid voor den Leezer hebbe. De beknopte inhoud der Vraagen van den Heere dohm bestaat in de volgende 9 Punten, wier beantwoording zeker korter had kunnen geschieden; doch dan zouden ook veele weetenswaardige berichten agter gebleeven zyn. 1. Over de voordeelen, die de Regeering van Suriname aan de Joodsche Natie verleent. 2. Of men daar eenig onderscheid maake tusschen de Joodsche Natie, en de andere Bewooners der Kolonie? 3. Of alle bezigheden, Handwerken en soorten van Koophandel, hun geoorlofd zyn? 4. Of de Natie daar het recht geniete, om Plantagien in vollen eigendom te bezitten? 5. Of de Natie daar partikuliere belastingen aan de Kolonie betaale, gelyk in eenige andere Landen? 6. Of, gelyk in eenige andere Landen, het getal hunner Huisgezinnen daar bepaald moet zyn? 7. Of de Natie het Vaderland, als Soldaat, of als Burger- of Krygsbevelhebber, moge verdeedigen? 8. Hoe het zy met de Historie? Wat lot de Kolonie van 't eerste begin haarer stichtinge gehad hebbe, en welke veranderingen de Privilegiën der Natie ondergaan hebben? 9. Hoe het zy met den politieken en zedelyken staat der Kolonie in 't gemeen, en met de gevoelens, welke de wyze en verlichte rechtvaerdigheid der Regeeringe den Christenen jegens de Jooden heeft moeten inboezemen? Daar de Bezittingen van den Staat niet te naauwkeurig gekend kunnen worden, en onze Leezers ook gaerne iets, uit de pen van Portugeesche Jooden gevloeid, zullen leezen; kiezen wy een gedeelte der beschryving van de Plantagiën te Suriname, en derzelver voornaamste Producten. ‘Alle de Plantagiën der Kolonie, over het geheel, zyn gelegen aan de Rivier van Suriname, de Kreeken van Para, van Paulus, en andere die daar in vallen; aan die van Commowyne, haare Rivieren Cottica en Perica, en andere Kreeken; maakende te samen uit een getal van 591 | |||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||
Plantagiën, daar onder begreepen 139 van timmerhout en levensmiddelen: zo dat die, welke bebouwd worden, maar 452 Plantagiën beloopen; te weeten, aan de Commowyne, Cottica, Perica, en aan alle de Rivieren en Kreeken die daar in vallen, 331 van Suiker, Koffy, Kakao en Katoen; weshalven de Rivier Commowyne, de 30 van hout en leeftogt daar by gerekend, in haaren omtrek bevat een getal van 361 Plantagiën of Woonplaatsen: van welk getal aan de Jooden toebehooren 14, namenlyk 8 van Hout, en 6 van Koffy en Katoen. Men heeft in Suriname, daar by gerekend de Kreek van Para, en alle de andere die daar in vallen, met de stichtingen achter de Stad Paramaribo, een getal van 121 Plantagiën van Suiker, Koffy, Katoen en Kakao, en 109 van Timmerhout en Levensmiddelen, samen uitmaakende een getal van 30, welke de Rivier van Suriname bevat, en waar van 32, namenlyk 22 van Hout en 10 van Koffy, toebehooren aan de Jooden. Van het geheele getal deezer Plantagiën van bebouwinge, derhalven, welk, zo als gezegd is, 452 beloopt, moet men 16 aftrekken, toebehoorende aan Jooden, en dan zullen 'er 436 Plantagiën overschieten, die aan anderen toebehooren; doch van welke 350 haare eigenaars in Holland hebben, terwyl 86 hier t'huis hooren. Het weezenlyk getal van de Plantagiën der Kolonie, over het geheel, gaat derhalven dat van 1730 en 1735, 150 te boven; eene vermeerdering die men aan de Rivieren van Commowyne, Cottica, Matapica, Perica, enz. verschuldigd is: want in plaats van 177 Plantagiën, die men 'er in 1730 en 1735 had, telt men 'er tegenwoordig 331 van Suiker, Koffy, Katoen en Kakao, voorzien met Watermolens (uitgezonderd eenige naar om hoog der Rivieren, die nog Molens hebben, welke door beesten gedreeven worden); waar onder een dertigtal Plantagiën behoort, die, naar om hoog der Kreeken aangelegd, alleen Timmerhout leveren, tot dienst van de gebouwen der Plantagiën in 't algemeen. Het tegendeel is gebeurd met de Rivier van Suriname: want van 1730 tot 1735 vond men van haaren mond af tot op 40 mylen opwaards, een getal van 224 Plantagiën van Koffy en Suiker, voorzien met Molens, die door beesten gedreeven worden, en tegenwoordig, daar onder begreepen alle haare Kreeken, en die, welke aangelegd zyn achter de Stad van Paramaribo; uitgezonderd 109 zeer kleine, die niets leveren dan Hout en Leeftocht, vindt | |||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||
men 'er in 't geheel maar 121 Plantagiën van bebouwinge; 't welk eene vermindering aanduidt van 103 Plantagiën, van welk getal de Portugeesche en Duitsche Joodsche Natie, aan de Commowyne en haare andere Rivieren, bezit 14 Plantagiën, en aan die van Suriname 32, dus in 't geheel 46 Plantagiën; en daar onder maar 16 van Suiker en Koffy, in plaats van 115, welke zy tot 1760 bezeten hebben.’ Op verscheidene plaatsen deezes Werks, worden de redenen van het zigtbaar verval der Natie aangeweezen. ‘Men zal, misschien, in gansch America, zelfs zonder eenige Kolonie uit te zonderen, nergens zulke regelmaatige, schoone en met trotsche gebouwen en tuinen, die het vermogen van Suriname te boven gaan, versierde Plantagiën vinden. De plaatsen der ontschepinge, de netheid der straaten, die de huizen omringen, de Limoenboomen-haagen, en de menigte der Vruchtboomen, waar mede de wegen, ter wederzyden, beplant zyn, geeven het schoonste gezicht dat men mogelyk is uit te denken; men heeft 'er Koffylootsen, die meer dan 80,000 guldens gekost hebben. De jaarlyksche opbreng van deeze Plantagiën, samen genomen, voornamenlyk van die, welker waaren naar buiten gevoerd kunnen worden, is met zeer veel naauwkeurigheid opgegeeven door den Heer fermin, in zyn Tableau de Surinam, van bl. 369 tot 376. De somme der waarde van alle deeze voortbrengselen, geduurende den tyd van 26 Jaaren, sedert 1750 tot 1775, in Koffy, Suiker, Katoen en Kakao, beliep 265,400,000 guldens, 't welk in 't jaar bedraagt tien Millioenen, twee honderd zeven duizend zes honderd twee-ën-negentig guld. zes stuivers en eenige penningen. De opbreng der tien daar aan volgende jaaren, van 1776 tot 1786, bedraagt te samen 160,000 Oxhoofden Suiker; 120,000,000 ponden Koffy; 7,500,000 ponden Katoen; en 6,000,000 ponden Kakao; 't welk, het eene jaar door het andere genomen, bedraagt zestien duizend Vaten Suiker, 12 Millioenen ponden Koffy, zeven honderd vyftig duizend ponden KatoenGa naar voetnoot(*), en zes honderd | |||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||
duizend ponden Kakao. Het jaar 1787, dat zeer ongelukkig was, heeft niet meer opgeleverd dan 11,289.725 ponden geheele Koffy, en 840031 gebroken Koffy, 838641 ponden schoon Katoen, en 114326 ponden van mindere hoedanigheid, 802724 ponden Kakao, en 15744 Vaten Suiker. De geheele opbreng der tien voorgaande jaaren, gevoegd by dien van het laatstgemolde jaar, geeft ons eene nette rekening van de voortbrengselen der Kolonie, het eene jaar door het andere genomen, van 15872 Vaten Suiker, houdende ieder Vat duizend ponden; 12,064878 ponden Koffy; 851483½ ponden Katoen, en 701,326 ponden Kakao. Deeze waaren, gerekend volgens den prys, waar op zy, de zes laatste jaaren door elkanderen genomen, in Holland kwamen, zonder eenige hoegenaamde onkosten te rekenen, bragten op aan Suiker 2¼ st. het ℔, of ƒ 112-10-: het Vat van 1000 ponden; aan Koffy 10½ st. het ℔; aan Katoen 21 st. het ℔; aan Kakao 5 st. het ℔; het welk, samen genomen, eene somme maakt van negen Millioenen, twee honderd negen-en-tachtig duizend, honderd en negen guldens, twee stuivers en agt penningen Hollands; en dus ƒ 918583-4-: en eenige penningen minder, dan de opbreng van zes-en-twintig jaaren, volgens fermin, en dat nog ten opzigte van den prys der waaren, die sedert 6 of 8 jaaren veel meer is verhoogd, dan in de 26 jaaren te samen, volgens zyne berekeningGa naar voetnoot(*). En op dat men te gemakkelyker tot kennisse moge geraaken van de vermindering der voortbrengselen in Suriname, veroorzaakt, zo door de wezenlyke onvruchtbaarheid der gronden, als door het klein getal der Slaaven die derwaards worden overgevoerd, en het al te klein krediet, om door gepaste middelen de Plantagiën daar van te voorzien; welker getal grootelyks is verminderd, eensdeels door het wegloopen van veelen, anderdeels door het sterven van anderen, die of door heerschende Ziekten, of door ouderdom, zyn weggerukt; zo ga men te raade met de vergelyking der voortbrengselen, want daar uit zal | |||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||
men zien, dat de Kolonie, sedert 1777 tot aan het einde van 1787, minder dan van 1750 tot 1776 heeft opgebragt, 6255½ Vaten Suiker; 8,507,244 pond Koffy; 685,307 pond Kakao, en dat, ter vergoedinge van deeze vermindering, het Katoen der opbreng van deeze 26 jaaren maar alleen 279,269½ pond heeft overtroffen. Men trekke nu van deeze somme van ƒ 9289109-2-8 welke die van den jaarlykschen opbreng der Kolonie is, eens af de vragtgelden van 50 Schepen, geschikt tot de Vaart op Suriname, welke jaarlyks beloopen (volgens de berekening die men op het einde des Werks vind, en wel byzonder op het artykel, Bevolking, Scheepvaart, Koophandel, enz. op ƒ 16000-:-: ieder Schip, en de Kommissien, Lossingen, Assurantien, Verkoopingen, Pakhuizen, Lasten, Koopen, enz. welk alles gerekend op 12 ten honderd, een somme uitmaakt van by de ƒ 1114693-:-:) ƒ 1,050,000. Zo zal men zien, dat de Bewooners der Republiek, op de Waaren der Kolonie, jaarlyks, by de twee Millioenen guldens winnen, zonder de andere voordeelen te rekenen, die mede onder het gezegde artykel gemeld worden. Het is derhalven onbetwistbaar zeker, dat, hoe meer men zich in Holland toelegt om den staat van den Landbouw der Kolonie te verbeteren, hoe meer voordeelen het Moederland, in 't algemeen gesproken, daar van, ten nutte zyner byzondere Leden, zal trekken. Om dit doelwit te bereiken ontbreekt het maar alleen aan aanmoediging. De bebouwde Landen der Kolonie konnen, niet tegenstaande hunnen uitgeputten staat, zeer wel verbeterd wordenGa naar voetnoot(*). Daar en boven liggen 'er nog veele gronden aan | |||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||
de Rivieren van Saramaka, die, om zo te spreeken, bidden om toegemaakt te worden, op dat ze gelyk mogen staan met die van de Commowyne, enz. Krediet, sterke handen tot verrichting van den arbeid, en, over 't geheel, bevolkinge, zyn de voornaame zaaken waaraan het de Kolonie ontbreekt om haaren Landbouw en het getal der Plantagiën te vergrootenGa naar voetnoot(*). | |||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||
Verre de meeste Eigenaars deezer Plantagiën leeven in Europa, en hunne Plantagiën worden bestuurd door hunne Agenten, die zich door hun middenmaatig fortuin gedrongen vinden in Suriname te blyven. Men vindt 'er echter een klein getal van Eigenaars, die in ruime omstandigheden zyn, en nog een zestigtal, die 't zo ruim niet hebben, en zelf zorge voor hunne goederen draagen; de verteeringen van dergelyke Bewooners, en van de verdere byzondere Leden der Kolonie, zyn, wat ook de Heer raynal moge zeggen, niet zo geheel en al bepaald als hy wel denkt; en de Zeebouwers der Hoofdstad, die jaar door jaar, ten getale van 50 of 60 groote Schepen, daar de voortbrengsels komen zoeken, die in dit gedeelte der nieuwe Waereld gekweekt worden, brengen 'er zeer veele dingen, niet alleen van onmydbaare noodzaakelykheid, maar ook van enkele weelde en overdaad. En zo de Engelsche Amerikaanen voordeel trekken uit hunnen handel met Suriname (welke ondersteld wordt alleenlyk langs zydwegen te geschieden) van waar zy Siroop, enz. haalen; het zyn maar alleen voorwerpen van enkele noodzaakelykheid die zy 'er brengen, tot onderhoud der Slaaven op de Plantagiën, en der Bewooneren in 't algemeen; voorwerpen die uit de Republiek niet in zo groot eene menigte komen, noch ook van dezelfde hoedanigheid, als gezouten visch, tabak in bladen, traan, meel, paarden, muilezels, enz. Deeze Amerikaansche Zeebouwers neemen daar voor in betaaling mede te rug, Siroop, Rhum, enz.Ga naar voetnoot(*).’ | |||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||
Met vermaak zouden wy, even als de Schryvers, hier de beschryving van Suriname's Hoofdstad, Paramaribo, laaten volgen, waren wy niet reeds buiten ons bestek gegaan. Kortelyk zullen wy 'er evenwel nog het volgende van zeggen. De Stad Paramaribo ligt eenige honderd schreden hooger dan het Fort Zeelandia, aan de rechter zyde der Rivier Suriname, wanneer men dezelve opvaart. Oudtyds was zy niet anders dan een gehucht, door Indiaanen bewoond. De Engelschen begonden de plaats wel eenigzins te vergrooten, maar toen de Zeeuwen zich meester van de Kolonie maakten, en zelfs, in 1683, stonden 'er noch niet boven de 120 huizen. Sedert is zy merkelyk vergroot, zynde tegenwoordig de schoonste, en, uit hoofde van haare luchtgesteldheid, de gezondste van geheel Amerika. De ruime en schoone huizen der Stad zyn alle (uitgezonderd vier of vyf, die van tichelsteen gebouwd zyn) van hout; doch onder die alle is 'er niet een, of het heeft rondom schoone en ruime Vengsters, waar van de meeste voorzien zyn met vierkante glazen ruiten. Op drie of vier Dwarsstraaten na, zyn alle de overige straaten zeer schoon, ruim, met de koord afgemeeten, en ter wederzyden beplant met schoone Tamarinden en Oranjeboomen; van welken de laatste, als zy bloeijen, een allerlieslyksten geur verspreiden. Thans rekent men, dat 'er 1119, zo groote als kleine, huizen in de Stad staan, waar van zeer veele twee verdiepingen hebben. Op de waarde deezer huizen ziende, zou men ze in vyf klassen kunnen verdeelen. Men zal 'er, by voorb. 5 of 6 huizen vinden, die van 50 tot 70 of 80 duizend guldens gekost hebben; een twintigtal, dat by zyne bouwing, van 20 tot 30 duizend glds. gekost heeft; een honderdtal, dat van 15 tot 30 duizend, en nog een | |||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||
honderd dat van 8 tot 15 duizend glds. beliep; terwyl alle de overigen op 2500 tot 5, 6, en 8 duizend guldens te staan komen. Van deeze gantsche menigte bezitten de Portugeesche Jooden, in wettigen eigendom, 127 huizen van onderscheiden hoedanigheid en rang (uitgezonderd die van de eerste klasse;) en de Duitsche Jooden bezitten 'er daar en boven nog 86, 't welk, samen genomen, een getal uitmaakt van 213 huizen, daar onder niet begreepen, de byzondere Wooningen voor de armen, enz. Het Gouvernement is een huis, van steen gebouwd, staande op de Paradeplaats, of het zogenaamde Plein. Hetzelve is versierd met twee prachtige Alleën van schoone Tamarindeboomen, en omringd met Haagen van Limoenen. Alle de huizen van Paramaribo, welke aan de straat van het Gouvernement gevonden worden, hebben schoone Tuinen, die kunstig aangelegd zyn; de overige aan de andere straaten hebben ieder een' grooter of kleiner Keukentuin. Het Krygshospitaal, 1760 gebouwd, staat in dezelfde straat; zynde groot en ruim, en daar en boven voorzien van eene overvloedige Apotheek, met schoone en ruime vertrekken voor de Zieken. De Gereformeerde Kerk staat omtrend in het midden der Stad, hebbende voor zich een vierkant Plein, beplant met Oranjeboomen. Dezelve dient tevens tot Stadhuis en tot Weeskamer. De Godsdienst wordt op de tweede verdieping verricht, op welke een schoon Orgel staat. Behalven deeze, hebben de Gereformeerden nog een Kerk in Commowyne, en eene andere in Perica, waarin de Directeurs der Plantagiën des Zondags vergaderen. De Lutherschen hebben eene van tichelsteen gebouwde en gewelfde Kerk, voorzien van een Orgel en Predikstoel, met zeer keurig beeldwerk versierd. De Moravische Broeders, of Hernhutters, hebben 'er mede een; en de Portugeesche en Duitsche Jooden hebben ieder eene afzonderlyke Synagoge, die beide van hout gemaakt zyn. De Roomschgezinden hebben 'er geene dan in 1787 verkreegen, en schynen dezelve niet lang te zullen behouden. Mischien is (zeggen de Schryvers) in de gansche Waereld geene plaats te vinden, daar de Godsdienstige verdraagzaamheid zich zo wyd uitstrekt, en zo naauwkeurig onderhouden wordt als in Suriname. Nooit hoorde men 'er van eenigerlei Godsdienstige Geschilstukken; elk aanbidt daar God op zyne wyze; ieder doet daar, | |||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||
het geen hy 't beste en bekwaamste oordeelt ter behoudenisse zyner Ziele. By deeze gelegenheid voeren zy het gezegde, van zekeren Directeur eener Fransche Plantagie, tot een zyner Landslieden te Lions aan, namenlyk dat hy, in Suriname, gegeeten had in een huis, waar van het gezin bestond uit Heidenen, Jooden, Roomsch-Katholieken, Scheurzieke Grieken, en Calvinisten; zy zaten, voegde hy 'er by, aan tafel, vrolyk en wel te vreden, en leefden, voor het overige, in de volmaaktste eensgezindheid. De waarheid van dit gezegde wordt door de Schryvers, in eene Noot, met het volgende verhaal beweezen: ‘Zeker Jood had eene Negerinne tot zyne Byzit, die hem verscheidene kinderen baarde, welken in den Gereformeerden Godsdienst werden opgetrokken. Vervolgens trouwde hy de oudste zyner Dochteren uit aan een Roomsch-Katholyken Weduwnaar, die uit zyn eerste huwelyk een' Zoon had, die, in Rusland geboren zynde, was opgevoed in de leerstellingen der Grieksche Kerk; zo dat de Vader een Jood was, de Moeder een Heidin, de Man Roomsch-Katholyk, zyne Vrouw Calvinist, en zyn Kind een Scheurzieke Griek. De Man gestorven zynde, is de Vrouw weder getrouwd aan een' Engelschen Presbiteriaan. |
|