Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 49]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.De strekking der geschiedkunde, om ons het oog te doen vesten op de godlyke voorzienigheid, door veele voorbeelden opgehelderdGa naar voetnoot(*).(Overgenomen uit Dr. priestley's Lectures on History.)
De Geschiedenis strekt om de Gevoelens der Deugd te versterken, door de verscheidenheid van gezigtpunten, waarin dezelve het beleid der Godlyke Voorzienigheid vertoont, en de hand van god, in 't beloop der Menschlyke zaaken, aanwyst. Want zeker, alles wat dient, om ons het denkbeeld van het Godlyk Weezen in te boezemen, 't zy in 't doeleinde, 't zy in de middelen van groote Gebeurtenissen, moet de zaak van Deugd en Godsdienst bevoordeelen. 't Is even blykbaar, dat de Wereld een Bestuurder of Opziender heeft, als dat dezelve eenen Maaker gehad hebbe. Want niemand doet iets zonder eenig oogmerk, of zonder bedoeling, om 'er eenig gebruik van te maaken. Een Telescoop is geschikt om gebruikt te worden tot het beter onderscheiden van wyd afgelegene voorwerpen, en het Oog zelve om de dingen op een bepaalder afstand van ons te beschouwen. En buiten allen twyfel zyn de Menschen en de Wereld tot het een of ander einde geschikt. Naardemaal het zelfde Weezen, 't geen de grootste dingen maakte, de kleinste desgelyks voortbragt, alle deelen zynde van het zelfde stelzel, dient elk ding, zelfs 't geen ons het geringste toeschynt, tot zeker einde, waarom onze Zaligmaaker mogt zeggen, dat zonder den wil van onzen Hemelschen Vader geen Muschje op aarde | |
[pagina 50]
| |
valt, en dat de Hairen onzes hoofds alle geteld zyn. En gelyk 'er niets gemaakt is, zo gebeurt 'er ook niets, buiten de Kennis, Schikking, of de Toelaating van god. Iets, derhalven, wordt 'er beoogd, zo wel in alles wat gebeurt, als in elk ding dat gemaakt is. Doch het oogmerk is in geringe zaaken zo zigtbaar niet, als in grooter en treffender. Schoon, derhalven, de hand van god waarlyk is in alles wat gebeurt, en in de Geschiedboeken staat opgetekend, wordt onze aandagt sterker getrokken om dezelve te zien en te erkennen in de groote Gebeurtenissen, bovenal, wanneer ze stand grypen op eene wyze voor ons onverwagt. Hoe kunnen wy nalaaten den vinger van god te erkennen, wanneer wy zien, dat groote en gewigtige Gebeurtenissen te wege gebragt worden, door schynbaar beuzelagtige en nietige middelen, of door middelen, die weinig of geene betrekking hebben tot het einde; als wanneer onze Koning jacobus en beide de Parlements-Huizen voor verdelging bewaard bleeven, door een Brit, dien een Zamenzweerder gezonden hadt, met oogmerk, om één der Leden van het Hooger-Huis, zyn byzonderen Vriend, te behouden? Wie zou zich verbeeld hebben, dat de begeerte van hendrik den VIII, om van zyne Egtgenoote gescheiden te worden, de Hervorming in Engeland zou te wege gebragt hebben? - De Oninschiklykheid van een Portugeesch Priester, die niet wilde wyken voor een van 's Konings Officieren in Japan; en de hardnekkigheid der Jesuiten, in het weigeren der overgave van een Huis, hun door een Edelman geschonken, 't welk diens Zoon te rug vorderde, veroorzaakte de uitdelging van den Roomsch-Catholyken Godsdienst in dat Land. Doch 't geen 't meest van allen de hand der Voorzienigheid vertoont, als mede de zwak- en kortzigtigheid der Menschen, zyn de groote Gebeurtenissen, te wege gebragt tegen het oogmerk der Persoonen, die 'er de voornaamste bewerkers van waren, en door de eigenste middelen, welke men te werk stelde, om een tegenovergestelden uitslag te doen stand grypen. In deezer voege heeft de Vervolging altoos het middel geweest, om den vervolgden Godsdienst te bevorderen; in zo verre, dat het een spreekwoord geworden is: ‘Het Bloed der Martelaaren is het Zaad der Kerke.’ In deezer voege zyn Athene, Lacedemon, Carthago, Rome, en veele | |
[pagina 51]
| |
andere Staaten, door hun eigen voorspoed ten gronde gegaan. Philips de II was, door zyne onverdraagbaare verdrukking, de Veroorzaaker van de Vryheid der Nederlanden. Dusdanig een gevolg zag men menigmaal van de overgedreevene drift der Boozen. De Raad van Rome werd ééns behouden, doordien catilina het teken des moords te vroeg gaf. Met welk eene voldoening leest iemand, die het oog tot de Godlyke Voorzienigheid opheft, by machiavel, dat borgia zyne maatregels zo wel genomen hadt, om, naa den dood zyns Vaders, meester van Rome en den geheelen Kerklyken Staat te worden; doch dat hem onmogelyk was te voorzien, dat hy op den oever des doods zou gebragt weezen, ten zelfden tyde, dat zyn Vader alexander het leeven eindigde! Beiden werden zy vergiftigd op een gastmaal, door een misslag des Schenkers, die hun den Wyn toediende, geschikt om hunne vyanden het leeven te verkorten. 't Is geene ongewoone zaak in de Geschiedenis der Voorzienigheid, dat Lieden, bekend voor Mannen van bekwaamheid, daarom in 't duister bleeven, terwyl anderen, ingevolge van hunne schynbaare nietsbeduidenheid, bevordering erlangden. Indien augustus in 't eerst eenige bekwaamheid vertoond hadt als een Staatsman of een Veldheer, indien hy, by den aanvang, eenige grootheid van ziel of moedbetoon hadt laaten doorstraalen, zou hy waarschynlyk nooit aan 't hoofd des Romeinschen Ryks gepraald hebben. Terwyl cicero en antonius, op hunne beurt, een speelbal van hem zogten te maaken, deeden zy, schoon des onbewust, zyne magt en invloed aangroeijen, ten koste van hunne eigene. Met dit oog beschouwd, is het zeer onderhoudend en nuttig, te overweegen, hoe de arbeid, de magt, en werkzaamheden der Menschen en Volken, gewend is tot oogmerken, geheel verschillende van 't geen zy oorspronglyk dagten of beoogden: als dat de Romeinen, naa alle hunne vermeesteringen van andere Volken, dikwyls beheerscht wierden door woeste en dwinglandsche Barbaaren, als maximinus en anderen; en dat die Stad, de Meesteresse der Wereld, door romulus gebouwd, en in magt uitgebreid, door zulke Mannen, als camillus, scipio africanus, marius, sylla, caesar, pompejus en trajanus, nu onderdaanig zou weezen aan | |
[pagina 52]
| |
den Paus, en de zetel van eene Magt, geheel verschillende van die 'er voortyds ten throon zat, en van welke de grondvesters geen denkbeeld altoos konden hebben. - Hoe verre was constantinus van te voorzien, dat Constantinopolen de Hoofdstad zou worden van het Turksche Ryk, en de voornaame steun van eenen Godsdienst, aangekant tegen dien, welken hy vestigde! - Hoe verre waren de Hoofden der Grieksche Gemeenebesten van vooruit te zien, dat hun Land, de Kweekschool van Kunsten en Vryheid, immer het onkundigst en verslaafdste Land van geheel Europa zou worden! Het oog op de Voorzienigheid te vestigen, strekt desgelyks, om ons genoegen in het leezen der Geschiedenissen te vergrooten, en een aangenaam licht te verspreiden op de duisterste en onbevalligste gedeelten. De Voorzienigheid in gedagten houdende, zullen wy de onaangenaamste voorwerpen, welke de Geschiedenis oplevert, met genoegen kunnen beschouwen. En konden wy elke Gebeurtenis, in alle derzelver verbintenissen en afgelegenste invloeden, nagaan, wy zouden, ongetwyfeld, volkomen berusten in alles, wat onder gods Bestuur gebeurt, ziende dat alle onheilen leiden tot, en uitloopen op een grooter goed. Maar in veele gevallen zien wy Gebeurtenissen, die, op het eerste gezigt, ons smert verwekten, droefenis en kommer baaren aan de zodanigen, die, onder het leezen, meer aan hunne driften bot vieren, dan zich tot bedaard overdenken zetten: dan welke, wanneer wy slegts de naastste en onmiddelyk daaraan verbondene gevolgen beschouwen, ons geheel zouden voldoen. - Niemand, bedreeven in de oude Geschiedschryvers, die den smaak van dezelven ingezoogen, en daar uit denkbeelden van Vryheid ontleend heeft, of hy bejammert, dat Rome, ten toppunt van roem gesteegen, onder de overmagt der Meesteren bezweek. Maar het is, om dat hy niet overweegt, dat alle Landschappen van het wyduitgestrekt Romeinsch Gebied, allerdeerlykst gedrukt en uitgemergeld werden door de Landbestuurders van de Republiek, die weinig van de Gerigtshoven te vreezen hadden: doch die verlost en gelukkig werden onder het Bestuur van Persoonen, leevende in eene bestendige vreeze, van wegens slegt Bewind beschuldigd te zullen worden by eenen onverbiddelyken Oppergebieder. Ja, de Landschappen waren niet min gelukkig onder tiberius en nero, dan onder trajanus en de antonynen. | |
[pagina 53]
| |
Wie thucydides leest, zal veelligt eene geweldige kwelling gevoelen, over de slegte behandeling, alcibiades aangedaan, en de nederlaage der Atheneren voor Syracuse: maar het is, om dat hy niet bedenkt, wat waarschynlyk het gevolg zou geweest zyn van den uitslag deezes Krygstochts: naamlyk de Slaaverny van Griekenland, en, uit den aart van diens Bestuur, ook het verderf en de Slaaverny van Athene. - Naardemaal voorspoed ons deel doet neemen in een begunstigd Held, kunnen wy ons niet wederhouden, met verontwaardiging vervuld te worden tegen hanno, dewyl hy geen meer zorge droeg, om hannibal, naa den Slag van Cannae, versterking toe te schikken. Maar te regt dugtte hy en geheel Carthago voor de magt van hannibal, indien hy meester van Rome werd: als die zelfs, naa dat hy overwonnen was, zich in staat bevondt de Regeeringsvorm te veranderen. De Geschiedenis verleent ons, daarenboven, in de ongelukken en rampspoeden, welke de uitmuntendste Mannen hebben moeten ondergaan, een vol gevoel van de onbestendigheid aller menschlyke zaaken, en voorbereidt onze gemoederen, om, met meer gedulds en onderwerpings, zich aan den tegenspoed te onderwerpen, als iets, waar van wy niemand bevryd zien. Zelfs de Ongelukken en Teleurstellingen van braave Mannen, die zich in ongelegenheden dompelden, welke gevolgen waren van hunne edelmoedige poogingen, om de Vryheid en de dierbaarste voorregten des Menschdoms te verdeedigen, strekken, zo als dezelve ons in de Geschiedenissen voorkomen, niet in 't minste, om onzen yver in diezelfde roemryke zaak uit te dooven: ten zelfden tyde, dat ze ons voorzigtiger doen worden in de keus der middelen, en het voortzetten onzer maatregelen, tot het bereiken van 't zelfde einde, vormen zy ons om teleurstelling gelykmoediger te ondergaan. Dat de kennis der Geschiedkunde deeze uitwerking baare is eene zekere waarheid: ik beroep my op 't geen iemand gevoelt, naa dat hy het ontydig einde van agis, cato, brutus, hamden, en den grooten algernon sydney, geleezen heeft. De loflyke melding, die tot de voleindiging der wereld gemaakt zal worden, van zulke roemryke, schoon ongelukkige, Mannen als deezen, en van de edele oogmerken, door hun bedoeld, zal meer en meer Vrienden verwekken, tot het voorstaan van diezelfde groote belangen: terwyl hunne Ongelukken alleen zul- | |
[pagina 54]
| |
len dienen, om die Vrienden meer voorzigtigheids te leeren, en daar door waarschynlyk gelukkiger in hunne poogingen te doen worden. Maar, afgescheiden van het denkbeeld, dat deeze Martelaars voor de Vryheid geschikt zyn, om gelukkiger Verdeedigers van dezelve te verwekken, kan de aanmerkelyke lotwissel, die wy in de Geschiedenis van voornaame Persoonen ontmoeten, eene heerlyke uitwerking by den Mensch te wege brengen. Deeze te recht beschouwd, schenkt bedaardheid, en eene wondere geschiktheid, om de wisselvalligheden deezes leevens te ondergaan. Welke andere aandoeningen, dan daar toe strekkende, gevoelen wy, als wy leezen dat henrietta, Dogter van hendrik den IV, Koning van Frankryk, en Vrouw van carel den I, Koning van Engeland, zich in de diepste armoede gedompeld zag; en dat haare Dogter, naa dien tyd getrouwd aan een Broeder van lodewyk den XIV, gezegd wordt zich in 't bedde gehouden te hebben, om dat zy geen vuur hadt ter haarer verwarming, terwyl het volk van Parys, blind van woede, geen agt sloeg op haar lyden? Dezelfde soort van aandoeningen gevoelen wy, op het leezen, dat de groote en gelukkige Veldheer belisarius, (indien de Geschiedenis waarheid meldt,) zyn brood bedelde: dat cortez, de vermaarde Vermeesteraar van Mexico, in Spanje, onbekend en in ongenade leefde, naauwlyks in staat om gehoor te verwerven by zynen Meester carel den V, schoon hy, toen de Koning vroeg, wie de Knaap was, die met zo veel aandrangs hem lastig viel om met hem te spreeken, uitriep: Ik ben iemand, die voor uwe Majesteit meer Landschappen gewonnen heeft, dan uw Vader u Steden naliet. Hy diende naderhand in een rang iets hooger, dan dien van gemeen Soldaat, op de Kust van Barbaryen. Deeze groote lotwisselingen en treffende rampspoeden, hooge Staatspersoonen overgekomen, zullen, daar zy zelden of ooit Mannen van bekwaamheid en moed afschrikken, om, ten algemeenen beste, iets groots te onderneemen, als zy daartoe geroepen worden, te wege brengen, dat ze Lieden, tot het burgerlyk leeven gebooren, en die zich in geene gelegenheid bevinden, om zich daar boven te heffen, tevredenheid met hun lot inboezemen. De zodanigen, die de Koninglyke Waardigheid zelve afgelegd hebben, als christina, Koningin van Zweeden, | |
[pagina 55]
| |
Keizer carel de V, victor amadeus, Koning van Sardinie, en johan casimir, Koning van Poolen, en anderen, verzekeren ons, dat Kroonen niet altoos gemaklyk te draagen vallen, en dat Lieden, in hoogen stand, een diepgaand gevoel van Eer en Braafheid noodig hebben, om hunne vermoeienissen en ongelukken draaglyk te maaken. 't Is geen nutloos denkbeeld, 't geen wy vormen onder 't leezen, dat richelieu zyne dagen verkortte, door de ongerustheden, welke hem van één scheurden, toen hy in het hoogste toppunt van Staatsbewind gezeten was. 't Geen voltaire zegt van lodewyk den XIV, behelst eene heerlyke Les voor de Eerzugtigen, te weeten, dat hy zyne geheele Familie eenen vroegtydigen dood zag sterven; dat, schoon hy, op 't einde zyns leevens, naar gewoonte, in 't openbaar verscheen, in zyne binnenkamer de smert zyner veelvuldige ongelukken zyn hart doorgriefde, en in stuiptrekkingen deedt vallen; dat hy Huislyke verliezen leedt, by het eindigen van eenen ongelukkigen Oorlog, en eer hy in staat was verzekering van Vrede te verwerven, op een tyd, dat Hongersnood zyn Ryk verwoest hadt; dat hy, geduurende zyne drie laatste leevenslaaren, de genegenheid zyner Onderdaanen verloor, en al de hoogagting, door zyne groote bedryven voorheen verworven. Het voordeel van een Amptloos leeven, en bovenal van zich niet te mengen in Partyschappen, zien wy in het gerust en lang leeven van atticus, in de verwilderdste tyden der Romeinsche Geschiedenissen; en in richard cromwell, die, tot in een hoogen ouderdom, wel te vrede en gelukkig leefde, terwyl zyn Vader nooit wist, wat geluk was. De Leevensgeschiedenis van weinig groote Staatslieden kan gelyk gesteld worden met die van den Cardinaal fleury, van wien wy opgetekend vinden, dat zyne Ontwerpen met eenen gezegenden uitslag bekroond werden, van het Jaar MDCCXXVI af, tot het Jaar MDCCXLII: dat hy negentig jaaren bereikte, en, tot het laatste toe, zyne vermogens onverzwakt behieldt; 't welk zyn Leevensbeschryver doet zeggen, dat, indien 'er ooit een gelukkig Mensch op Aarde bestondt, de Cardinaal fleury ongetwyfeld die Man was. Eindelyk, die aanmerkingen, welke wy over de Geaartheden en Zeden der Menschen, t'elken dage, kunnen verzamelen uit het gemeene leeven, doen ons veel ster- | |
[pagina 56]
| |
ker aan, wanneer wy ze in de Geschiedenis van groote Mannen ontmoeten. Wy zien, by voorbeeld, dagelyks, dat meest allen, die met Magt bekleed zyn, dezelve misbruiken. Doch dit loopt in Vorsten en Staatsdienaaren meer in 't ooge. Wy zien dat Lieden, in de laagte gevallen, veragt worden, terwyl men zyn hof maakt by de grooten en magtigen. Maar deeze grondregel wordt kragtiger bevestigd, en maakt een dieper indruk, dan eenig voorvol in 't Burgerlyk Leeven kan doen, als wy bedenken, hoe alle de Vorsten van Europa hun hof maakten by olivier cromwell, terwyl carel de II, toen in ballingschap rond zwervende, geen gehoor kon verwerven by de Staatsdienaars van Frankryk of van Spanje, by den Pyrenceschen Vredehandel, schoon hy eene reis deedt, met oogmerk om daar toe te geraaken. 't Is eene algemeene en welgegronde aanmerking, dat de Menschen, door de Onbestendigheid hunner Natuure, zeer ligt overhellen, om schielyk, en op geen genoegzaamen grond, te onvrede te zyn over hun lot, en, egter, als zy het veranderd hebben, om hun voorgaanden stand wenschen: dit zien wy in het gemeene leeven dagelyks bevestigd. Doch die veelvuldige voorbeelden drukken zo diep niet in als de Geschiedenis van victor amadeus, Koning van Sardinie, die, uit loutere grilligheid, de Kroon nederlei, doch bevondt, gelyk eenige Geschiedschryvers vermelden, dat het gezelschap zyner Maitresse, die zyne Egtgenoote geworden was, dat Godsdienst, en de rust van een Afgezonderd Leeven, eene Ziel niet konden voldoen, die vyftig jaaren lang bezig geweest was met de Staatszaaken van Europa. Hy verlangde den verlaatenen Throon, zelfs met geweld, weder te beklimmen, en stierf eindelyk in de gevangenis. Hoe magtloos Rykdom en Magt zyn, om de Ziel des Menschen te voldoen, is eene waarneeming, waar toe elk bykans, in den loop zyner eigene ondervinding, gelegenheid vindt. Maar deeze werkt kragtiger op ons, als wy die uitgebeeld zien in de Geschiedenis van Staatsmannen en Overwinnaaren. Hoe treffend komt ons dezelve voor in het gesprek, tusschen pyrrhus en diens Staatsdienaar cyneas, vóór hun Tocht na Italie. De Staatsdienaar vroeg den Koning, wat hy ten oogmerke hadt, wanneer hy de Romeinen zou te ondergebragt hebben? - Hy antwoordde: Na Sicilie te trekken. - Wat dan? vroeg cyneas. - De Carthagers te ver- | |
[pagina 57]
| |
meesteren, sprak de Koning. - En wat dan verder? zeide de Staatsdienaar. - Opperheer van Griekenland te weezen, en dan te rusten, antwoordde de Koning. - Waarop de schrandere Staatsman hem te gemoet voerde, - En waarom kunnen wy dit laatste nu niet doen? Om 'er nog een voorbeeld by te voegen. Wy zien de ydelheid der Leevenden, in hun onbeperkt opleggen en zorg draagen voor het toekoomende, als wy het losbandig en kwistig spillen opmerken der Erfgenaamen van de goederen der schraapende Gierigaarts. Maar het doet ons zo sterk niet aan, als de Geschiedenis, ons leerende, dat de Rykdommen, door sixtus den V, geduurende zyn Pausschap, verzameld, en die Koning hendrik de IV, van Frankryk, met groote moeite behouden hadt, in minder dan één jaar, naa hun dood, verspild waren: als mede dat de schat, door hendrik den VII, Koning van Engeland, zelfs door afperssing opgezameld, bykans even schielyk, verdween. |
|