Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNederlandsche Insecten, door J.Ch. Sepp. Te Amsterdam by J.C. Sepp, 1790. In quarto.Van den Vlinder, hier, naar gewoonte, van zyne herkomst uit het Ei, tot zynen Vlinderstand, naauwkeurig gemaald en beschreeven, is bovenal opmerkelyk, dat deszelfs Wyfje, in vergelyking van den Manlyken gevleugelden Vlinder, eene zo afzigtlyke vleugellooze gestalte heeft, dat men, indien oplettende waarneemingen 'er ons niet van verzekerden, nimmer gedagt zoude hebben, dat ze ter onderlinge vereeniginge geschikt warenGa naar voetnoot(*). - | |
[pagina 190]
| |
‘Nimmer hebben, (gelyk de Heer Sepp ons meldt,) de Wyfjes van deze soort van Vlinders Vleugels of Vlerken, maar zyn altoos zonder dezelven, hebbende zelfs geen flaauw bewys daarvan, zo als nog wel eenige andere soorten van Vlinders hebben, welker Wyfjes ook ongevleugeld zyn; gelyk men nog eenige soorten van Spanrupsen, en, zo veel my bekend is, twee soorten van Borstelrupsen heeft; echter hebben de Wyfjes van dezen nog een flaauw kenmerk, waar, om zo te spreeken, de Vlerken zitten moesten, indien het Diertje dezelven hebben zoude; maar aan dit ons Voorwerp ontbreekt zulks geheel en al. Dat het evenwel de Wyfjes van deze zo sterk van Vleugelen voorziene Mannetjes zyn, blykt daar uit, dat zy, voor eerst, uit dezelfde soort van Rupsen komen, aan dewelken als Rupsen geen onderscheid te bespeuren is; en ten anderen ook, om dat deze gevleugelde Mannetjes met geene andere Diertjes zich vermengen of paaren, als alleen met deze ongevleugelde Insecten; ten derden, en 't welk de zaak volkomen buiten geschil steld, is, dat deze kruipende zonder met Vlerken voorziene Diertjes, de Eieren liggen, waaruit wederom de Rupsen voortkomen.’ |
|