Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 287]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Proeve over de verbloemde en overdragtlyke spreekwyzen in de Heilige Schrift.
| |
[pagina 288]
| |
uit te spreeken. Hy ontving nieuwe denkbeelden, welke hy door geene woorden aan anderen kon mededeelen. Als de Heilige Schryvers, derhalven, ons van zaaken, tot de Toekomende Wereld behoorende, spreeken, moeten zy het doen door Gelykenissen, van de dingen deezer Wereld ontleend, door Zinnebeelden, door Raadzelagtige Beschryvingen; zo dat wy als door een glas donker zien, en als 't ware in een Raadzel, en hebben wy ons steeds te herinneren, dat wy maar ten deele kennen. Zinnebeelden zyn, ten hoogsten genomen, slegts Gelykenissen, en wy moeten niet verwagten, dat eene Gelykenis in alle deelen doorgaat. Het oogmerk van het Zinnebeeld wordt volkomen bereikt, als de Gelykenis beantwoordt in eenig hoofdpunt, en wel in dat hoofdpunt, 't welk voornaamlyk beoogd wordt in te scherpen. Dezelfde Hoofdleere kan ook opgehelderd en verklaard worden, door onderscheide Zinnebeelden, naar 't verschillend licht, waarin men dezelve plaatst, of naar gelange van de onderscheide deelen dier Hoofdleere, welke men bedoelt ons in te boezemen. Vraagt men, hoe zullen wy weeten, in welker deelen van een Zinnebeeld de Gelykenis doorgaat? Zullen Leerstellingen, ons deezerwyze voorgedraagen, niet in 't wilde voorgesteld, en van eene zeer twyfelagtige betekenis zyn? - Verre van daar. Alle Taalen vloeijen van Zinnebeeldige uitdrukkingen over, en nauwlyks kunnen wy spreeken, zonder verscheide Toespeelingen en Overdragtlyke Spreekwyzen te bezigen. Nogthans volgt daar uit in geenen deele eene onzekerheid in onze gesprekken. De stoutste Spraakfiguuren maaken zelden onze meening onzeker, en zetten nogthans grooten klem by aan 't geen wy zeggen. Veel min zullen wy ons verlegen vinden, om te weeten wat Letterlyk, wat Zinnebeeldig is. Dat wy 'er in een en ander voorbeeld de Proeve van neemen. Van de Verdoemden leezen wy, dat hun Worm niet sterft, en dat het Vuur der Helle nooit zal worden uitgebluscht. Een ieder ziet, dat de uitdrukking, hun Worm sterft niet, geenzins Letterlyk van een Worm op aarde, kruipende, kan verstaan, maar Zinnebeeldig opgevat moet worden. De nimmer ophoudende zelfsbeschuldigingen van een kwaad Geweeten worden, zo gepast als sterk, afgebeeld door het knaagen van een Worm, die de zelfstandigheid, met welke dezelve zich voedt, niet schielyk opeet, maar langzaam afknaagt. Wanneer wy dan leezen, | |
[pagina 289]
| |
dat deeze Worm nooit sterft, begrypt ieder daar uit, dat de schuld der Verdoemden voor altoos onverzoend blyft, en de zelfsverwytingen nimmer ophouden. - Ten anderen. Indien wy het Vuur der Helle Zinnebeeldig opvatten, strekt deeze uitdrukking duidelyk, om de grootst mogelyke pyniging aan te duiden. Leevend verbrand te worden, rekenen de Menschen voor de grootst mogelyke pyniging. 't Zy wy nauwkeurige denkbeelden van de Helsche Straffen hebben, dan niet, de woorden, die ze beschryven, zyn verschriklyk genoeg, en derzelver meening lydt geen twyfel. Zegt iemand, de woorden kunnen zo wel in eenen Letterlyken als in een Zinnebeeldigen zin verstaan worden, in zo verre het Lichaam zal worden opgewekt; 't zy zo, geene dwaaling zal 'er uit volgen. Wy zullen ons nooit in gevaar van misvatting bevinden, wanneer men de woorden of Letterlyk, of Zinnebeeldig, kan opvatten: en kunnen ze alleen Zinnebeeldig opgenomen worden, dan zullen wy altoos het Hoofdbedoelde zien in het Zinnebeeld beoogd. - Leezen wy verder, dat het Vuur nooit zal worden uitgebluscht. Die Spreekwyze zet alleen het Zinnebeeld voort, en is ontleend van het Vuur door Water uitblusschen. De Letterlyke betekenis is te klaar, om eenige schaduw van twyfel over te laaten: en de Zinnebeeldige duidelyk, dat de Pyniging geen einde zal neemen, maar altoos duuren. Om een ander voorbeeld te neemen. Onze Zaligmaaker zegt: Indien een Mensch niet wedergebooren wordt, hy kan in 't Koningryk der Hemelen niet ingaan. Doch wie is 'er, die, zints de dagen van nicodemus, deeze woorden in een Letterlyken zin heeft opgevat? De Natuur nu van elk Dier is bepaald tot het Ras, waar van het afstamt: een Dier, uit een wild Ras, is wild en woest; een Dier, uit een tam Ras, van een zagten en onbeschadigenden aart. Wedergebooren te worden betekent dan, van eene nieuwe of andere Natuur te worden, of verschillende van 't geen wy zyn, door onze natuurlyke geboorte en afkomst. 't Geen uit het Vleesch gebooren is, is Vleesch; 't geen afstamt van 't geslacht der gevallene Menschen, heeft, door afkomst en natuur, de vleeschlyke en bedorvene neigingen, eigen aan 't geheele gevallene Menschdom. 't Geen uit den Geest gebooren is, is Geest. Dat geen, 't welk door de werking van den Heiligen Geest van eene nieuwe natuure gemaakt is, is van eene heilige en geestlyke natuure, van de natuure | |
[pagina 290]
| |
diens Vermogens, 't welk de verandering te wege bragt. In andere plaatzen der Schriftuure wordt gezegd, dat wie in christus is, een nieuw Schepzel is; dat is, als 't ware, herschaapen. Ten aanziene van waare Christenen leezen wy, dat zy den Ouden Mensch, die verdorven is, afgelegd, en den Nieuwen Mensch, die, naar het Beeld van den Schepper, vernieuwd is, aangedaan hebben. Deeze plaatzen wyzen aan, wat wy door Wedergeboorte en een Nieuw Schepzel te verstaan hebben. Een Zinnebeeld, zeer veel beduidende en kragtig. Het duidt aan, die groote verandering in Wil en Genegenheden, in de Christenen te wege gebragt door den Heiligen GeestGa naar voetnoot(†). Eene verandering, zo verre boven ons vermogen om uit te werken, als het boven ons bereik is onze eigen natuur te vormen, of de natuur van eenig ras van Dieren, te veranderen; en zo verre boven onze bevatting, als het voor ons onbegrypelyk is, hoe elk Dier zyne byzondere geaartheid ontleent van het Ras, van welk het afstamt. Dit Zinnebeeld eenigzins verder voort te zetten, is duidelyk treeden buiten het oogmerk, waar toe het werd bygebragt. Dus is de tyd des arbeids, by de Natuurlyke Geboorte van een Kind, niet lang; doch kunnen wy daar uit niets afleiden, ten aanziene van den tyd, noodig tot de Wedergeboorte, of den tyd, waar in die verandering, welke men Wedergeboorte gewoon is te noemen, volbragt wordt. Indien wy verder gaan; en ons dingen verbeelden, die betrekking hebben tot den tyd van de Dragt, vóór de Natuurlyke Geboorte; of de pynen eener in arbeid zittende Vrouwe, zullen wy tot nog grooter ongerymdheden vervallen. Het is openbaar, dat niets van dien aart in het Zinnebeeld kan beoogd worden. Wanneer, derhalven, de Wedergeboorte bespotlyk wordt voorgesteld, door te spreeken van de smarten en weeën der Wedergeboorte, enz. is zulk een gewrongen toepassing des Zinnebeelds zeer ongepast en onbetamelyk. De Gelykenis van den Verlooren Zoon is een der treffendste, uit den mond onzes Zaligmaakers gevloeid. Het | |
[pagina 291]
| |
duidelyk oogmerk komt hier op neder, om gods Bedeeling, zo omtrent Jouden als Heidenen, als mede derzelver geaart- en geschiktheid, af te beelden. Beiden worden zy vertoond als oorspronglyk van 't zelfde Gezin; de eersten als blyvende in zyns Vaders Huis, onder diens Zorge en Bestuur; de laatsten als verlaatende gods Huis, verzaakende de Godsdienstwetten, volgende zyne eigene bedorvene genegenheden, vervallende tot eene verregaande onkunde (geestlyke behoefte) en elende. Beider algemeene Vader, nogthans, ontvangt de wederkeerende Heidenen met open armen en vol vreugde, niettegenstaande de zelfzoekende Jooden, over die aan de Heidenen beweezene Genade, hun verregaand misnoegen betoonen. Het oogmerk der Gelykenisse strekt duidelyk, om die Verborgenheid te verklaaren, welke, van den beginne der wereld af, verborgen geweest was in god, dus de wederkeerende Heidenen, ondanks hunnen afval, met de Jooden Medeërfgenaamen zouden weezen, en Deelgenooten van gods beloften, door het Euangelie van christus. Niet om aan te toonen, op welk eene wyze god de zonde des Menschdoms vergeeft; of te verklaaren, op welke gronden de Genade zich tot Jooden en Heidenen zou uitstrekken: naamlyk, dat christus ze beiden met god zou verzoenen in één lichaam, door het Kruis; de vyandschap te niet gedaan hebbende. Geen wonder, dat 'er van de middelen deezer Bevrediging geen gewag altoos gemaakt wordt, de Gelykenis bedoelde niet dit stuk op te helderen: en kan het stilzwygen te deezer plaatze niet overgesteld worden tegen de herhaalde verklaaringen deswegen, in andere plaatzen der Schriftuure. Een ander Schriftuurlyk Zinnebeeld is dat van Schulden. Nu eens genomen voor Pligten, aan god verschuldigd, dan eens voor Zonden, die voldaan moeten worden; dan weder voor de Straffe, of wat men aan de Regtvaardigheid van god schuldig is. Vergiffenis van de Straffe, aan de Zonde schuldig, dat is, (zullen deeze woorden eenige betekenis hebben,) aan den Zondaar schuldig, wordt Zinnebeeldig genoemd, zyne schulden vergeeven: en dit Zinnebeeld zeer eigenaartig gebruikt, om de Leer der onderlinge vergiffenisse van Mensch jegens Mensch aan te duiden. - Maar, indien men dit gebruik des woords Schulden afleide, dat Straffe, even als Schulden van eigendom, van den Persoon die de Zonden pleegt, op eenen anderen kunnen worden overge- | |
[pagina 292]
| |
bragt, trekken wy een gevolg, nooit bedoeld, noch ondersteund door 't Gebruik des Zinnebeelds, of in 't Gebed onzes Heeren, of in de Gelykenis van den Boozen Dienstknegt, matth. XVIII, of in eenig ander deel der Schriftuure. Dit Zinnebeeld wordt door de Apostelen nergens gebezigd, om de groote Verborgenheid der Verlossinge op te helderen; noch kan het, gelyk zommigen veronderstellen, verklaaren, op welk eene wyze de Godlyke Regtvaardigheid voldaan werd door het lyden van christus, of, langs welk een weg zyn Dood die kragt gehad hebbe, dat is, om met de Heilige Bladeren te spreeken, hoe zyn Bloed, en zyn Bloed alleen, ons reinigt van alle Zonden. Een drift, om de Euangelische Verborgenheden, gelyk ze genaamd worden, op te lossen, heeft grooten ondienst gedaan aan de zaak van christus, van de dagen der Gnostiken af, tot de Schoolsche Godgeleerden van onzen tyd. De woorden, Rantsoen en Vrykooping, worden door onzen Heer en door de Apostelen vaak gebruikt als Zinnebeelden, om de wyze der Verzoening, door christus te wege gebragt, op te helderen. De Duivel komt ons in de Schriftuur voor als de Vorst en de God deezer Wereld, in vyandschap met den god des Hemels, en tegen hem gestaadig kryg voerende. De Mensch was oorspronglyk geschikt om een Onderdaan te weezen van god, die hem schiep; maar, door het verderf zyner Natuure, door den Val, is hy een Gevangenen der Zonde en des Satans geworden, - gebonden in banden van elende, zittende in de duisternisse en de schaduwe des doods. Door het lyden en den dood van christus is de mensch uit die Gevangenis verlost. Nu worden, onder de Kinderen der Menschen, de Gevangenen gerantsoeneerd en verlost van de onderhoorigheid aan die Magt, welke ze gevangen hieldt, hersteld tot hunne voorige vryheid, en wedergebragt onder dien Vorst, wiens natuurlyke Onderdaanen zy waren. Zy zyn vrygekogt of gerantsoeneerd door eene somme gelds, betaald aan die Magt, welke den gevangenen in bewaaring hadt, en deeze is de prys zyner vryheid. Ongerymd is het te veronderstellen, dat deeze Losprys betaald worde aan zyn eigen Vorst, die hem noch gevangen houdt, noch gevangen wenscht te houden, maar als zyn eigen ontvangt. - In toespeeling op dit gebruik onder de Menschen, worden de Christenen gezegd van de Magt des Satans gode vrygekegt te | |
[pagina 293]
| |
zyn; zy zyn gode gekogt door het Bloed van christus, verlost van de Magt der Duisternisse, van de ketenen der verderfenisse, en overgevoerd in de heerlyke Vryheid van gods Kinderen. Doch de Christenen zyn niet vrygekogt door verderflyke dingen, als Zilver of Goud, maar door het kostlyk Bloed van christus, die zich tot een Rantsoen voor allen gegeeven heeft. - Hier eindigt het Zinnebeeld, en alles wat het bedoelt komt hier op neder, om ons af te schetzen, - den Staat, waar in wy ons van natuure bevinden, - onze Verlossing door christus, - ons wederkeeren tot god. Door dit treffend en gemeenzaam Zinnebeeld stellen de Apostelen, de Genade van god, de Menschliefde van christus, en de verpligtingen van de vrygekogten des Heeren, in een helder daglicht. De beroemde Schryver, van de Zamenspraaken tusschen theron en aspasio, voert een der Spreekeren in, eene tegenwerping bybrengende, tegen de Leer der Vrykoopinge; zeggende, dat, indien het Bloed van christus het Rantsoen of de Losprys was, christus het Rantsoen (zyn Leeven) moest betaalen aan den Duivel, die de Zondaars gevangen genomen hadt. Het antwoord, daar op gegeeven, luidt, ‘Het Rantsoen werd gode betaald: dewyl de bekentenis der Heiligen in het Licht is. Gy hebt ons gode gekogtGa naar voetnoot(§)! - De tegenwerping is zeker dwaas, doch het daar op gegeeven antwoord onvoldoende. De Heiligen zyn, in de daad, de vrygekogten; zy zyn ook Hem gekogt, die hun oorspronglyk naar zynen beelde schiep: - met andere woorden, zy zyn wederom de zynen geworden. Maar dit is geen antwoord op de zwaarigheid, deeze betreft den Aanneemer der vrygekogte Persoonen niet; maar wie, volgens het beloop des Zinnebeelds, de Ontvanger moest weezen van den Prys, te hunner Vrykoopinge betaald? Wil men het Zinnebeeld doorzetten, de ingebragte zwaarigheid kan niet ontweeken worden. Maar de Leerstellingen des Christendoms zyn niet gegrond op Zinnebeelden; maar de Zinnebeelden worden gebruikt om die Leerstellingen op te helderen. En, in zodanige ophelderingen is het geenzins noodig, dat de gelykenis in alle byzonderheden doorgaa, en dit Zinne- | |
[pagina 294]
| |
beeld hier niet verder toepasselyk. Het oogmerk, waar toe dit Zinnebeeld wordt aangevoerd, is niet om ons de wyze te leeraaren, op welke god handelt, tot handhaaving zyner Regtvaardigheid; maar in de Menschen aan te wyzen, welke verpligtingen de Menschen aan christus hebben: aan dit einde beantwoordt het Zinnebeeld volkomen, zonder voorts in elke byzonderheid te passenGa naar voetnoot(‡). Wanneer de Apostelen het Zinnebeeld veranderen, en, in stede van Gevangenen door geweld genomen, en tegen hun wil vast gehouden, het Menschdom verbeelden als Wederspannigen tegen hun wettig Opperhoofd, als vrywillige Overloopers tot den vyand, bedienen zy zich van het woord Verzoening, en laaten dat van Vrykooping vaaren. Het Bloed van christus is dan de Prys der Verlossing niet; maar de Verzoening voor hun Opstand; en dus worden wy met god verzoend door den dood zyns Zoons, door wien wy de Verzoening verkreegen hebben. Zy, die eertyds van god vervreemd en zyne vyanden waren, door 't, verstand in de booze werken, zyn zy verzoend in het lichaam zyns vleesches, door den dood. - De vernedering, het lyden, en de dood van christus, God en Mensch, zyn zo ongemeen, in zich zelven beschouwd, en van zulk een gewigt, dat men zich niet behoeve te verwonderen, dat de uitwerkzels, voor zo verre zy het Menschdom betreffen, met eene groote verscheidenheid van de treffendste Zinnebeelden worden voorgesteld. Dan, het is geen wonder, dat de Heilige Bladeren zwygen van de betrekking, welke zy hebben op de Godlyke Eigenschappen, of de deelen van gods Zedelyk Bestuur, aan ons onbekend. Misschien ontbreeken wy geheel de denkbeelden, noodig om zelfs een weinig te verstaan van de dingen, waar in de Engelen begeeren in te zien. Behalven door Zinnebeelden, tragten de Heilige Schryvers ons een gedeeltlyk denkbeeld te verschaffen van de dingen der andere Wereld, dat is, door ze ontkennende | |
[pagina 295]
| |
voor te draagen, ons niet zeggende, hoedanig ze zyn, maar hoedanig zy niet zyn. Zo leezen wy, dat de Dooden onverderflyk zullen worden opgewekt; dat is, niet, gelyk tegenwoordig, aan ontbinding onderhevig. - Dat dit Sterflyke de Onsterflykheid moet aandoen. - Dat wy zullen veranderd worden, vinden wy vermeld; maar wat de natuur deezer veranderinge is, of, op welk eene wyze onze sterflyke Lichaamen onsterflyk en onverderflyk zullen gemaakt worden, is in 't duister gelaaten. 't Geen wy gezegd hebben, in deeze Proeve, geeft ons een gepast antwoord aan de hand, op het zeggen der geenen, die beweeren, dat 'er geen Verborgenheden in den Godsdienst kunnen weezen. Of wy verstaan, is hunne taal, deeze Voorstellen, of wy verstaan ze niet. Indien wy ze verstaan, zyn het niet langer Verborgenheden; verstaan wy ze niet, dan verschaffen zy geen voorwerp aan 't verstand; ze zyn voor ons van geene betekenis; hy, die ze ons voordraagt, spreekt voor ons als een Barbaar, in eene onbekende taale. - Dan, deeze optelling is onvolkomen: wy kunnen een Voorstel noch volkomen verstaan, noch 'er ten vollen onkundig van weezen: wy kunnen 'er een gedeelte van begrypen; en hebben, in deeze Prove, gezien twee wyzen van eene gedeeltlyk medegedeelde kennis, of door Zinnebeelden, of door eene Ontkennende wyze van voorstellen. Maar, behalven dit, alle algemeene denkbeelden (gevormd door aftrekking van de byzondere, die alleen volkomen zyn,) kunnen niet anders dan onvolkomen weezen; nogthans maaken wy 'er in zaaken des gemeenen Leevens geene zwaarigheden tegen. Wy verstaan wat 'er gemeend wordt door een Staat van Geluk, en een Staat van Elende, schoon wy geen denkbeeld hebben, waarin dat Geluk of die Elende gelegen is; noch geene byzondere denkbeelden van dien Staat in 't geheel bezitten. Wanneer wy gelooven, gelooven wy alleen zo veel als wy verstaan, niets meer: doch bemerken menigmaal, dat het geen wy verstaan, zeer nauw verbonden is met veel meer, 't welk wy niet verstaan. Dus gelooven wy, dat god de Wereld schiep. Dat is, wy gelooven dat de Wereld zich zelve niet voortbragt; dat 'er een tyd was, waar in de Wereld, en geene stoffe van eenige soort, bestondt: en wy weeten dat de Wereld nu bestaat. Dus veel verstaan wy; maar hoe, of op welk eene wyze, de Wereld, toen 'er niets stoflyks was, gemaakt is, begrypen wy niet. Het | |
[pagina 296]
| |
tegenwoordig bestaan der Wereld, 't welk wy weeten, is, derhalven, nauw verbonden met de daad der Scheppinge, welke wy niet begrypenGa naar voetnoot(**). En zo veel van dit stuk, betreffende den oorsprong der Wereld, als wy dus kunnen verstaan, is alles wat wy voor tegenwoordig behoeven te weeten. En van zeer veel aangelegenheids is dat klein stukske der zaake, wegens eene andere Wereld, ons alleen door Zinnebeelden, en door Ontkennende wyzen van voordraagen, medegedeeld. |
|