ding en heerlijkheid, voor mijne gedachten op vlugge wieken Hemelwaerts, leer mij den Verlosser der Waereld aenbidden, leer mij de Eeuwige Godheid, voor zulk een geschenk op Engelen - toonen danken!
Ja aenbidlijke Verlosser! Eeuwige God! van alle Eeuwigheid, hebt gij U aangebooden, om die geene uit het menschdom, uit het recht geschaepene, maar moedwillig, ellendig gevallene menschdom, die, van voor de bouwing deezer Aerde, door u zelven als uw eigendom, waeren voorbeschikt, uit den rampzaeligsten staet der Zonde, in die van stoorelooze vreugd, in uwe Zalige nabijheid over te brengen! - Gij, onbevlekt, onschuldig, steldet U in hunne plaats, om hunne schuld te draegen, en hen van straf te bevrijden!
Hier bezwykt de reede, hier is het scherpste vernuft bot en onvatbaar! de Heerlyke, Eeuwige, Zelfweezige Zoon des Vaders, verlaat de Hemelsche gewesten, om op de vervloekte Aarde, met sterslyk vleesch omkleed, uit eene Vrouw, eene zuivere maagd, gebooren te worden. - Maar gij Godgewyde blaaderen, gy leerd my, door voorzegging en vervulling, dat gadelooze menschenliefde hier van de Godlyke dryfveer was!
Hij, wien duizende dienen, en voor wiens throon tienduizende gereed staen, om, op de eerste wenk zijner Godheid, 's Heeren wil te volbrengen, Hij, voor wien het vlekkeloos Engelen Heir zig nederbuigt, en voor den Gloed zijner Godlijke Majesteit, Heilige Cherubs de aengezichten bedekken, - word op een behoeftige wijze gebooren, nedrig opgevoed, bij een omzwervend leeven, vervolgd, gelasterd en gehoond, eindelijk van zijn eigen Leerling schandelijk verraeden, door onrechtvaerdige Rechters veroordeeld en mishandeld, om een gevloekten dood te sterven, - de Heer van leeven en dood in het stof des doods!
Dan - hier is de Rechter der gantscher aerde voldaen, de Verlosser heeft afgestreeden, en verrijst luisterrijk uit het graf, dat zijne vijanden tzidderen, - en deeze verrijzenis, deeze opstanding, voltooid het groote werk der verzoening, en in dezelve heeft het menschdom het grootste belang.
Ja, Godlijke Verlosser, zo gij niet waerd opgestaen, ijdel was onze Godsdienst, ijdel onze hope, en geloof; maer daer door is het Godlijk zegel op alle uwe verdiensten ge-