Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 415]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Ontledende beschouwing van de hartstochten der menschen.
| |
Voorafgaande Aanmerkingen.1. De Verbeelding van vermaak behaagt, de Verbeelding van smert mishaagt. 2. Een Gevoelen, opgevat dat vermaak weezenlyk zal genooten, of pyn daadlyk zal geleden worden, geeft een veel grooter vermaak of smert, dan de enkele Verbeelding van een van beiden. - In tegendeel, een Gevoelen, opgevat dat wy het vermaak niet zullen genieten, of de pynen niet lyden, veroorzaakt dat de aangenaame Verbeelding smertlyk, en de onaangenaame Verbeelding behaagelyk wordt. - Met andere woorden. Het vermogen van eenig voorwerp om Vermaak te veroorzaaken, zal ons pyn verwekken, wanneer wy wanhoopen 't zelve te verkrygen; en het vermogen van eenig voorwerp om ons smert te veroorzaaken, zal ons vermaak schenken, wanneer wy verzekerd zyn van onze eigene veiligheid voor leed. 3. De Gewoonlyke Oorzaaken van vermaak en smert behaagen of mishaagen doorgaans, wanneer zy voorwerpen der Verbeelding worden; het denkbeeld van het uitwerkzel vereenigd zynde met het denkbeeld van de oorzaak; | |
[pagina 416]
| |
en, ingevolge hier van, worden die hoedanigheden in het voorwerp, 't zy bezield of onbezield, van welke die uitwerking afhangt, aangenaam of onaangenaam in Verbeelding. Het vermogen het geen wy bezitten om Tegenwoordig vermaak of smert te gevoelen op de bedenking wat vervolgens zal of kan zyn, zullen wy Vervroeging heeten. 4. De uitwerkzels, hervoortkomende uit dit vermogen van Vervroeging, worden zeer veel veranderd, door Vergelyking, die voor 1. het grootere vergroot en het mindere vermindert van het vergeleeken goed of kwaad; ten 2. het vermaak of de smert doet toeneemen, wanneer het vergrootie voorwerp verwagt wordt; en ten 3. veroorzaakt dat wy smert gevoelen van voorwerpen, die natuurlyk behaagen, en vermaak uit die natuurlyk mishaagen, wanneer het verminderde voorwerp verwagt wordt: of, om dit anders uit te drukken. Een oorzaak van vermaak of smert zal, mat een kragtiger vergeleken, een minder uitwerkzel, of geen in 't geheel, of zelfs een tegenstrydig te wege brengen. 5. De gedagten en aandoeningen van anderen zo ras wy ze weeten, of ons verbeelden, verwekken gelyke gewaarwordingen in ons, als 'er geen strydige oorzaak tusschen beide komt. Dit noemt men Medegevoeligheid. Maar deeze gewaarwordingen, zo wel als andere, kunnen afgebrooken of omgekeerd worden, door den invloed der Vergelyking; en worden dikwyls ook overwonnen, door de meerdere kragt dier aandoeningen welke ons zelven betreffen. 't Zal misschien, op een nader onderzoek, blyken, dat alle onze Hartstochten uit één of meer deezer beginzelen ontstaan; naamlyk, Verbeelding, Gevoelen, Zamenvoeging, Vergelyking en Medegevoeligheid. De drie eerstgemelde begrypen wy onder den algemeenen naam van Vervroeging. Laaten wy nu voortgaan tot een byzonderder onderzoek van ieder Hartstocht. Voor eerst. Wy hebben reeds opgemerkt, dat het vermaak of de smert, welke wy gevoelen, uit Verbeelding vergroot wordt door Gevoelen; en wy mogen 'er byvoegen, dat dit toeneemt in evenredigheid van de maat der verzekeringe, met welke wy de uitkomst verwagten. - Veronderstel nu dat twee strydige uitkomsten of verbeeld of voorzien worden, en dat wy niet weeten, welke van | |
[pagina 417]
| |
beiden plaats zal grypen; in dit geval zal 'er blykbaar een mengzel van vermaak en smert weezen, en een van deeze beiden zal, in een merkbaaren graad, de overhand hebben, geëvenredigd aan de trappen van twyfeling of verzekerdheid. Wanneer onze verwagtingen van goed of kwaad in deezen onzekeren stand verkeeren, worden de verwekte Hartstochten Begeerte en Afkeer, en wanneer ze zeker zyn Vreugde en Droefheid geheeten. Naar gelange de verwagting van een goeden of kwaaden uitslag meer of min waarschynlykheids heeft, krygen Begeerte en Afkeer de naamen van Hoop en Vrees. Ten tweeden. In ieders verbeelding, sluit het Vermogen, om vermaak te genieten, het zeker genot van 't zelve in. Van hier behaagt de Verkryging van dit vermogen; en het vooruitzigt op het denkbeeld van zulk eene Verkryging behaagt desgelyks. Het Vermogen derhalven van genieten, zo wel als het daadlyk genot, wordt een voorwerp van Begeerte. - Uit deeze bron leiden wy af de Begeerte na Vryheid, Heerschappy, en Eigendom. Beroemdheid moet ook, dewyl dezelve zekere maat van magt verleent, een voorwerp van Begeerte weezen. Ten derden. Indien wy, langs eenigen weg deelen in het vermaak of de smert van anderen, zullen hunne Genietingen desgelyks, en de middelen om ze te verkrygen, voorwerpen van Begeerte worden. Ten vierden. Wanneer wy op eenigerlei wyze smert gewaar worden uit het vermaak van anderen, en vermaak uit hun leed scheppen, zullen hunne Genietingen en middelen om 'er toe te geraaken, voorwerpen van Afkeer zyn. Ten vyfden. Behalven eene verscheidenheid van ondergeschikte Begeerten, begreepen onder deeze hoofden, verwekt het algemeen denkbeeld van geluk, 't zy het zelfzoekend of gezellig zy, een hooger voorwerp van Begeerte, onderscheiden van elk byzonder genoegen, en omgekeerd; en zyn 'er ook gevallen waarin het een onderscheiden voorwerp van Afkeer kan vormen. Maar de Hartstochten, verwekt door algemeene oorzaaken, zyn doorgaans zwakker dan die byzondere voorwerpen bedoelen. De Hartstochten, dus verre beschreeven, ontstaan uit het agt slaan of op de Aandoeningen zelve, 't zy vermaaklyk 't zy smertlyk; of op de Uitkomsten, welke 'er uit kun- | |
[pagina 418]
| |
nen voortkomen; maar ook verscheide Voorwerpen, bezield of onbezield, welke in staat zyn vermaak of smert te veroorzaaken, zullen op overdenking aangenaam of onaangenaam worden. Hier uit ontstaan de Hartstochten van Agting en Wanagting, Goedwilligheid en Kwaadwilligheid; het Gevoel van Eer, en het Zedelyk Gevoel. | |
I. Van Agting en Wanagting.1. Wy agten onszelven om daaden of hoedanigheden, die of onmiddelyk vermaak baaren, of het vermogen van vermaaken, of den wil om te behaagen, vergrooten; en doorgaans houden wy het vermaak van anderen zo wel als van ons zelven in 't oog. Zelfs de uitwendige omstandigheden, in welke wy ons geplaatst vinden, veroorzaaken dergelyke Gevoelens, wanneer wy ze in staat oordeelen om dergelyke uitwerkzels te weeg te brengen. Een Mensch schat zichzelven, wegens zyn Rykdom, zo wel hoog als wegens zyn Verstand. - Aan den anderen kant is het vermogen om anderen smert te veroorzaaken, indien die smert een voorwerp van Begeerte wordt, bekwaam om zelfagting te baaren. 2. Wy Wanagten onszelven van wegen eenig in 't oog loopend Gebrek in zodanige hoedanigheden of ter oorzaake van eenige daaden of hoedanigheden, die ons buiten staat stellen om goed of kwaad te doen, of die waarschynlyk oorzaak kunnen weezen om kwaad te doen of te lyden. 3. Desgelyks worden wy opgeleid om an leren te agten, wanneer wy in hun aangenaame of nuttige hoedanigheden ontdekken; en hun te wanagten - als wy het gebrek aan deeze of den schyn van tegenovergestelde hoedanigheden in hun ontdekken, te weeten de zodanige als hun min bekwaam of min gewillig maaken om te behaagen. De Agting of Wanagting van anderen is tweesoortig. Hoedanigheden, die enkel goed te wege brengen, verwekken Liefde; - hoedanigheden, die enkel kwaad veroorzaaken, verwekken Haat. Hoedanigheden, die de Magt vermeerderen, zonder de aanwending daar van te bepaalen, boezemen Ontzag in; de daar tegenovergestelde gebreken en hoedanigheden wekken Veragting. 1. Naardemaal Liefde in ons ontstaat ten opzigte van de zodanigen, in welken wy aangenaame of nutte hoedanigheden ontdekken, kunnen wy niet verlegen staan om reden te geeven van de verschillende soorten van Liefde. De | |
[pagina 419]
| |
Liefde onzer Bekenden ontstaat uit dikwyls ontvangen vermaak; de Liefde onzer Weldoeneren (of Dankbaarheid) uit groote ons toegebragte voordeelen; en naardemaal het natuurlyk is vermaak te scheppen in de agting door anderen ons beweezen, draagen wy gereedlyk wederkeerige Liefde toe aan de zodanigen die ons beminnen. - De Liefde der beiderlei Sexe is gegrond op zinnelyke vermaaken; maar wordt versterkt door die wy ontvangen uit schoonheid, geest, of eenige andere volkomenheid. - De Liefde tot ons Kroost hangt af van dezelfde beginzelen. De Natuur, in de daad, schynt onze Kinderen welgevallig voor ons gemaakt te hebben, vóór dat zy eenige aangenaame of nutte hoedanigheden bezitten; die nogthans, hoe flauw ook uitsteekende, het ouderlyk oog nooit ontgaan. Dit komt misschien voort uit de agting dien wy voor onszelven hebben, welke, uit kragt der zamenvoeging, gereedelyk zaamgehegt wordt tot alles wat eenige betrekking tot ons heeft. Ongetwyfeld wordt deeze aandoening zeer versterkt door het vermaak, 't geen onze Kinderen ons daadlyk geeven, en het veel grooter 't welk wy verwagten van hun te zullen ontvangen. De oorzaaken van Haat worden gereedlyk begreepen uit het geen wy van het tegenovergestelde gezegd hebben. Alle hoedanigheden, die smert te wege brengen, doen deeze Hartstocht gebooren worden, en niets is smertender dan Veragting; alles, wat daar mede gemeenschap heeft, wekt zeer zeker onze gevoelige geraaktheid op. Van hier hebben eenige Schryvers betooningen van Veragting voor de éénige oorzaak gehouden van onze kwaad gunnende HartstochtenGa naar voetnoot(*). Maar dit is eene ingebeelde veronderstelling, door de ondervinding niet ondersteund. - Behalven deeze, is 'er eene andere soort van Haat, ontstaande uit mededinging, in welke de verschynzels in zeker voege omgekeerd zyn, en Haat voortkomt uit de gewoone oorzaaken van Agting en Liefde. Om misvatting ten deezen aanziene te voorkomen, is het noodig aan te merken, dat zelfs Onbezielde oorzaaken van vermaak, daar zy alleen kunnen behaagen in verbeelding, dikwyls gezegd worden Liefde te verwekken, en ook omgekeerd. Maar, schoon wy 't zelfde woord bezigen. is de aandoening zeer wyd verschillende. Wanneer wy spreeken van Druiven te beminnen en een walchlyken | |
[pagina 420]
| |
Geneesdrank te haaten, meenen wy het zelfde niet als wanneer wy zeggen dat wy onze Kinderen beminnen, en een Dwingeland haaten. 2. Agting ontstaat uit hoedanigheden of omstandigheden geschikt om ten goede of ten kwaade toegepast te worden. Deeze aandoening klimt zelden hoog, of wy moeten eene zeer merkbaare ongelykheid tusschen anderen en onszelven ontdekken. En hier uit ontstaat niet zelden eene ongemaklyke bedenking, zeer gereed op Haat uitloopende. Veragting komt voort uit het waarneemen, of van een merkbaar gebrek aan agtenswaardige hoedanigheden, of uit het vertoon van hoedanigheden daar mede onbestaanbaar. Eer wy van dit gedeelte onzes onderwerps afstappen, moeten wy aanmerken, dat de Agting, welke een Mensch van anderen verwerst, hem versterkt in het goede denkbeeld, 't welk hy van zich zelven vormt, en daarom hem niet onaangenaam kan weezen. Zyne Zelfsagting groeit verder aan door Medegevoeligheid; en, om beide deeze redenen, word Beroemdheid, (reeds om bovengemelde oorzaake een voorwerp van Begeerte) nog begeerenswaardiger. | |
II. Van Goedwilligheid en Kwaadwilligheid.1. Goedwilligheid is alleen een soort van Medegevoeligheid. - Algemeene Goedwilligheid is een beginzel van weinig kragtsGa naar voetnoot(*), of de verbeelding moet een sterken indruk hebben van anderer Smert, in welk geval het den naam van Medelyden aanneemt - Goedwilligheid, omtrent byzondere Persoonen, verzelt altoos de Liefde van welk een aart die ook moge weezen, en wordt ook, als 'er geene mededinging is, zomtyds door Agting verwekt. 2. Algemeene Kwaadwilligheid is een beginzel, 't geen men zelden, zo immers, aantreft in onze natuure. Kwaadwilligheid omtrent byzondere Persoonen ontstaat, doorgaans, uit het denkbeeld 't geen wy opvatten van hunne Characters en Gedrag: want dit gevoelen, gelyk wy gezien hebben, baart Haat, en Haat huisvest zelden in onzen boezem dan vergezeld met zekere maate van Kwaadgunnendheid. - Tooren mag aangezien worden voor eene soort van Haat, ontstaande, meestal, uit eenig aangedaan ongelyk, 't welk een sterke, doch kortvoorbygaande, Kwaadwil- | |
[pagina 421]
| |
ligheid voortbrengt. - Kwaadwilligheid, onafhangelyk van een persoonlyk Character aangemerkt, heeft den oorsprong in Vergelyking. Wy benyden in anderen het goed 't geen wy ontbreeken, 't zy gaaven der Natuure of des Geluks: en wy gevoelen zomtyds een Kwaadaartig Vermaak, in het oog te slaan op die rampen van welke wy zelve vry zynGa naar voetnoot(*). | |
III. Over 't Gevoel van Eer.Dit Gevoel hebben wy reeds in 't voorbygaan verklaard. Ik geef het hier alleen eene onderscheide plaats, overeenkomstig met de handelingen van andere Schryveren; want het is baarblykelyk in de bovenvermelde Hartstochten opgeslooten. Wy hebben slegts de reeds opgegeevene bedenkingen te herhaalen en te vereenigen. Wy ontvangen vermaak uit het Geloof, of de Verbeelding dat wy de Agting van anderen bezitten, om twee redenen: De eerste. Om dat het goed gevoelen van anderen het denkbeeld, 't geen wy van onszelven hebben, bevestigt; en de Agting van anderen, door kragt van Medegevoeligheid, onze Zelfsagting versterkt. - De tweede. Omdat het beginzel van Zamenvoeging de Agting van anderen zamenverbonden heeft met de Voordeelen, die wy van hunne Vriendschap kunnen trekken. De waarheid deezer aanmerkinge blykt, als wy nagaan wiens Agting 't is, die wy meest waardeeren; te weeten altoos die der zodanigen wiens Gevoelen het meeste gewigt heeft, of wiens Vriendschap wy veronderstellen ons nuttigst te weezen. Van den anderen kant, voelen wy smert uit de Veragting of Afkeuring van anderen: dewyl zy ons van beide die voordeelen berooven. - Hier toe behoort de Hartstocht van Schaamte, bestaande alleen in eene Wanagting van onszelven, gepaard met een leevendig Gevoel van Eer. 't Zelfde Gevoel van Eer, gepaard met Zelfagting, krygt den naam van Grootsheid. In 't eene geval zyn wy bezorgd om ongunst te ontgaan, en in 't andere om Toejuiching te ontvangen. | |
[pagina 422]
| |
IV. Van het Zedelyk Gevoel.Wy moeten aan dit alles nog eene soort van Gevoel toevoegen, geschikt om alle de overige Aandoeningen te regelen, Goedkeuring en Kwaadkeuring. Het vermogen, om deeze Gewaarwordingen te ontvangen, wordt van eenigen het Zedelyk Gevoel, en van anderen, die oordeelen dat het woord Gevoel verkeerd zou kunnen uitgelegd worden, de Zedelyke Bekwaamheid geheeten. - Dan geef het den naam dien het u behaagt, 'er zyn zekere Gevoelens in de Ziel, welker voorwerpen, en in de daad de byzondere voorwerpen, bepaalingen van den Wil zyn. Vrywillige gehoorzaamheid aan eenig nuttig beginzel van bedryf, of vrywillige wederstand aan eenig schadelyk beginzel, brengt goedkeuring mede, en het tegenovergestelde kwaadkeuringGa naar voetnoot(*); misschien voortkomende uit onze Vervroeging om het goed of kwaad, 't geen doorgaans uit zulk een bedryf zal ontstaan, en medegevoelig deel neemende met de zodanigen die verondersteld worden het een te genieten of het ander te lyden. - 't Valt bezwaarlyk te begrypen hoe 't mogelyk is, dat men het weezenlyk bestaan dier Gevoelens ooit betwist heeft. Ze zyn 't is waar niet ingeschaapen: want geen Gevoelens zyn ingeschaapen: maar ze zyn veronderstel ik Gemeen aan 't geheele Menschdom. 'Er is geen Volk op den Aardbodem, welks taal woorden ontbreekt om deeze Gewaarwordingen uit te drukken; misschien bestondt 'er nimmer een Mensch geheel en al ontbloot van allen bezef van Regt en Onregt. Het Gevoel, hierboven omschreeven, is van alle andere onderscheiden, niet alleen door onze inwendige bewustheid; maar door de volgende Kenmerken daar van onafscheidelyk. Het hangt niet al van den uitslag der menschlyke poogingen; maar enkel van het oogmerk waar mede zy werken. Het heeft geene byzondere betrekking op onszelven, maar geeft veeleer een voorrang aan anderen, | |
[pagina 423]
| |
en slaat bovenal het oog op 't algemeen geluk. Het gaat bestendig gepaard met een ander Gevoel, 't geen bykans als een gedeelte daar van mag aangemerkt worden; het Gevoel van verdiensten en wanverdiensten. Wie den Man, dien wy goedkeuren, beloont, of den Man, die wy kwaad keuren, straft, wordt zelfs uit dien hoofde een voorwerp van goedkeuring. Men merke nogthans op, dat het Zedelyk Gevoel, zo wel als eenig ander, niet alleen kan voortgebragt worden door zyne eigene byzondere oorzaak, maar ook door Medegevoeligheid; en hier door schynt het, met de daad, eerst in elken menschlyken boezem ontstaan. Eer wy van dit onderwerp afstappen, is het voeglyk aan te merken, dat dit Gevoel, of die Bekwaamheid, doorgaans, niet onder de Hartstochten geteld word. Ja, integendeel, neemt het niet zelden den naam van Rede aan. De Taal is willekeurig, en daarom veranderlyk. Ik kan alleen zeggen, dat deeze Zedelyke Gewaarwordingen, even zeer als eenig andere, wyzingen zyn van Vermaak of Smert, schoon misschien min geweldig dan de overige; Indien de woorden Gevoel en Hartstocht u niet aanstaan, gebruik een ander, dat het zelfde Denkbeeld wil uitdrukken, en even zeer ter zaake dient; te kennen geevende, dat wy in goeddoende of schadende Daaden behaagen of mishaagen scheppen; dat deeze gewaarwordingen ons opleiden, om de Daaders, als zy met toeleg of uit verkiezing handelen, met welgevallen of misnoegen te aanschouwen; en dat, eindelyk, deeze Daaders of goed of kwaad gekeurd worden, naar maate zy uit goede of kwaade beginzelen werken; dit zyn de weezenlyke hoofdzaaken, welke wy bedoelen. | |
Korte Herhaaling.1. Eenige Hartstochten hebben hun opzigt onverschillig tot goed en kwaad van allerlei aart, en alle de onderscheide voorwerpen, in staat om een van beide voort te brengen of te voorkomen. - Van dien aart zyn onze Begeerten en Afkeerigheden, onze Hoop en Vrees, onze Vreugd en Droefenis. 2. Andere Hartstochten betreffen alleen verstandlyke oorzaaken van Vermaak of Smert. Hier toe behooren Agting, en Wanagting; Goedwilligheid en Kwaadwilligheid, 't Gevoel van Eer en Schaamte, 't Gevoel van Zedelyk Goed en Kwaad. 3. Alle deeze Hartstochten steunen op dit beginzel, dat | |
[pagina 424]
| |
het denkbeeld van vermaak behaagt, en dat smert mishaagt. Zy worden uit deeze bron afgeleid langs verscheide wegen, door Vervroeging, Vergelyking en Medegevoeligheid. 4. Deeze waarneemingen zyn toepasselyk niet alleen op andere Hartstochten; maar op de Zedelyke Bekwaamheid zelve, welke aangemerkt mag worden als eene byzondere soort van goed- of kwaadkeuring, bepaald tot de besluiten van den Wil. |
|