lyke ontwerpen: wanneer zy het goede en braave bedoelt, is zy de hoogste bewondering en de vuurigste dankerkentenis des Menschdoms waardig; wanneer zy niets anders beoogt dan de voldoening van Eerzugt en Misdryf, wordt zy een geessel des Menschdoms, die 'er beevende over verbaasd staat: dewyl kleine en zwakke zielen zich van zelve krommen voor alles, wat groot is en sterk.
De Zwakheid is niet meer tegen deeze hoedanigheid overgesteld dan de Besluiteloosheid of de Onstandvastigheid. De Man van Character onderzoekt, besluit, en blyft voorts onbeweegelyk. Tegenheden doen hem sterker worden; ik zou bykans zeggen, dat hy dezelve bemint; om dat ze veerkragt aan de ziel geeven, en voedzel aan den moed. Hy alleen weet wat het zegt, iets te willen; dit is de zeldzaamste en moeilykste zaak voor 't gros der menschen: want om iets ernstig te willen, moet men aan een voorwerp alle zyne genegenheden, alle zyne neigingen, tot de zugt voor het leeven toe, opofferen.
De moed, uit vastheid van Character ontstaande, veronderstelt dat dezelve des noods den dood zal braveeren: dan de dapperheid eens Krygsmans veronderstelt niet altoos een sterkte van geest, deeze is menigmaal het uitwerkzel van gewoonte, van partyschap, van vrees voor eene regtmaatige veragting. De Man van Character zal dit betoonen, als hy een Krygsman is, en het niet zynde; de Krygshelden kunnen verbaazen in die zeldzaame gevallen, waarin hy zich genoodzaakt vindt zyn moed geheel aan den dag te leggen.
Men kan geen groot Character bezitten, zonder een wel- en diepdenkend Verstand. Dit doet ons het moeilyke van het onmogelyke onderscheiden. In de daad, halstarrig te willen, 't geen onze kragten volstrekt te boven streeft, is niet zich een Man van Character te betoonen, 't is de rol van een dolleman speelen, als carel de XII en carel de Roekelooze. - Dan, dikwyls zal de menigte de grootste, de edelste, oogmerken voor harssenschimmig houden, om dat zy de kragt van geest niet bezit, welke dezelve ontworpen, noch de kloekheid van vernuft, welke ze bedagt heeft.
In welke omstandigheden zich een Mensch van Character geplaatst vindt, zyne verbeelding verheft hem altoos boven alles, wat hem omringt. Hy zal nooit zich de wet laaten zetten, in groote noch geringe zaaken: wykt hy in kleinigheden, het is uit veragting, niet door zwakheid. Hy heerscht om zyne Vrouw, zyne Beminde, zyne Vrienden; zyn haat is even sterk als zyne liefde; hy vergeet nimmer eene belediging, zelfs dan wanneer hy het beneden zich agt des wraak te neemen.
Hy heeft het voorkomen van een Hoogmoedigen, en hy is het