Staats- en Karakterkundige byzonderheden, betreffende Frederik den II, Koning van Pruissen. Uit het Hoogduitsch, naar den derden druk. Derde Deel. In 's Gravenhage, by I. van Kleef, 1788. In gr. octavo 242 bladz.
Men levert ons in dit derde Deel, even als in de twee voorigen, weder eene reeks van byzondere aantekeningen, die ons het charactermaatige van den beroemden Pruissischen Vorst doen opmerken, dat zyne gevalligheid heeft. - Het was hem, by voorbeeld, eigen, in 't midden zyner krygsbezigheden, zyne letteroefeningen voort te zetten, zonder egter daar door de krygsverrigtingen te laaten vertraagen; dit straalde by uitstek door in een voorval te Leipzig, alhier gemeld.
‘Als de Koning in het Hoofdkwartier te Leipzig juist bezig was met het beoordeelen van rousseau, crebillon en voltaire, werd hem gemeld, dat alle de Generaals en Majors van de Armee, die in en by Leipzig lag, in de Antichambre waren, en de nodige ordres verwagtten. - Hierop sprong de Koning oogenbliklyk van zyn stoel op, nam zyn hoed, rotting en degen, ging in de Antichambre, en deelde de bevelen uit tot den veldslag, die de heele zaak den uitslag zou geven. Een kwartier daar na kwam de Koning opgeruimd en vrolyk te rug, ging weder aan zyne schryftafel zitten, en ging in zyn werk zo gerust voort, als of hy volstrekt niets anders te doen had gehad.’
Die bedaardheid van geest bezielde hem doorgaans, en bleef hem zelfs by in zeer hachlyke omstandigheden, waar van zyn volgend gedrag een blyk oplevert.
‘In 't jaar 1745 vernam de Koning, dat zyne vyanden, tegen alle vermoeden, het plan gevormd hadden, om hem op eens van verscheiden kanten aan te tasten, om daardoor zyne magt te verdeelen, en hem over hoop te werpen. De zaak was wel ontdekt, maar met dat alles gevaarlyk, en het Hof, de Inwooners van Berlin, en alle Hoogachters van den Vorst, waren deswegens verslagen. Maar frederik werd 'er niet door van zyn stel gebragt; hy gaf de nodige bevelen, dat zyne Troepen naa verscheidene plaatzen zouden marscheeren, en hy nam afscheid van zyne Familie. Toen hy aan de deur van de zaal, in welke hy zyne Moeder, Gemaalin, Zusters en Broeders verliet, den Kabinets-Minister Graaf van podewill ontmoette, die hem de hand wilde kussen en geluk wenschen op zyne ondernemingen, omhelsde hy denzelven, zeggende: Adieu, myn lieve Graaf! neem alles wel in acht, en als my een ongeluk bejegenen mogt, zo denk, dat gy een goed vriend verlooren hebt’
Overeenkomstig met zyn denkbeeld van verdraagzaamheid in den Godsdienst, duldde hy geene mishandeling om een verschil