Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 433]
| |
Oude en tegenwoordige Staat van de Godsdienstplichten, Kerkzeden en Gewoontens van alle Volkeren der Waereld, van de Schepping tot op heden. Eerste Deel. Versierd met fraaije Plaaten. Te Amsterdam, by H. Gartman, W. Vermandel, en J.W. Smit, 1787. Behalven het Voorbericht, 384 bladz. in gr. octavo.Een beknopt denkbeeld te geven, van den ouden en tegenwoordigen Staet der Godsdiensten van alle Volken, is, naer luid van 't Voorbericht, de voornaemste bedoeling des Opstellers van dit Werk. Hier toe vangt hy aen met de Godsdiensten van Asia, en handelt, in de eerste plaetze, over den Godsdienst der Aertsvaderen; waer op natuurlyk volgt ene overweging van den ouden Godsdienst der Jooden, en voorts van den hedendaegschen Godsdienst dezes Volks. Daer benevens komt wyders ene beschouwing van de Godsdiensten der Egyptenaaren, Babyloniers, Karthagers en Tyriers; mitsgaders van die der oude Arabieren, Persiaanen en Meders, Scythen, Tartaren, der Volken der Noordsche Gewesten en der Chineezen; als mede van die der Volken in de Oostindiën en 't Ryk van den grooten Mogol. - Na dus het oog op Asia gevestigd te hebben, doet ons de Autheur de Godsdiensten van Afrika gadeslaen, en wel byzonder dien der inwoonders van Nigritie, der Guineezen en der Beniers; der ingezetenen van Congo-Angola, der Guaguas en der Kaffers; der Monomotapaanen, der inwooneren van Agag enz. der Sofolaanen, der volken van Quilimanca, Lorango en Quizungo; dien der Ethiopiërs en Socotoraanen; benevens dien der ingezetenen van Madagaskar en der Canarische Eilanden. -Verder schikt de Autheur zyn derde Boek ter voordragte van de Godsdiensten in Europa, plaetzende aan 't hoofd den ouden Godsdienst der Grieken, gepaerd met dien der Romeinen: waerby vervolgens in overweging komt de Godsdienst der Batavieren en verder Noordlyke Volkeren in Europa. Op het afhandelen van de Godsdiensten dezer Volken, gaet hy over ter beschouwinge van een meer verlichten en beter gevestigden Godsdienst, geschikt voor alle Volken over den ganschen Aerdbodem, te weten dien door Jezus Christus verkondigd. Een kort verslag van den algemeenen inhoud der Euangelieleere gegeven hebbende, handelt hy over den Godsdienst der eerste Christenen, | |
[pagina 434]
| |
en hecht daeraen een bericht van de Scheurmakers in de eerste Christen-Kerk. Ter dier gelegenheid slaet hy ook het oog op Muhamed, als den voornaemsten bestryder en vervalscher van den Christelyken Godsdienst; te meer, daer de vinding en uitbreiding dier Leere ene van de merkwaerdigste gebeurtenissen is, welken geduurende de eerste eeuwen der Christenen voorgevallen zyn. Vervolgens gaet hy na, de voornaemste lotgevallen van den Christelyken Godsdienst, zedert de regeering van Constantinus den Grooten, tot aen de zestiende Eeuw: by welker ontvouwing hy inzonderheid stil staet op den aenwas van de magt der Roomsche Kerke, en het vermenigvuldigen der plechtigheden in dezelve. Zulks geeft hem aenleiding, om voorts te handelen over de Geestlyke Ordens in de Roomsche Kerk, waerop hy nog ene beschryving van de voornaemste Feestdagen, en een bericht van de Sacramenten der Roomsche Kerke, ten besluite van dit eerste Deel, laet volgen. - Wanneer men de uitgebreidheid van dit plan, en de menigvuldigheid der onderwerpen, nagaet, kan men 'er terstond uit afleiden, dat het den Autheur niet mogelyk was, dit alles in een zo kort bestek onderscheidenlyk te behandelen. Men wagte hier des gene breedvoerige onderrichting, maer alleen ene oppervlakkige beschryving dier Godsdiensten, en van etlyke byzonderheden, daertoe behoorende; welke hare nuttigheid kan hebben voor dezulken, dien 't niet gelegen komt zich meer uitgewerkte Geschriften over dit stuk eigen te maken. - Zie hier zyn verslag, wegens de inrichting van de Orde der Jesuiten, door Paus Paulus den III gevestigd, en door Pans Clemens den XIV, geheten Ganganelli, vernietigd. ‘De Jesuiten noemden zig, zegt hy, een orde van Priesters, en verschilden niet van andere Kerkelyken, noch in kleding, noch in levensmanieren. Hunne bedoeling was alleenlyk de zaligheid der zielen te bevorderen. Ten dien einde predikten zy, onderwezen de jeugd, gaven openbaare lessen, schreven en redentwistten tegen de ketters. Het geheele genootschap bestond uit vier soorten van leden: naamlyk uit nieuwelingen, leerlingen, geestlyke en waereldlyke medehelpers, en aangenomene leden. De nieuwelingen bleven twee jaaren in hun stand, na verloop hier van wierden zy toegelaaten om in de orde te treeden. De leerlingen paarden met hunne letteroefeningen eenige godsdienstige verrichtingen. De gees- | |
[pagina 435]
| |
telyke medehelpers boden de hand aan de aangenomene leden, en volvoerden de amptsverrichtingen. De tydelyke medehelpers deeden alleenlyk geloften, om voor de belangens van het genoodschap zorge te draagen. De aangenomene leden moesten vier plechtige geloften aannemen, als kuischheid, armoede, gehoorzaamheid, en naar alle bewoonde gewesten trekken, waar de Paus hen geliefde te zenden. Zy hadden kloosters voor de aangenomene leden, en derzelver medehelpers, collegien voor de leerlingen, en proefhuizen voor de nieuwelingen. De geheele orde wierd door een Generaal bestierd, welke vier byzitters had. Hy was het, die de Rectoren en Superieuren van huizen, provintiaalen, visitatoren en kommissarissen aanstelde. In 't jaar 1543 telde men 80 Jesuiten; 1545 hadden zy 5 huizen; in 1549 reeds 2 provintien; in 't jaar 1555 (het jaar waarin Ignatius Lojola, de Stigter der Orde, stierf,) bezaten zy 12 provintien; in 1608 hadden zy 29 provintien, 2 onder-provintien, 21 geordende huizen, 293 collegien, 33 proefhuizen, en 10,581 leden. De naamlyst, in 't jaar 1709 te Rome uitgegeven, begroot het geheel op 35 provintien, 2 onder-provintien, 33 geordende kloosters, 578 collegien, 48 proefhuizen, 88 kweekschoolen, 160 residentien, 106 zendingen, en in 't geheel 17,655 leden. Geen orde onder de Roomsche Geestelykheid heeft zulk een beroemden naam verworven, als die der Jesuiten, haare zendingen in de Indiën, die zo menigmaal van een goed gevolg geweest zyn, haare uitgebreide kunde in alle weetenschappen, en het geen haar byzonder vermaard maakte, was de schrandere ontdekking van de natuurlyke bekwaamheid eenes jongelings: de wiskunstenaar clavius strekt daar van onder duizenden ten voorbeelde. Deze jongeling, tot alle andere weetenschappen onbekwaam, stond op het punt van uit het collegie gestooten te worden, wanneer een der Jesuiten den inval kreeg, om zyne vatbaarheid voor de Meetkunde te toetzen; dit was de waare toon van zyne neiging aangeroerd, clavius wierd, onder het geleide van zyn Meesters, een der grootste wiskunstenaars zyner eeuwe. De rede der vernietiging van hunne orde is, zo men voorgeeft, haare indringing in de staatkunde der Hoven, haare te yverige verkleeftheid aan het Pauselyk gezag, waarin zy geen de minste inbreuk wilden dulden; of lie- | |
[pagina 436]
| |
ver de haat der overige Geestelyke ordens, die uit nyd, wegens hunne haar te boven streevende geleerdheid, waar door zy alles tot zig lokten, en de meeste voordeelen genooten, onophoudlyk haaren ondergang bewerkten. De waarlyk uitmuntende ganganelliGa naar voetnoot(*), een man, die de verdraagzaamheid, met zyn uitgebreid verstand, de nedrigheid, met zyn verheven carakter als Paus, en de bescheidenheid, met zyn doordringend oordeel, altoos gepaard deed gaan: - die man, welke zelfs de achting van zo veele Protestantsche Geleerden en aanzienlyke Leeraars heeft verworven, vernietigde deeze orde; niet uit overtuiging van haar onchristlyk wangedrag; neen, maar om de kerk voor scheuring te behoeden, en verscheidene Roomsch-Catholyke Vorsten, die haare vernietiging begeerden, niet te beledigen. - Hy heeft de vernietiging dezer orde, volgens de levensgeschiedenis, die in druk uitgegeven is, niet met genoegen ondertekend; schoon die ondertekening, misschien, de oorzaak van 's mans, voor de verlichte waereld, te ontydigen dood geweest is.’ |
|