Verhandeling over het Graveel en de Jicht, waarin de bronnen van beiden die ziekten naargespoord, en daadelijke middelen tot voorkoming of tot wegneeming derzelven aan de hand gegeeven worden. Uit het Engelsch vertaald, door O.C. Eickma, Med. Doct., Lid en Tweede Secretaris van het Bataafsch Genootschap der Proefonder vindelijke Wijsbegeerte te Rotterdam. In 's Gravenhage bij I. van Cleef, 1789. In gr. 8vo. 111 bladz.
De Inleiding van deze Verhandeling strekt ten betoog der moejelykheid, welke zich zo niet altyd, ten minsten doorgaans, opdoet, by de geneezing van het Graveel en der Jicht, en daar de laatste eene ziekte is, waar mede, (volgens onzen Aucteur) de ryken en overdadigen het meest geplaagd worden, zo worden dezelve, door hunne onverduldigheid om geholpen te worden, veelal blootgesteld aan de bedriegeryen van eervergeeten schepzels, die ontzachlyke schattingen ligten voor het verkopen hunner niets beduidende Geheimen.
In het eerste Deel over de oorzaaken en voortgangen van het graveel, handelt de eerste Afdeeling, over de grondstoffe van de samengroejingen der pis, de tweede over den staat waarin deze stoffe in de vochten gevonden word, en de derde over den onnatuurlyken overvloed dezer stoffe, en derzelver samengroejing in de piswegen.
Van het tweede Deel, over de oorzaken en voortgangen van de jicht, word in de eerste Afdeeling gesprooken over de voortbrenging der jicht, in de tweede over den staat van het lighaam, welke de jicht het meest begunstigt; en in de derde Afdeeling over een aanval der jicht.
In het derde Deel word gehandeld over de voorbehoeding en geneezing van het graveel en de jicht, de eerste Afdeeling strekt ten betoog, dat deze Ziekten kunnen voorgekomen en