verwachten, en dat dit eerste Stukje hier van de bewyzen oplevert, zal ieder oplettend Leezer, buiten twyfel met ons moeten toestemmen; vooral vinden wy ons gedrongen, om zyne waare Vaderlandsliefde den verschuldigden lof te geeven, daar het hoofdbedoelde, by het doen zyner proefneemingen, geweest is, om, uit onze eigene Landsproducten, zodanige en zells zuiverder, en meer aan hun oogmerk voldoende, Geneesmiddelen te bereiden, dan wy anders genoodzaakt zyn, om van andere Natien te koopen, waarby hy teffens de verbetering onzer Fabryken niet uit het oog verlooren heeft.
Om onze Leezers een proef hier van te geeven, verkiezen wy iets uit het laatste Hoofddeel; na dat de Geleerde Schryver in de LXVIste §, de groote voordeelen aangeweezen heeft, welke onze Fabryken, te weeten de Zeepziederyen, Glasblaazeryen, Verweryen, Bleekeryen, enz. uit eene in ons eigen Land, en uit deszelfs Voortbrengzels, vervaardigd Mynstoffelyk Loogzout, zouden kunnen trekken; gaat hy over tot het onderzoeken, welke middelen daar toe op eene voordeelige wyze zouden kunnen beproefd worden, van alle welke hy, en met regt, het gewoon Zeezout als het beste oordeelde, om dat hetzelve het Mynstoffelyk Loogzout tot zyn grondbeginzel heeft, Hierop volgen in eenige afsnydingen, een groot aantal Proeven door den Hoogleeraar, en veele andere beroemde Scheikundigen, gedaan, met oogmerk om zodanig een Zout, uit eenige andere voortbrengzelen der Natuur, op eene min kostbaare wyze te verkrygen, en wel inzonderheid, om op de gevoeglykste wyze het Zeezout te decomponeeren, als waarin de groote zaak voornaamlyk gelegen is, waarop hy in de LXXIXste §, dus voortgaat:
‘Nu komen wy eindelyk tot de Decompositie van gewoon Zout, door middel van leevendige Kalk, waar toe ook voornaamlyk de Proeven van den beroemden scheele aanleiding gegeeven hebben. - Ik durf verzekeren, dat de Proef my nog nooit mislukt is, mits ik naauwkeurig het voorschrift van scheele volge: men maake de Kalk, met eene Pekel van Keukenzout, tot een Deeg, en plaatze het zelve in een vogtigen Kelder; na verloop van 14 dagen, vindt men de oppervlakte geheel overdekt met eene efflorescentie van Mineraal Loogzont, dit weg genomen zynde, krygt men, na 14 dagen, weder op nieuw dergelyk uitbloeizel.’