Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Levens van doorluchtige Grieken en Romeinen, onderling vergeleeken, door Plutarchus. Uit het oorsprongelyk Grieksch geheel op nieuw vertaald, en met zeer veele Aantekeningen opgehelderd. Tweede Deel. Met Plaaten. Te Amsterdam by J. Allart, 1791. In gr. 8vo. 446 bl.Niet te vreede zyn de onbekende Vertaalers deezes Werks, over het gros der Nederlandsche Leezeren, en het gros der Nederlandsche Dagboek Schryvers; doch zy | |
[pagina 237]
| |
erkennen in eenen adem, dat de eerstgemelden eigenlyk hunne Leezers, en de laatstgenoemden hunne Beöordeelaars, niet kunnen zyn. - In hoe verre de bygevoegde Aanmerking, ‘dat elk Journal zeker eenen of meer waaren Geleerden en Taalkundigen aan de hand behoorde te hebben, die grondige Recensien van soortgelyke Stukken geeven kon,’ op ons passe, laaten wy aan 't oordeel onzer Leezeren, die de moeite neemen, om onze Aankondiging des Eersten Deels op te zoeken en te herleezenGa naar voetnoot(*). En bevoegd of onbevoegd gekeurd, zullen wy op die wyze, als wy best en pligtmaatig agten, voortgaan om het onze van dit Tweede Deel te zeggen, zender de pen in den honig der vleijerye, of de gal der berispinge, te doopen. Het tegenwoordig Deel, 't geen wy met genoegen ontvingen, daar het lange tydsverloop ons deedt vermoeden; of dit Werk, door gebrek aan aftrek, wel zou worden voortgezet, bevat het Leven van solon, en, naast dien beroemden Wetgeever, is het Leeven van valerius poplicola geplaatst, met eene daarop volgende Vergelyking, tusschen die twee groote Mannen; het Leeven van themistocles wordt door dat van camillus gevolgd; en, daar de Vergelyking door plutarchus zelve, tusschen deezen Griek en Romein, verlooren geraakt is, stellen de Nederduitsche Vertaalers hunne Leezers eenigermaate schadeloos, door de Vergelyking van den Franschen Vertaaler over te neemen. Veelvuldig zyn de Aantekeningen, door de Nederduitsche Vertaalers gemaakt, of uit de Fransche Vertaaling overgenomen, tot opheldering aan den voet des blads gevoegd; ze alle even noodig en belangryk te keuren, zou meer zyn, dan de aart van zodanige Aantekeningen toelaat. Over 't geheel draagen zy doorslaande blyken van beleezenheid, en kunnen ter handleiding dienen, om plutarchus beter te verstaan, of op de stukken, daar aangestipt, bepaalder te denken, en de aangeweezene Schryvers te raadpleegen, of zich tot anderen te vervoegen, die over deeze onderwerpen geschreeven hebben. By voorbeeld, over de Wetten van solon spreekende, schryft plutarchus: ‘Onder de verdere Wetten van | |
[pagina 238]
| |
solon, is die inzonderheid zeldzaam en strydig met de gewoone begrippen, welke den geenen voor eerloos verklaart, die, in tyden van burgerlyke tweedracht, geene party kiestGa naar voetnoot(*). Het oogmerk van deeze Wet is waarschynlyk, om te maaken, dat niemand zonder aandoening of gevoeligheid zy, omtrent het gemeen belang; noch denke, dat het voldoe, indien hy slechts, zyne byzondere zaaken in veiligheid gesteld hebbende, wel op zyn schik toone te zyn, zonder zich over de rampen, of het gevaar, des Vaderlands veel te bekommeren. Solon wilde daarom, dat elk zich van stonden aan voegen moest by hun, die de beste en rechtvaardigste zaak voor haddenGa naar voetnoot(†), ten einde de gevaaren met hun te deelen, of ook hun behulpzaam te zyn, liever dan in veiligheid af te wachten, welke party boven dryven zoude.’ Dit, met de onderstaande Aanmerkingen, geleezen hebbende, voelden wy ons opgewekt, om na te slaan wat de Heer h. van alphen, in zyn Antwoord op het voorstel van teyler's Godgeleerd GenootschapGa naar voetnoot(‡), om de voortreflykheid der Burgerlyke Wetgeeving van moses, boven | |
[pagina 239]
| |
die van lycurgus en solon te betoogen, des gezegd hadt, en schiepen daar meerder lichts: immers deeze Heer laat zich dus hooren: ‘Solon's Wet, dat, in Volksbeweegingen, elk verpligt was party te kiezen, en dat hy, die zyne veiligheid in de onpartydigheid zogt, insaam was, is zeer door plutarchus afgekeurd, maar door anderen gepreezenGa naar voetnoot(*). - Zonder my, egter, in 't breede over deeze Wet uit te laaten, dunkt my, dat dezelve een gevolg is van eene volstrekte Volksregeering. Waar toch elk op de algemeene Vergaderingen stemmen moet, over de zaaken aldaar voorgedraagen, kan niemand zich onttrekken, zyne gedagten te zeggen over heerschende onlusten, of oproerige beweegingen, zonder zich aan zyne verplichting als Burger te onttrekken. Uit dit oogpunt beschouwd, strookt deeze Wet met den Atheenschen Regeeringsvorm, maar past niet op anderenGa naar voetnoot(†)’. Plutarchus van de Verdeeling der Burgeren in vier Rangen, die allen deel hadden aan het beleid der gemeene zaaken, door het bywoonen der Volksvergaderingen, en de zitting in de Rechtbanken, gesprooken hebbende, voegt 'er by. De Verordening, by welke solon aan alle zyne Medeburgers, zo veel mogelyk, aandeel gaf in de beheering van het algemeen belang, draagt hy zelf, en van zich zelven spreekende, in deezer voege voor: | |
[pagina 240]
| |
‘'k Heb zo veel macht aan 't Volk gegeeven,
Als naar myn oordeel juist genoeg was en voldeedt.
's Volks aanzien is gelyk gebleeven:
Ik wilde 't niet vergroot; noch dat het hinder leedt.
Ook zy, wier Rykdom en Vermoogen
Uitblonken, hebben geen verned'ring ondergaan.
Aan beiden heb ik aangetoogen
Een schild, om elk zyn recht kloekhartig voor te staan,
Niet om elkander t'overheeren!
Daar droeg ik als 't betaamt, rechtschaapen zorge voor.
Ten opzigte van deezen Volksinvloed, maakt de Heer van alphen deeze gepaste Aanmerkingen. ‘Dit regt van stemmen in de Volksvergaderingen was, schoon het in 't begin van weinig aanbelang scheen, egter by vervolg van het grootste gewigt. Daar tog elk zich mogt beroepen van het vonnis der Regeering en der Regteren op het Volk, werden de gewigtigste zaaken voor het Volk verhandeld. De oorzaak van deeze inrichting was, op dat aan den eenen kant de aanzienlyksten en ryksten tot de Ampten zouden bevorderd worden; zonder daarom de geringen aan de verdrukking van die bloot te stellen, of dezelve geheel en al buiten het bestier te sluiten. Het is daarom, dat aristoteles schreef, dat solon, om aan alle de Burgers eene evenredige en billyke vryheid te bezorgen, de Democratie, met de Aristocratie en Oligarchie vermengd hadt.Ga naar voetnoot(*) Solon's Regeeringsvorm was, derhalven, in den grond Democratisch, zelfs was het, volgens plutarchus, eene halsmisdaad, naar de Alleenheersching te staanGa naar voetnoot(†)’. | |
[pagina 241]
| |
Gelyk in deeze gevallen, zouden de Vertaalers, in eene menigte gevallen, uit deeze keurlyke Verhandeling des Heeren van alphen, niet weinig, ter betere en vollediger ophelderinge, hebben kunnen ontleenen. Het heeft ons vreemd gedaan, dat dezelve nergens, noch ook het Autwoord eens ongenoemden Schryvers, in dat zelfde Deel voorkomende, aangetoogen gevonden te hebben. ‘Elk Regent, dien het om waare en gezonde Staatkunde te doen is, behoorde zeker,’ gelyk de Voorredenaar aanmerkt, ‘een Werk als dit, (mits richtig uitgevoerd) niet te kunnen en te willen missen.’ Wy wenschen, dat veelen het zich aanschaffen, en zich niet vergenoegen met de Fransche Vertaaling van den Heer dacier: en, dat de beuzelagtige tegenwerping, dat de Vertaalers onbekend zyn, geen beletzel aan het vertier toebrenge van een Werk, 't geen zo zeer de Leezinge verdient, en waaraan de Nederduitsche Vertaalers zo veel moeite besteed hebben. |
|