| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.
Bedenkingen over de verwantschap tusschen de zede- en staatkunde, door den Baron Carel van Dahlberg, op de Academie der Weetenschappen te Erfurt voorgeleezen.
(Vervolg van bladz. 124.)
Wy hebben, voorheen, beweezen, dat de Staatkunde niet alleen strookt met de Algemeene Beginzelen der Zedekunde; maar dat ze ook zamenstemt met de byzondere takken van dezelve. - 't Zal, nogthans, van aanbelang weezen, de vraag te beantwoorden, van waar het kome, dat deeze waarheden niet algemeen zyn aangenomen?
De Geschiedenis toont ten klaarsten, dat de Betrekkingen, tusschen de Zede- en Staatkunde, niet dan zeer gebrekkig gekend zyn.
Men kan over de daadlyke vorderingen der Zede- en Staatkunde niet oordeelen, volgens de Godspraaken van eenige Wysgeeren. De geest van eenige Wyzen zweeft dikmaals veel hooger dan de kundigheden hunner Eeuwe. De Wetten, de Geschiedenissen, de Vredehandelingen, zyn de Gedenkstukken, uit welken men den trapswyzen voortgang, der daadlyk bewerkstelligde Algemeene Zedekunde, moet beoordeelen. Die voortgang, onbetwistbaar in deszelfs uitwerkingen, is onmerkbaar in zynen loop, gelyk de meeste veranderingen der natuure. 's Menschen geest is derwyze gesteld, dat dezelve in 't eerst toegang verleent aan verstandlyke indrukken; doch nietwys wordt, dan door ondervinding. Dezelve begint met het ontdekken van verspreide waarheden, en gaat van dezelve voort tot algemeene. Deeze gangstreek is duidelyk uitgemerkt in de Geschiedenis der Algemeene Zedekunde.
De Wilde Volken waardeeren de Lichaamskragten boven alles, gelyk de Wilden van America, de Grieken in
| |
| |
de Helden-Eeuwen, en de oude Noordsche Volken. - Wanneer de kundigheden eenigzins by hun begonnen door te breeken, bewonderden zy de zodanigen, die de hachlykste onderneemingen volvoerden, als de Helden by homerus. De waare Betrekkingen, die Menschen tot elkander hebben, zyn veel laater bekend geworden, en nog veel laater door Wetten vastgesteld.
't Vaderlyk Gezag is, door 't Romeinsche Regt, eerst in de behoorelyke paalen gebragt.
De Slaaverny is, met het invoeren van den Christlyken Godsdienst, vernietigd.
De Dienstbaarheid der Bezoldigden is veel laater gemaatigd.
Nog laater heeft men zich toegelegd op de beginzelen van het gedrag der Staaten, jegens elkander, het Volksregt. De groot en pupfendorf hebben, over dit onderwerp, een nieuw licht verspreid, en montesquieu zette 'er nog meer klaarheids aan by.
Ondertusschen zyn de volgende Grondregels nog niet by al de wereld doorgedrongen en aangenomen; dat de eene Staat zich jegens den anderen te gedraagen hebbe, wat het Regt betreft, als de eene Mensch jegens den anderen, dat men geene agting, geene bewondering, verschuldigd is dan aan hem, die het zyne toebrengt, tot het geluk der Menschen, - dat alles, wat daar toe niet strekt, geen waare Staatkunde mag heeten.
Tot nog stelt men meer in de Grootheid van een Staat, dan in de Goedheid des Bestuurs, of der Gesteltenisse. Men vindt nog Staatslieden, in andere opzigten agtenswaardige Staatslieden, die zich kunstenaaryen veroorlooven, jalousy en wantrouwen verwekken, en voorwendzels gebruiken. Veelen houden het nog voor enkele grootspraak, wat men tegen zulk een gedrag inbrenge. De waarheid baart haare uitwerking niet, dan wanneer ze ten behoorelyken tyde gesprooken wordt. De goede Abbé de st. pierre, dien men in zyne Eeuw belachte, zal de lofspraaken der volgende Eeuwen wegdraagen.
De kennis van alle bondige waarheden heeft haar zaadbeginzel in 's Menschen Ziel. De Godlyke Openbaaring ontwikkelt het, en zet 'er haar zegel op: ondertusschen verloopen 'er eeuwen by eeuwen, eer deeze waarheden in zwang gebragt worden. 't Is met andere Weetenschappen zo niet gelegen, maar de driften, de gebruiken, de vooroordeelen, van alle Menschen, verzetten zich tegen
| |
| |
het daadlyk aanneemen der Algemeene Zedekunde. Om het Menschdom te verlichten en te vormen, zyn Eeuwen even zo te agten als Jaaren, voor byzondere Pertoonen.
Naardemaal men waargenomen heeft, dat de veranderingen, zo in 't Natuurlyke als in 't Zedelyke, ongemerkt toegaan, vraagt men, of in dit stuk vorderingen gemaakt zyn? Dit kan men niet wel lochenen.
Te verwonderen is het niet, dat men langen tyd noodig gehad heeft, om de Verwantschap tusschen de Zedeen Staatkunde te leeren kennen: die betrekking is veelal beneden den gezigteinder, waar toe der Menschen oog reikt.
De eerste Aandrift doet elk op zyn eigen welweezen bedagt zyn. Een Mensch, met edele beginzelen vervuld, zoekt daarenboven goed te doen aan zyne Vrienden, en aan zyn Vaderland: maar wie is 'er op bedagt, om ook het Voordeel van Vreemden te willen behartigen? Hy, die de welvaard zyns Vaderlands beperkt ziet, door den bloeienden staat van een vreemd Gewest, koestert deswegen veelligt Volkshaat. Indien deeze haat losbarst, en een stryd veroorzaakt, benadeelen die beide Staaten elkander, en, naa uitgeput te zyn, sluiten zy den Vrede, om, geduurende denzelven, nieuwe kragten te verzamelen, met welke zy eerlang den Oorlog op nieuw beginnen. Hoe zeldzaam is het, dat de Staatkundige de gevolgen van dien wrok ziet en gevoelt! Hoe zeldzaam vindt hy zich in 't geval, dat de Oorlogsvlam zyn huis verteert, zyne goederen verslindt, of dat hy 'er zyne Kinderen aan opoffert! Maar, indien de Staatkundige zyne eigene en persoonlyke belangen voorby, en alleen op het welzyn van den Staat, ziet, is de ondervinding zyne beste Leermeestresse. Hoe weinig jaaren kan men besteeden in een noest werkzaam leeven! Dikwyls loopt 'er veel tyds voorby, eer de heillooze gevolgen der gepleegde onregtvaardigheden zich doen gevoelen, en de verouderde Staatkundige ziet veeltyds de waarheid, voor de eerste keer, op 't einde zyns leevens.
't Valt my bezwaarlyker, de grensperken te onderscheiden, waar de Pligten van een Staatsman, en die van een Burger, elkander ontmoeten. De luister, die den Staatsman omringt, en zyn vermogen, hebben bekoorelykheden, die onbemerkbaar indringen in het Beroep van den jongen Staatsdienaar; hy wenscht wel te doen, doch hy streelt zich heimlyk ook met de gedagten, dat hy de mid- | |
| |
delen heeft, om, in een' zo verheeven stand, voldoening te schenken aan zyn smaak. Wanneer hy, door Eerzugt aangeprikkeld, veele zwaarigheden te boven geworsteld, en dikwyls, door laage kuipery, tot het voorwerp van zyn verlangen gekomen is, valt het hem dan gemaklyk, het welzyn van den Staat alleen meer te agten dan zyne Vrienden, dan het genoegdoen aan zyne geliefde neigingen? Kan hy, die voorheen zo gaarne zyne lusten botvierde, die een vrolyk leeven zogt te leiden, die alleen bedagt was op 't geen een klein getal Vrienden welgelegen kwam, zich bedaard nederzetten, om zich met het welweezen der menigte te bemoeijen? Kan hy daar aan zyne geliefkoosde lusten opofferen? 't Is alleen in voorbysnellende oogenblikken, dat hy troost en uitspanning kan vinden, in 't vervullen der Pligten van Vader, van Egtgenoot, van Vriend.
Weinigen zeggen dit zich zelven met kloek beraadenheid; weinigen zyn in staat, het algemeen welweezen te beschouwen met een albevattend oog. De aangeboore kortzigtigheid is oorzaak, dat de Menschen niet gemaklyk de waare Betrekkingen zien, tusschen de Staat- en Zedekunde. Doch elk kan tot deeze kennis geraaken: de bron ligt in de kunde van de Geschiedenis der Wereld. Daar leert de Staatsman meer voordeelen trekken van de ondervinding veeler duizenden van jaaren, dan van zyne eigene; daar ziet hy Steden en Vorstendommen opkomen en te gronde gaan, de deugd, de standvastigheid en voorzigtigheid, zegepraalen over grootheid, magt en list; daar ontdekt hy, dat het blind geluk nu eens de dwaasheid en het fraay vernuft begunstigen, of den nek toekeeren; doch wordt tevens gewaar, dat de wysheid, en rechtschaapenheid van inborst, het blinde lot tart, zich naar deszelfs nukken niet schikt, en zich te vrede houdt, met inwendig genoegen, in die omstandigheden, wanneer de Snoode niets heeft dan schande en smerte. De Staatsman leert uit de Geschiedenis, dat hy, die anderen wil regeeren, vooraf moet weeten zich zelven en zyne lusten te regelen. Hy vindt in het leeven van eenen sulli, van eenen ximenes, en van zo veele groote Mannen in alle eeuwen, voorbeelden, die de ziel verheffen. Zyn gezigt wordt uitgebreid, hy houdt zish overtuigd, dat de waare Staatkunde met de Zedekunde overeenstemt.
In alle tyden zullen 'er sejanen en albas gevonden
| |
| |
worden; doch, in verlichte Eeuwen, zullen zy schaarscher, en hun woede zal minder blind, zyn.
Men bemerkt, overzulks, dat de Zede- en Staatkunde allengskens zich gevestigd hebben. - Doch dat wy het oog op onze tyden vestigen, eens naa gaan, welke denkbeelden men in dezelve vormt van de Verwantschap, tusschen de Zede- en Staatkunde.
In het Tafereel onzer dagen zyn de schaduwen sterk. De Gouddorst, de versmaading van goede Zeden, de Monopolien, de Slaavenhandel, de Zeeroveryen, de zugt om zich boven anderen te verheffen, misvormen 't zelve; doch dergelyke schaduwen zien wy in de Tafereelen van alle Eeuwen; zonder dat ze verzagt worden door een in 't verschiet opdaagend licht, 't welk wy thans mogen zien aanbreeken. Uit verscheide oogpunten doet zich een dageraad op, die een algemeen licht belooft. Men begint te gevoelen, hoe schadelyk het is, zonder noodzaaklykheid, paalen te stellen aan de Vryheid; dat de waare Kragt en het Geluk bestaan in de goede verstandhouding van menigvuldige Staaten; dat de Oorlog de Landen ontvolkt, en de Schatkisten nutloos uitput; dat de Magt en het Heil van een Staat niet gezogt moet worden in de hoeveelheid van vierkante mylen gronds; maar in de Volkrykheid en de goede Orde; dat nutte Inrigtingen een Land meer voordeels toebrengen dan Vermeesteringen; dat de Aanmoediging meer weezenlyk inkomen bezorgt dan Dwangmiddelen.
De Verdraagzaamheid, het Licht der Onderwyzinge, de Weldaadigheid, de Orde, verspreiden zich van alle kanten in de Staaten van Europa; onze Eeuw mag roemen op Monarchen, Prinsen en Staatsmannen, die de Naakomelingschap zal bewonderen.
Roem en Voorspoed zy het deel des Staatsmans, wiens Staatkundige Gevoelens en Daaden ingerigt zyn, overeenkomstig met de Grondbeginzelen der Algemeene Zedekunde; die, te vrede binnen de juiste perken van zynen staat, steeds wederstand biedt aan 't Onregt, die van bedriegen, noch bedreigen, weet, die billyk is jegens Vreemden, en yverig in het handhaaven der Vryheid en het bevorderen des Voorspoeds, een Vader des Volks, die god en de Deugd eerbiedigt! - Zodanig een Staatsman is, misschien, veel grooter dan de Overwinnaar, zeker veel grooter dan de Vermeesteraar. Indien de Voorzienigheid hem gebruikt als een Werktuig in de
| |
| |
hand eens magtigen Vorsts, in eene Eeuw, zo ryp voor het goede als de onze, kan hy een Tydperk in de Geschiedenis stellen, een Voorbeeld geeven, Naavolgers lokken. Maar wie durft zich belooven, zich gelyk aan dit verheeven Character te zullen gedraagen? - Eene zamenloop van omstandigheden werpt, als 't ware, onoverkomelyke hinderpaalen op.
In den loop der Wereldsche zaaken verheffen zich dikwyls wolken, die jaaren lang de zuiverste inzigten verdonkeren. De noeste werkzaamheid van den grootsten Man is niet genoegzaam, om het licht aan alle kanten te verspreiden, en de klaarheid van 't zelve te bewaaren. Sterfgevallen, Staatsgistingen, Misverstanden, Tegenwrytingen, Boosaartigheid, Halstarrigheid en Vooroordeel, kunnen de beste oogmerken verydelen. Te deezer oorzaake moet de Staatsman, zonder zich te laaten verschrikken, of van 't spoor te laaten brengen, met kloek beraadenheid zyn besluit volvoeren. Proeven, tot nog mislukt, kunnen tot voorbereidende middelen dienen, om, in een gunstiger tydsgewrichte, een gelukkig slaagen te wege te brengen. Dat de luister van den Stand, welken hy bekleedt, hem niet verblinde, dat hy bedenk, hoe die luister niet meer zal bestaan voor 't oog der Naakomelingschap, 't welk alleen zich zal gevestigd houden op de poogingen, door hem aangewend, om het Algemeen Nut een daadlyk bestaan te geeven. Dat de gelegenheden, om die poogingen te werk te stellen, hem altoos dierbaar zyn. Indien alle mogelykheid ten dien opzigte verdwyne, komt hy in den zonderlingen toestand, waar in hem geene andere keuze overblyft, dan een Medepligtige in snoode stukken te weezen, of zyne Bediening neder te leggen. - Dat hy geen oogenblik in twyfel hange! Hy zal zyn troost, zyn geluk vinden in een Amptloos leeven, en het getrouw volbrengen van Burgerlyke Deugden. Het voorbeeld van zyn besluit zal een laatste Weldaad voor den Staat weezen. Dat hy zich aanmerke als een Middel in de hand der Voorzienigheid, geschikt om het ryk der Deugd en der Waarheid uit te breiden. - De Deugd en Waarheid zullen zegepraalen, en het Geluk des Menschdoms bloeien, wanneer de Ondervinding al de Wereld overtuigt, dat de Zede- en Staatkunde, in den grond der zaake, dezelfde zyn.
|
|