| |
Uittrekzel eener reize in Posega, een landschap in Sclavonie, door de Heeren Piller en Mittel Parcher, Hoogleeraars op de Universiteit van Buda, in den zomer, des jaars MDCCLXXXII.
Vreemd was de oorzaak, die aanleiding gaf tot de Reis der Hoogleeraaren piller en mittel parcher, en hebben zy, schoon niet slaagende in hun hoofdoogmerk, gelegenheid gegeeven tot eene nadere kennis van de Landstreeke en de Inwoonders, dan men tot nog toe bezat. Van het een en ander een kort verslag mede te deelen, zal, zo wy vertrouwen, den Leezeren onzes Mengelwerks behaagen.
Posega of Possega de naam eener Stad in Sclavonie, gelegen aan de Rivier Orlau, thans tot Hungarye behoorende; in den Jaare MDCCXXXVII werd zy den Turken ontweldigd. Deeze Stad is de eenigste van een Graafschap, waar aan zy den naam geeft, ten Westen van Belgrado, vyftig mylen van Buda, en zeventig van Weenen, afgelegen.
De Reis der twee Hoogleeraaren, piller en mittel parcher, werd aangevangen op last des Keizers, en hadt ten doel de oorzaak te onderzoeken van een verschynzel, 't welk zeer zeldzaam was, en onder de Inwoonders van een Dorp Eminovaz, in 't zelfde Graaf- | |
| |
schap gelegen, zeer groote schrik baarde. - Te weeten, in de Herfstmaand, des Jaars MDCCLXXIX, zag een Boer, voor Zonne opgang, aan den hoek van zyn huis een vlam opgaan, die allengkens hooger klom, en het opperste van het dak bereikte. Dezelve werd terstond geblust; maar vertoonde zich weder in 't vallen van den avond op dien dag, en ten derden maale, naa dat de Zon onder was, op twee verschillende plaatzen, waar men ze reeds hadt uitgeblust. Vier uuren daar naa zag men vuur in een klein Gebouw en een Koornschuur, by elkander en op eenigen afstand van het Huis: doch men werd den brand meester. - Niets dergelyks viel 'er voor, tot in Louwmaand, des Jaars MDCCLXXX, wanneer de Inwoonders, 's morgens opstaande, het Huis in brand zagen, schoon het bykans geheel met sneeuw bedekt was, en het brandde af. - Naa dit ongeluk verliep voorts het geheele jaar, en bykans het volgende, zonder dat 'er iets van dien aart gebeurde: het Huis was herbouwd; maar den vierden van Herfstmaand, des Jaars MDCCLXXXI, vertoonde zich het vuur op nieuw, beneden aan 't Gebouw, schoon, naar 't berigt, den Reizigeren gegeven, alles welbezorgd en geen aanleiding tot brand altoos was. Met magt van water kreeg men 't uit. Maar 's anderen daags zag men een Hooihoop vlam vatten, die digt aan 't Huis stondt, en de brand sloeg over tot de nabuurige Huizen, van welken 'er drie verteerden. - Naa dien tyd vertoonden zich de Branden in alle deelen van het Dorp, zo dat geen enkel Huis of Gebouw des bevryd bleef. De Inwoonders konden niet nalaaten zulks voor een wonderteken te houden: althans het moest in hun vrees en ontsteltenisse verwekken. Verscheide omstandigheden liepen
zamen, om de ongerustheid te vermeerderen; by voorbeeld, eenige Persoonen zaten gerust in een Hof, naby een water, met hout geschoeid; eensslags zagen zy dat hout vlam vatten: anderen ontdekten dat 'er vuur kwam uit eene welgeslooten Kas, en dezelve geopend hebbende, vondt men het Linnen, en wat 'er verder in was, in vlam; zonder dat men kon gissen hoe 'er vuur in de Kas kwam. - Het liep eindelyk zo verre, dat de Inwoonders noch de oorzaak, noch het hulpmiddel, noch het einde, van dien ramp ziende, de party koozen om de plaats te verlaaten, en hunne Wooningen op een grond, die hun meer gerustheids verleende, te bouwen.
| |
| |
De Hoogleeraars, uitgezonden om na dit vreemd verschynzel onderzoek te doen, slaagden niet: alle hunne naspeuringen liepen vrugtloos af; zy konden geen blyk vinden van vuur, uit de aarde uitgeborsten, of voortkomende van eene Electrike oorzaak, of eenige andere; naa 'er zich een geruimen tyd opgehouden te hebben, keerden zy weder, laatende dit stuk zo duister als zy het gevonden hadden.
Maar is deeze Reis dus nutloos geweest, ten aanziene van het groot oogmerk; zy was het niet in het opdoen van kundigheden, omtrent veele zaaken deezes Landschaps, die der Weetgierigheid een aangenaam onthaal verschaffen, en welker voornaame inhoud wy nu zullen mededeelen.
De Inwoonders van Posega zyn doorgaans kloek van gestalte, en zien 'er redelyk wel uit. Zy kleeden zich omtrent op de wyze der Hungaaren, en alle hunne kleederen zyn van Wol of Linnen. In het gebergte staan de Huizen afzonderlyk; doch wanneer men thans nieuwe bouwt, brengt men ze digter by elkander, om Dorpen te vormen, tot algemeene en byzondere veiligheid: men laat een groot open plein in 't midden, waar een verblyfplaats is voor de Wagt, die de Bewoonders beurtlings waarneemen. De Huizen zyn van hout, en van binnen bedekt, met aarde bestreeken, en met kalk wit gemaakt, en voorts wel geschikt ten hunnen byzonderen gebruike.
Eene bovenal merkwaardige omstandigheid bestaat hier in, dat de Poseganers, het niet voor eene gewoonte hebbende, de erfenissen, naa den dood des Vaders, tusschen de Kinderen, te verdeelen, noch van verblyfplaats te veranderen, wanneer 'er een nieuw Huwelyk in het Gezin geslooten wordt, ook een nieuw Huis bouwen, ter zyde van het Vaderlyke, en daar aan vast, als een aanhangzel: waar uit zomtyds ontstaat, dat 'er twintig Wooningen aan de Vaderlyke vast zyn, als takken voortspruitende uit denzelfden wortel.
Elke Familie verkiest een der Leden tot Bestuurder, en, indien hy zich der hem toebetrouwde post niet waardig gedraagt, wordt hy zo staatlyk afgezet als voorheen aangesteld. Dit Hoofd noemt zich Oudste, zyn werk bestaat in de bedieningen te verdeelen, het werk binnen en buitens huis te beschikken, te bepaalen welk een gedeelte van het ingezamelde moet verkogt, welk
| |
| |
bewaard worden, en zorg te draagen voor alles wat de Familie toekomt, elk zyn bescheiden deel te geeven, de schulden en lasten te betaalen, het noodige, tot leevensonderhoud en andere behoeften, te verzorgen, op den arbeid te letten, de gebrekkigen te bestraffen, verzuimen en misdryven te voorkomen. 't Is gebruiklyk, dat het Hoofd eenige andere Leden der Familie verkiest om hem te helpen, en raad te geeven in gewigtige gevallen: deeze raadpleegingen houdt men des Zondags naa den middag, wanneer ook aan elk zyn taak voor de aanstaande week gegeeven werdt.
Dergelyk eene schikking heeft men voor de Vrouwen in elke Familie. De Opzigtster, door de andere Vrouwen gekoozen, verdeelt elks werk, zo in de Keuken als in het Bakhuis en de Boerdery. Dan, de voornaamste zaak, de Vrouwen aanbevolen, bestaat in de benoodigde Kleederen voor de geheele Familie te maaken: ten dien einde bezorgt ieder Wol, ten algemeenen behoeve, 't zy eigen ingezamelde of gekogte: en wat het Linnen betreft, moet ieder Vrouw zo veel bezorgen als zy oordeelt noodig te hebben; ieder heeft ten dien einde een voegelyk stuk gronds ter bebouwinge.
Als zy eeten zit het geheele Gezin niet te gelyk aan, de Mannen eerst, daar naa de Vrouwen, en eindelyk de Kinderen. De Vreemdelingen, als men ze noodigt, of als 'er een komt, (want de Gastvryheid is by de Sclavoniers in groote hoogagting,) eeten niet met het Gezin, maar in een ander vertrek, tot dat einde alleen vervaardigd; de Oudste alleen houdt hun gezelschap, doch naa het eeten komt eene der Vrouwen de voeten wasschen.
Allen, die nog jong zyn, hebben geen bed noch dekzel des nagts: zy slaapen op den grond, alleen mogen zy een beddelaken, of een stuk hunner kleeding, onder zich spreiden: men wil dat zy van vroeg af aan eene harde leevenswyze gewennen.
De verscheidenheid van voedzel is onder hun zeer gering: in den Zomer bestaat het meest uit Veldgewassen, Moeskruiden en Meelspyzen; 's Winters eeten zy Vleesch, en bovenal Varkensvleesch, en zeer veel Kool. Niet weinig toebereidzels maaken zy van Kawoerden of Pompoenen. Op Kerstyd maakt elke Familie een geheel gebraaden Varken op tafel te hebben; men zendt 'er een stuk van aan den Heer van de plaats en aan den Priester, als zy niet te verre af woonen. Zy drinken Wyn, maar kiezen
| |
| |
daar boven een drank, van Pruimen gemaakt, en hebben zy geen van beiden, dan vergenoegen zy zich met een teug waters.
Het werk op de Velden neemt een aanvang met het einde des Winters, en duurt tot het laatst van den Herfst. In den Winter houden zy zich, behalven de dagelyksche bezorging van 't Vee, bezig met het bouwen of herstellen hunner Huizen, het maaken en verbeteren hunner Akkergereedschappen: hier toe behoeven zy geen Werklieden of Kunstenaars; elk is in staat tot het verrigten van alle die werkzaamheden. Wanneer zy niets anders te doen hebben, rekenen zy het zich tot geen schande, Handschoenen, Koussen en Mutzen van Wol te vervaardigen. De Jeugd, die het Vee hoedt, is niet ledig, doch bezig met spinnen, of dergelyke handen arbeid. - 'Er is, misschien, geen land in de wereld, waar de Vrouwen zo bezig zyn als in Sclavonie. Behalven de Huislyke zorgen, en bovenal het vervaardigen der Kleederen, welke alleen op hun staan, worden zy door de Mannen menigwerf geroepen, om hen in het Akkerwerk de behulpzaame hand te bieden. Uit dien hoofde zyn ze zeer spaarzaam op hun tyd, en zy laaten nooit het minste oogenblik verlooren gaan. Nimmer bykans ziet men ze zonder spinrokken en spil, 't zy ze op de plaats een lugtje gaan scheppen, 't zy ze wandelen, 't zy ze zelfs na de waterputten gaan, of 'er van daan komen; zy weeten de waterkruik in de eene hand te draagen, en met de andere te spinnen. Voor het overige kan men uit het reeds gezegde ligt opmaaken, dat haare bekwaamheid zich niet tot spinnen bepaalt, zy weeten van Wol en Vlas Stoffen te vervaardigen op getouwen, die niet zeer kunstig zyn. - Gelukkig slaagen ook deeze Sclavoniers in het verwen van Rood, Geel, Groen en Zwart: de gemeenste en gemaklykste kleuren.
Naa al het bygebragte zal elk zich verwonderen over het verwyt van traag- en luiheid, den Sclavoniers zo menigmaalen gedaan. De Vrouwen althans vinden zich als met arbeid overlaaden. De noodzaaklyke Kunsten worden 'er door allen beoefend, en niemand kent die der Weelde. De Koophandel heeft daar weinig te beduiden, en 'er zyn geene groote winsten te doen by een Volk, welks behoeften zo bepaald zyn, 't geen zo weinig het gemak zoekt, en waar by niets zeldzaamer is dan geld. Het weinig gelds, 't geen zy van de Vreemdlingen trek- | |
| |
ken, komt van het verkoopen van Tabak, en een kleine hoeveelheid Zyde: ook dryven zy eenigen Handel in Graanen, wanneer deeze in Italie ontbreeken. - 't Schynt dat men in eene Landstreeke, zo gelukkig gelegen, zich meer moest toeleggen op het aankweeken van voortbrengzelen, die in de nabuurige Landen ontbreeken. De Tabak maakt 'er een van uit; doch, schoon de Tabak van Posega voor goed bekend, en zeker voor goeden prys te verkoopen is, vergenoegen zich de Inwoonders met de bladeren te leveren zo als ze gegroeid zyn, zonder 'er iets aan te doen tot bereiding, volmaaking, en om 'er meer voor te krygen. Het planten van Meekrap, die by hun valt, en van Weede, als mede van Lynzaad, zouden zy kunnen voortzetten; hun spinzel, weefzel, en bleekery, alles by hun vry gebreklyk, veel kunnen verbeteren. Tot het een en ander einde zou men hun eerst van de beste Zaaden moeten zenden, en vervolgens bekwaame Werklieden toeschikken, wier onderrigtingen zy in de Handwerken behoeven.
In het eerste tydperk der kindschheid draagen zy groote zorge voor de opvoeding der Kinderen; doch zy zien 'er vroeg van af. De Kinderen zuigen tot de twee of drie jaaren. Zy zwagtelen ze niet; tot vier maanden of daar omtrent houden zy ze in de wieg; doch dan neemen zy ze mede na 't Veld, en hangen de tedere wichten in een doek, by wyze van een hangmat, aan een boom. Op de minste beweeging, die de Moeder aan het hangbedde bemerkt, loopt zy daar heen, en stelt het Kind te vrede door het de borst te geeven, of een vogt, gemaakt van Pruimen, 't welk zy by zich hebben in een Kabasschel. - De eerste School, tot onderwys der Jeugd, werd, in den Jaare MDCCLVIII, te Koutieva opgerigt; zints dien tyd heeft men andere elders aangelegd, en thans zyn 'er veele Sclavoniers die leezen en schryven kunnen, en eenige andere kundigheden bezitten, met hunne boersche eenvoudigheid strookende.
Hunne Spelen zyn weinig in getal, zy hebben te veel bezigheden, om 'er zich met veele op te houden. De Jongens speelen met den dryftol, met ballen en stokken. De Mannen oefenen zich in steenen na zeker doel te werpen, en worden daar in zeer afgerigt: zy weeten steenen, van eene ongelooslyke zwaarte, heen te smyten. Zy kennen twee Muzyk-Instrumenten, te weeten den Doedelzak en de Guitar, met drie of zes snaaren. Hun Muzyk is
| |
| |
eer droevig dan vrolyk, hunne Danssen zyn bedaard en deftig. Hunne Gezangen dienen tot herinnering der groote daaden van hunne oude Koningen of Opperhoofden.
De Ziekten in Sclavonie zyn Koortzen in 't heetst des Zomers, Buikloopen in Oogst- en Herfstmaand, Borstkwaalen in Winter- en Louwmaand, en kwaadaartige Koortzen in Sprokkel- en Lentemaand. Hunne meeste Geneesmiddelen zyn zeer eenvoudig, veelal uit gewassen bestaande: derzelver gebruik steunt op de ondervinding, en ze zyn geheel vry van allen Geneeskundig stelzel.
Wat den Landbouw der Sclavoniers betreft is het opmerkelyk, dat ze het gebruik niet hebben, om door heggen de Landen van een te scheiden, maar het alleen doen door lange houten schuttingen, die de bebouwde Landen afzonderen van de onbebouwde Weidlanden, Bosschen en Wegen, om 'er het Vee van af te houden De Graanen, die het meeste Land by hun beslaan, zyn Gerst en Mais; op de kanten der Landen, waar deeze Veldgewassen groeijen, zaaijen zy Boekweit, welk laatste zy alleen voor hunne Paarden gebruiken. De Tarwe, die zy teelen, is enkel geschikt voor vreugdedagen en feesten, ten dienste van den Heer. De aart des gronds is Potaarde, gemengd met goede vrugtbaare Aarde, doorgaans aschkleurig, zomtyds geelagtig, 't welk geen harden en vasten, maar zagten grond oplevert, zeer tot den groei geschikt, en nog beroemd van wegen de vrugtbaarheid: schoon dezelve dien roem tegenwoordig slegts mag draagen ten opzigte van de Mais, die zestigvoud voortteelt, terwyl het ander Koorngewas maar vyf- of zesvoudig wordt ingeoogst: 't zy men dit toe te schryven hebbe aan het te digt zaaijen, 't zy aan de verwaarloozing om het Land van onkruid te zuiveren, 't welk het graan verstikt, 't zy eindelyk aan de uitgeputheid des gronds, welken zy nooit bemesten. De Sclavoniers begaan zeker een grooten misslag, met zo weinig Vee, naar gelange hunner Bouwlanden, te houden, en door dit middel zich mest te verschaffen. Zy denken een gelyk voordeel te trekken, als zy den grond twee jaaren laaten rusten, de verbrandde ruigte over de akkers strooijen, en hier en daar een schaapskooi plaatzen. 't Is waar, zy kunnen niet gemaklyk hun Schaapsvee vermeerderen. Doch de verbaazende uitgestrektheid der Weidlanden, in vergelyking met die zy bebouwen, duidt weinig kunde of weinig vlyt in den Landbouwer aan. - Zy maaken de vooren zeer digt by een, zelfs in de schraal- | |
| |
ste gronden, van oordeel zynde, dat de vrugtbaarheid afhangt van de menigte des gezaaiden
Graans. Tarwe zaaijen zy alleen op braak gelegen hebbende Landen: Mais, twee of drie jaaren agter den anderen op 't zelve Land, naar maate het blyft vrugt geeven, wanneer zy het voorts braak laaten. Zy hebben twee soorten van Mais, uit 't geele. In het bovenste gedeelte des Landschaps planten zy de Mais korl voor korl, op gelyke afstanden; maar in het benedenste zaaijen zy als ander Graan. - Zy dorssen het gesneeden Graan door het van Beesten op 't Land te laaten treeden. Voor de Mais en de Tarwe draagen zy in 't bewaaren byzondere voorzorgen. Zy maalen korlgraan, met zeer eenvoudige Molens, ook van hun eigen maakzel, en zodanige, als de Hoogleeraar pallas by de Baskiers aantrof; en belidor, in zyn Architecture Hydraulique, beschreeven heeft.
De Sclavoniers hebben het niet verre gebragt in de Veehoedery. Zy hebben alleen Ossen tot den arbeid, en verstaan de kunst niet om ze te mesten. Zy draagen zorg voor de Koeijen om de Melk, waar van zy egter weinig Boter en Kaas maaken. Dewyl het Land veel Houts oplevert, zyn ze ontslaagen van zich over het Wolvee zeer te bekommeren: nogthans heeft tegenwoordig de Graaf janovich- a darouvar op 't gebergte een geregelde Schaaphoedery aangelegd, en groote Stallen doen bouwen. Het getal der Varkens is 'er verbaazend groot, en zy worden zeer vet in goede Eikeljaaren: want de Eikenboomen zyn hier veelvuldig. Zy eeten ook veel Vaarenwortels. - Het geheele verschil, tusschen de Sclavonische en Hungaarsche Paarden, bestaat daar in, dat de eerstgemelde zich nooit zo goed laaten temmen als de laatstgenoemde. - De Poseganers, die het gebergte bewoonen, voeden veel Kalkoenen, welke zy in Croatic verkoopen. - Zy vlegten Byekorven van takken, en zouden een veel grooter overvloed van Honig kunnen verkrygen, als zy de zwermen, in de bosschen verspreid, opzogten, of ten minsten in holle boomen 'er gevoeglyke verblyfplaatzen voor vervaardigden. - De Zydeteelt is in Posega nog in haare kindschheid; doch maakt vry veel opgangs.
Best verstaan de Poseganers de Tabaksteelt, jammer dat deeze zich bepaalt tot het klein getal der zodanigen, die meer Landeryen dan Bosch bezitten. Voor 't overige is 'er niets, waar op de Bewoonders deezer Landstreeke
| |
| |
zich meer toeleggen dan op het aankweeken der Pruimenboomen: dewyl zy van Pruimen een Drank maaken, dien zy boven den Wyn stellen. Zy verkiezen tot deeze Plantadien een leemagtigen grond, bloot liggende voor de Zuider- of Westerzon; zy zetten jonge Pruimenboomen op reijen, en zaai en 'er in de eerste aaren Mais tusschen; dewyl dit hun in de noodzaaklykheid brengt, om veel te dier plaatze te arbeiden, en dit den grond los maakende, de wortels beter uitschieten. Wanneer de jonge Pruimenboomen sterkte genoeg gekreegen hebben, om bestand te zyn tegen het knabbelen van het Vee, laat men de Schaapen onder dezelve weiden, niet alleen om zich dien grond ten nutte te maaken; maar ook om dat de ondervinding geleerd heeft, dat de Pruimenboomen overvloediger vrugt draagen, naar maate de grond meer betreeden wordt. Zy hebben geleerd, uit zekere tekenen te spellen, of de inzameling overvloedig zal weezen: te weeten, wanneer de toppen der takken in den Winter roodagtig worden; als de bladeren te gelyk met de bloezems te voorschyn komen, en indien de steeltjes kort zyn. - Wanneer de Vrugten ryp zyn, laaten zy ze gisten, en trekken 'er door vuur een Wynagtig vogt uit, de geliefde drank der Inwoonderen in het Gewest, waar van wy eenige naarigten hebben opgegeeven.
|
|