Johan Gottfried Eichhorn, Professor te Jena, Inleiding in het Oude Testament. Uit het Hoogduitsch vertaald, door Y. van Hamelsveld. Vierde Deel. Te Amsterdam by J. Weppelman 1786. In gr. octavo. 134 bladz.
Uit het herhaald gewag van deze Inleiding heeft men ten overvloede derzelver nuttigheid leeren kennen, en tevens heeft men uit het gemelde beloop van dat Werk, nagaende de menigvuldigheid en verscheidenheid der daerin behandelde onderwerpen, ligtlyk kunnen nagaen, van hoe veel dienst een goed Register op het zelve konde zyn; te meer daer Professor Eichhorn, hoe geregeld hy ook zyn arbeid inrichtte, onvermydelyk nu en dan op deze en gene byzonderheden staen moest blyven, op zodanige plaetzen, daer men ze juist niet altyd gereedlyk zou zoeken. Aen dit vereischte nu, ter voltooijinge van dit Werk, is ten nutte der leesgierigen in dit vierde Deel voldaen, door de afgifte van drie uitvoerige Registers, gaende het eerste over de aengehaelde Schryvers en Werken; het tweede over de aengehaelde Schriftuurplaetzen, en het derde over de voornaemste zaken; welk laetste Register, dat eigenlyk een stuk van overleg was, met zeer veel oordeels uitgevoerd is, om den Lezer ene welgeregelde en volledige aenwyzing der overwoogene onderwerpen aen de hand te geven. Het opstellen van zodanig een Register vereischt ene groote oplettendheid; en men is veel danks verschuldigd aen de zulken die zich tot een arbeid van dien aert willen verledigen; gemerkt goede Registers den oefengragen in vele gevallen zeer te stade komen.