le herdenkt niet geerne deeze voorbij gesnelde tijden, die, hoe verre weg gegleeden, evenwel nog invloed op het tegenwoordige kunnen hebben.
Wien mijner meedestervelingen is niet iets aenmerkelijks in zijn Persoon of de zijnen ontmoet; wie derzelven heeft geene aendoeningen van blijdschap of droefheid, in het laetst verloopen Jaer, gevoeld? - Hoe aengenaem kunnen die herdenkingen niet zijn - welke leeringen, welke nuttigheeden kunnen die ook voor het toekomende verspreiden?
Hoe veele reedelijke weezens hebben, in dat Jaer, het eerste licht gezien, en dus hunne loopbaen begonnen? de loopbaen van hun leeven, die zij zelfs buiten de bewustheid van een aenzijn optraden! Ja, die zig zelven onbewust zig op het toneel deezer wisselvallige aerde bevonden!
eu
Hoe veele reedelijke weezens hebben, in dat Jaer, hunne sterflijke oogen voor het licht deezer waereld geslooten; en hunne tijdlijke Loopbaen geëindigd, om die der Eeuwigheid te beginnen?
Gelijk de alles in de Natuur ontwikkelende Lente, na den onstuimigen en barren Winter, op het afgeloopene Jaer-Toneel verscheen; terwijl het kruid, uit de vrugtbaere baermoeder der aerde, te voorschijn kwam; gelijk zij ons haere eerste voortbrengsels uit haeren schoot opleeverde, en het malsche groen, en lieflijk geurende bloempje, met paerlen en diamanten bedaewd, aenbood; gelijk zij, dus gehuld, in alle haere bekoorlijkheeden, te voorschijn trad; zo zaegen wij nieuwe waereldbewooners op dit groote Toneel treeden; die, na dat hunne voortbrengsters de onstuimige vlaegen, die de geboorte vergezellen, doorgeworsteld hadden, door de onweetenheid en ongevoeligheid hunner eerste wording waeren doorgerold, ook de eerste voortbrengsels van tedere lachjes en onschuldig gestreel aenbooden, hoewel doormengd met vloeibaere paereltjes, die te kennen gaeven, dat de onschuld zelve, op dit beneeden rond, aen jammeren onderworpen is. - En gelijk Voorjaers stormen en plasreegens den cierlijksten bloemhof, op het onvoorzienst, verwoesten, zo zaegen wij ook teedere, opluikende, reedelijke Bloempjes, door het alvernielend geweld des doods, weggenoomen worden.
Gelijk de rijpende Zoomer, getooid in volle feestgewaed, de bekoorlijkste vrugten des aerdrijks aenbood,