bevorderen, is het hoofdbedoelde van den Kerkproost Jochims, in 't vervaerdigen van dit Geschrift geweest. De gewoone Systematas, of Godgeleerde Zamenstellen, schenen hem hieromtrent niet voldoende; zulks noopte hem om een eigen plan te vormen; het zelve uit te werken, en vervolgens gemeen te maken; in de hoope dat het daedlyk zal kunnen dienen, om zulk ene vruchtdragende overtuiging en kennis ook by anderen te wege te brengen. - Van dit zyn Plan geeft hy ons het volgende beknopte verslag.
‘In de Inleiding maak ik den mensch oplettend en opmerkzaam op zichzelven, op dat hij beginne over zijne bestemming te denken, en voorbereid worde, om den Godsdienst aan te merken, als eene voor hem gewigtige zaak. Vervolgens handel ik van God en deszelfs Eigenschappen, als ook van de Schepping en voorzienigheid, dewijl de grondslag van den gantschen Godsdienst daarin gelegen is. Indien 'er geen God was, dan had de Godsdienst geen Voorwerp, niets, daarmede hij zich bezig hield; en had God de eigenschappen niet, die Hij heeft, dan zoude de Godsdienst of geheel wegvallen, of ten minsten in het wezenlijke eene groote verandering ondergaan. De Schepping en Voorzienigheid zijn ten deele de gronden van verplichting tot Godsdienst; deels bepaalen zij ook deszelfs natuur en inrichting, nemen vele twijffelingen weg, en maaken den Godsdienst noodzaaklijk en beminnenswaardig. Daarna beschouw ik den mensch; deeze is het Onderwerp, in het welk de Godsdienst is; ik moet hem derhalven, naar zijnen geheelen aanleg, behoestens, bekwaamheden en grondneigingen kennen; daaruit zal men veel voor den Godsdienst kunnen verklaaren en bepaalen. Dan kom ik tot den Godsdienst zelven, aantoonende, wat hij is, en wat voor eigenschappen hij over het algemeen in zich hebben moet. Ik vinde, dat ik met dien Godsdienst, dien ik slechts van mij zelven kenne, niet volstaan kan; en dewijl ik derhalven een nader geöpenbaarden wensche, en my verscheiden zoodanigen opgegeven worden, zoo toon ik aan, wat eene wezenlijk Geöpenbaarde Godsdienst hoofdzaaklijk in zich moet hebben, dan stel ik de gronden van onderzoek vast, ga daarop over tot daadlijk onderzoek, en dus kom ik tot het besluit, en vinde, dat de Christelijke Godsdienst de waare van God geöpenbaarde Godsdienst is.’ - Naer dit richtsnoer is deze handleiding geschikt, en de Autheur ontvouwt zyne denkbeelden zeer geleidlyk, in ene klare manier van voorstellen; des men, met wezenlyk nut, een
oordeelkun-