Staats- en Karakterkundige byzonderheden, betreffende Frederik den II, Koning van Pruissen. Uit het Hoogduitsch, naar den derden Druk. Achtste Deel. 's Gravenhage by I. van Cleef, 1789. In gr. octavo 240 bladz.
Dit laatste Deel deezer verzamelinge behelst eene soort van naleezing van byzonderheden, welken, even als de voorigen, het character van frederik den II, in veelerleie opzigten, kenmerken; het welk zomtyds ter ophelderinge van eenigen zyner bedryven kan dienen. Men heeft zich, by voorbeeld, onder het doorbladeren der leevensgeschiedenisse van van der Trenk, meermaals verwonderd, hoe de Vorst, dermaate, tegen hem vooringenomen konde blyven; dan die bevreemding neemt af, als men nagaat, hoe het den Pruissischen Vorst eigen was, niet ligt van zyne vooringenomenheid af te staan, en zelfs die op anderen van de Familie over te brengen; waar van men meer dan één voorbeeld ontmoet. Dit ondervond, volgens het hier gemelde, zeker Regiment Kavallery, grootlyks tot deszelfs nadeel.
‘Het had, ten tyde van Koning frederik den Eersten, een opstand verwekt, dit was de rede, waarom de Koning het zelve, niettegenstaande het zich naderhand dikwils braaf gedroeg, nooit recht lyden kon. By eene revue deelde de Koning de schikking uit voor eene volgende manoeuvre, zonder dat de Chef van het gemelde Regiment 'er het geringste van vernam. Deeze was hier in 't eerst over verlegen, maar hielp zichzelven, en onderzocht, wat de Koning belast had te doen. Op den dag van de manoeuvre verborg hy zich met het Regiment in een bosch, viel de Armee van den Koning onverhoeds in de flank, en rukte in vollen draf voort tot het hoofd, daar zich de Koning bevond. Toen deze dit Regiment zo onverwachts zag aanrukken, riep by: Kanon hier! Kanon hier! Maar de Generaal zeide: Uwe Majesteit laate de Kanonnen maar blyven, alzo zy haar nergens toe dienen kunnen. Deze manoeuvre verrastte den Koning, maar veranderde zyn ongunstige gedachten van dit Regiment niet. By eene andere gelegenheid vertoonde zich dit nog duidelyker. Als de Koning dit Regiment de gewoone manoeuvres had laaten maaken, zeide hy tegen den Chef: het Regiment ryd heel slegt, het deugt volstrekt niets. Maar hy Torgau deugde het toch wel, - antwoordde de Generaal. Dat is wel waar,