zeer in onze denkbeelden, als in onze neigingen. Even gelijk een stroom, die men door behulp van dijken of andere konstwerken, met geweld, van loop doet veranderen, en ene tegengestelde beweging geeft; even zo erlangt, ook hier, bij de bekering van den zondaar, alles ene tegengestelde richting.
In zijne heerschende denkbeelden was de Godheid voorheen klein en belangloos; de wareld, het zinlijke, alleen groot en belangrijk. De deugd, de Godvrugt in 't geheel niet kennende, beschouwde de zondaar allerlei onedele handelingen, als onverschillig of geoorlofd in zigzelve; te gelijk, als bevorderlijk voor zijn geluk en belang. Dan bij zijne bekering, de dingen meer van nabij beoordeelende, worden zijne begrippen zuiverder, meer strokende met de waarheid. Dan wordt het verstand getroffen, door den glans der Godlijke Volmaaktheid, door 't onuitdrukbaar vermaak der godlijke goedkeuring. De misdaad en de zonden vertonen zig nu in 't regte licht, in hare afzigtlijke en enkele rampbevorderende gedaante; in 't ogenblik dat het hart doordrongen is van 't beminlijke en genoeglijke in alle de verschillende christlijke deugden. - Zodanig eene aanmerklijke verandering in de begrippen en gevoelens, omtrent God en de wareld, omtrent plicht en belang, omtrent deugd en ondeugd, valt 'er trapswijze voor in de ziel van hem, die zijne vorige slegtheden verlaat, en zig met het gansche hart tot God bekeert. Daar nu de denkbeelden, die wij van de dingen vormen, de voorname gronden zijn, die onze neigingen helpen veroorzaaken en bestieren, zo is ook eene verandering van neigingen of begeerten volstrekt onvermijdelijk. Met die zelfde heerschende drift, waarmede hy voorheen 't zigtbare najaagde, zoekt hij thans zijne zaligheid en geluk, in gemeenschap te oefenen met een onzigtbaar Wezen, en in dit beste Wezen na te volgen. Daar de gunst der wareld of de belangen van den tijd, hem nu min gewigtig voorkomen, is de toejuiching van God en de goedkeuring van zijn eigen hart, het innigst zoet van waardige gevoelens, of het uitzigt op de beloningen der eeuwigheid, beurtlings, of te zamen, dat geen, dat zijne neigingen vuur en leven schenkt, en alle zijne begeerten bestiert. Naar edeler vermaken strevende, dan die de lieden van de wareld
zoeken, is zijn genoegen geenzins gevestigd, op den beker van zinlijke wellust of van enig strafbaar vermaak. Neen M.V. Een bekeerd Christen vind zijn genoegen in, dikwijls, onder gebeden en lofgezangen, aan de Godheid te denken; in, zon-