Nederlandsche Insecten, door J.Ch. Sepp. Te Amsterdam, by J.Ch. Sepp. In quarto.
Schoon het meerendeel der Rupsen, uit welken Vlinders voortkomen, 16 Pooten hebben, te weeten 3 paar scherpe Voor- 4 paar stompe Buikpooten en één paar Naschuivers, is 't egter niet zeldzaam, onder deeze Insecten ook 10 en 12 pootigen te vinden; welken geen Naschuivers en maar 2 of 3 paar Buikpooten hebben: waar door ze een min of meer spanagtigen loop hebben, als ontstaande het spanagtige voortkruipen, uit het minder getal van Buikpooten. Dan behalven deezen ontdekt men ook nu en dan 14 pootige Rupsen, dien alleen de Naschuivers ontbreeken, welken dus, zo min als de 16 pootigen, spannen; mitsgaders zulken, die insgelyks 14 pootigen zyn, om dat haar, terwyl ze de twee Naschuivers hebben, egter het eerste paar, of de twee voorste Buikpooten ontbreeken: uit welken hoofde zy niet zo sterk spannen als de 10 pootigen, maar, gelyk de 12 pootigen, halfspanagtig voortkruipen, des men dezelven in den eersten opslag ligtlyk voor 12 pootige Rupsen zoude aanzien. - Van eene Rups van deeze laatste soort nu, waar van de Heer Sepp alvoorens slegts ter loops gewag gemaakt had, levert hy ons, in zyne laatst afgegeeven Plaat, eene juiste afbeelding, met eene nevensgaande naauwkeurige beschryving. Hy heeft dit Insect tot nog by geenen anderen Insectenbeschryver aangetroffen, 't welk hem noodzaakt om zelf op eene benaaming van diens Vlinder te denken. Daar nu de grondkleur der Vlerken bruin is, en de Vlinder een aanmerkelyken Snuit heeft, zo noemt hy denzelven den bruinen Snuitvlinder, ter onderscheidinge van eenen anderen, dien hy voorheen den naam van Snuitvlinder gegeeven heeft. Volgens zyne waarneeming verandert deeze Rups, na zig ingesponnen te hebben, zeer spoedig, omtrent binnen den tyd van drie dagen, in eene Pop; en de Vlinder komt insgelyks wel dra, na een verloop van 16 of 18 dagen, te voorschyn. Ook toeven de jonge Rupsjes niet lang in de Eitjes; want 'er verliepen naauwlyks 8 dagen na
de legging, of ze kwamen reeds voor den dag. In den tyd van ongeveer vier weeken veranderden zy viermaal van huid; en omtrent veertien dagen laater scheenen zy reeds op haar Winterverblyf bedagt te zyn.
‘Tegen het laatst van de Maand September, (zegt de