ken, en tot de deugd aansporen; ten anderen, als middelen, om ons nadruklyk aan ons einde te erinneren, en ons den dood van naby te vertoonen; ten derden, als middelen, om ons vergenoegdheid te leeren; en eindelyk ten vierden, als bewyzen, dat het in Gods magt staat, ons eenig goed te ontnemen, of te geven, en dat alle weldaden, die wy genieten, vrye geschenken zyner genade zyn.
Het tweede behelst Vermaningen tot bekering in Ziekten, aangedrongen door de beschouwing van het oogmerk, dat God met het toezenden van ziekten heeft, en door de erinnering aan het oordeel Gods, dat ons inwagt, aan de vruchten van den Zoendood van Kristus, en aan de plichten, waartoe zyne liefde ons bewegen moet.
In het derde worden eenige goede overdenkingen aangeprezen, die men op een Ziekbed met vrucht zich eigen kan maken, en tevens eenige goede voornemens opgegeven, welken een zieke vooral behoort te koesteren. De ziekte wordt hier beschouwd, als den lyder misschien aan den dood zullende overgeven, en de dood wordt aangemerkt, als de bezolding der zonde, maar tevens ook voor den gelovigen als eene herschepping, in welke hy weder wordt het Evenbeeld van God. De Kranke wordt dus vermaand, om de oorzaak van den dood, de zonde, te bestryden; om den overigen tyd, dien hy nog te leven heeft, wel te besteden; om zich, wanneer hy weder hersteld mogt worden, tot eene vuuriger dankbaarheid jegens God, en meer medelyden en geduld met Zieken, te verbinden; en eindelyk om zyne ziekte gelaten te dragen, uit aanmerking van de nuttigheden, welken dezelve voor zyne vrienden hebben kan.
In het vierde worden de plichten der Zieken jegens hunne oppassers en vrienden opgegeven; gelatenheid; goedwilligheid; vriendelykheid; zorg voor de gezondheid der oppassers, vooral wanneer de ziekte van een besmettenden aart is; dankbaarheid voor ontvangene liefdediensten; pogingen om het Ziekbed voor anderen Leerryk te maken; en eindelyk behoorlyke zorg voor hunne wettige erfgenamen, en voor de opvoeding hunner kinderen.
Het vyfde geeft de plichten der Zieken op, betreklyk de herstelling hunner gezondheid, waartoe een behoorlyk gebruik van geneesmiddelen, een gepaste leefregel, en vooral het gebed tot God, aangeprezen worden, en welke plichten de Schryver aandringt, uit de verplichting, die wy hebben, om ons Leven ten dienste der Maatschappye te verlengen.