Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 656]
| |
De ter deugd gekeerde zondaar.Ga naar voetnoot(*)Myne Heeren, de Schryvers der Nieuwe Algemeene Vaderlandsche Letteroeffeningen!
Ik ben de oudste Zoon van eene zeer deftige Familie. Ik heb myne Moeder, die eene zeer braave en Godvrugtige Vrouw was, in myne jeugd verlooren. Myn Vader, dien ik tot myn dertigsten jaar heb mogen behouden, heeft, van myne eerste kindsheid af aan, zyn alleruiterste best gedaan, om my tot een godvrugtig en deugdzaam leeven op te leiden; my byna daaglyks, zo dra ik tot eenige jaaren van onderscheid was gekomen, zo door woorden, als by geschriften, met de alleruiterste vriendelykheid en zagtzinnigheid, van alle, en vooral van het begaan van die zonden afmaanende, waar toe hy bespeurde, dat ik de meeste geneigdheid had: terwyl hy, van zynen kant, deeze vermaaningen, door het geeven van een loffelyk voorbeeld, kragt zogt by te zetten. De eenigste fout, welke myn geliefde Vader, ten aanzien van myne opvoeding, heeft begaan, en die ik met regt aan eene overmaat van genegenheid voor my toeschryve, is, dat hy my, van myne jeugd af aan, te veel vryheid heeft gegeeven om uit te gaan, en my te weinig in de keuze van myne gezelschappen bepaalde: dit had deeze kwaade uitwerkingen ten gevolge: 1o. Dat ik myn kostelyken tyd, denwelken ik tot het leggen der gronden, waar op ik naderhand myne studiën zou kunnen bouwen, had behooren te besteeden, verzuimde; 2o. dat ik in de handen viel van losbandige Jongelingen, die my tot het begaan van schandelyke ligtmisseryën verleidden, waar door, wel dra, al het goede zaad, het welk myn braave Vader in myn hart zogt te zaaijen, als verstikte, of ten minste zeer diep bedolven werd, en dus, althans in die dagen, geene vrugten voortbragt; ik maak van deeze omstandigheid, zo veel te eerder, gewag, om daar door alle braave Ouders, aan wien het tydelyk en eeuwig welzyn van hunne dierbaare huwelykspanden ter harte gaan, omtrent dit stuk omzigtig te maaken; te meer, alzo myn geliefde Vader | |
[pagina 657]
| |
naderhand deeze fout, waar in hy, door zyne al te groote liefde voor my, was vervallen, dikwils met heete traanen van naberouw heeft beschreid. Toen ik op de Academie kwam, bezogt ik, wel is waar, eenige Collegien; maar, vermits ik geen Latyn genoeg verstond, om de Professoren na behooren te kunnen verstaan, zo kreeg ik wel dra een tegenzin voor de Studie; en ik maakte kennis met losbandige Jongelingen, die enkel op hun plaizier leefden, en volslaagen ligtmissen waren. Om kort te gaan, ik heb my, zo op de Academie, als nog eenen geruimen tyd daar na, aan het pleegen van de grootste ongebondenheden van verschillende zoorten schuldig gemaakt. Eenige weinige jaaren na den dood van mynen Vader huwde ik; doch myn humeur sympatizeerde zo weinig met dat van myne Vrouw, dat ik wel dra ontwaar wierd, dat een huizelyk genoegen nooit myn deel kon zyn. En gelyk één ongeluk zelden alleen komt, zo voegden zig hier ook nog andere wederwaardigheden by. Toen ondervond ik het spreekwoord in my zelven bevestigd, dat Tegenspoeden en Chagrynen beter in staat zyn, om een Mensch tot nadenken over zynen Zielenstaat te brengen, dan Voorspoed en Vreugde. Ik begon nu, van langzamerhand, de nietigheid deezer Waereld in te zien, en eenige kloppingen van het schuldig geweeten te gevoelen. - De zekerheid des Doods, en de onzekerheid der uure van dien, kwamen my nu klaar voor de oogen. En ik begreep zeer duidelyk, dat de eeuwige verdoemenis myn lot moest zyn, indien ik my niet tot den Heere bekeerde. Echter bepaalde zich dit alles toen nog maar tot eenige vlugtige gedagten; en de daadlyke poogingen tot verbetering myns leevens, waren nog zeer gering. Maar wat gebeurd 'er! op een avond eenige papieren in handen krygende, die in langen tyd niet van zyne plaats geweest waren, zo vond ik 'er een opstel in van eenige heilzaame Vermaaningen, dewelken myn geliefde Vader my wel eer, toen ik tot eenige jaaren van onderscheid gekomen was, had overgegeeven; en vermits dezelven, door Gods oneindige barmhartigheid en kragtdaadige medewerking, oneindig veel toegebragt hebben tot zo niet de eenige oorzaaken zyn van, de verbetering myns leevens, zo kan ik niet nalaaten deeze Vermaaningen, woordelyk, mede te deelen; God biddende, dat dezelven die uitwerking op de harten van eenige myner Mede-menschen mogen hebben, die zy op myn gemoed hebben gemaakt: zie hier dezelven.
myn dierbaare zoon!
‘Nademaal uw tydelyk nut en eeuwig welwezen my, als een regtaarten Vader, zeer ter harte gaan, oordeele ik my verpligt, om u de navolgende lessen te geeven. De Algenoegzaame God | |
[pagina 658]
| |
prente die in uw geheugen, drukke dezelven diep in uw harte, en maake u bekwaam, om u daar na te gedraagen! Hebt den Heere uwen God lief met geheel uw harte, met geheel uwe ziele, met geheel uw verstand, en met alle uwe kragten. Gedenk aan denzelven, en aan de betrekkingen, waarin gy tot Hem staat, als tot uwen Schepper, Onderhouder en Weldoener; en dat gestadig, ook in de dagen uwer Jongelingschap, eer dat de kwaade dagen komen, en de jaaren naderen, in dewelken gy zeggen zoud, ik en hebbe geen lust in dezelve. Dat Gods Eere, en de Verheerlyking van Zynen Heiligen Naam, u altoos ter harte gaa: zoekt naarstig na alle gelegentheden tot bereiking van dat groote oogmerk, waar toe gy geschaapen en de geformeerd zyt. Neem vlytig, en met inspanning van alle de vermogens uwer ziel, en kragten van uw lighaam, de gelegenheden waar, die zich daar toe aan u zullen opdoen. Tragt te werken tot uitbreiding van het Koningryke van uwen grooten God en getrouwen Zaligmaaker, den Heere Jezus Christus. Beneerstig u om de ongeregelden te vermaanen, de yverloozen op te wekken, de treurigen te troosten, de zwakken te sterken, en de nedergebogenen op te rigten. Met één woord, tragt een ieder, met woorden en wandel, te stigten; en dus te werken tot bevordering van het eeuwig welzyn van uwen Evennaasten. En bid den Heere, vuuriglyk, om vergeevinge der zonden, en genade tot vordering in de Heiligmaakinge, en voor u zelven en ook voor anderen. Verblyd u met de blyden, weent met de weenenden: verheugt u, namentlyk, in den voorspoed en het genoegen van anderen; en bedroeft u, als het uwen Naasten, in het geestelyke of lighaamelyke, kwaalyk gaat. Maar laat het daar niet by; hebt uwen Naasten lief, niet alleen met woorden en met de tong, maar ook met de daad en de waarheid. Wanneer gy dan ziet dat de een of de ander eenigen raad, hulp of onderstand van nooden heeft, zyt vaardig en yverig, om denzelven van uwen raad te bedienen, hem naar uw vermogen te helpen, en op allerlei wyzen onderstand toe te brengen; besteed dus de vermogens van uwe ziel, de kragten van uw lighaam; uwe bezittingen en goederen, alles wat de Heere uw geschonken heeft, tot nut van uwen Mede-mensch. Wagt u naauwkeurig voor alles wat zondig is; stel ten dien einde den Heere uwen God u voor, als een Heilig God, die te rein van oogen is, dan, dat hy het kwaad zou kunnen aanschouwen en ongestraft laaten; die zich schrikkelyk vertoornt over alle Werkers der ongeregtigheid; en de zonden, vroeg of laat, hier tydlyk of namaals, met de eeuwige Verdoemenis straffen zal, in de geenen, die daar in onbekeerlyk volharden. Stel u hem voor als een alomtegenwoordig en een alweetend God; | |
[pagina 659]
| |
voor wiens oogen alle dingen naakt en geopend zyn; die zelfs harten en nieren beproeft; op dat gy daar door moogt worden opgewekt, om, uit liefde tot en eerbied voor dien God, na te laaten al het geene hem mishaagelyk is. Let dan gestadig op u zelven; wandel met alle omzigtigheid, en stel uw harte op uwe wegen: geeft agt op alle uwe gedagten, woorden en daaden, om gestadig te zoeken na gelegenheden tot het verheerlyken van Gods Heiligen Naam, en het stigten van uwen Naasten; om te spreeken tot het verkondigen van den lof van uwen Schepper, en het vermelden van zyne Deugden en Volmaaktheden; om in de onderhouding van alle des Heeren geboden u gestadig bezig te houden; want die één gebod overtreedt, is schuldig aan alle. Benaarstig u dus, om een voorbeeld van eenen Godzaligen wandel aan uwen Naasten te geeven, op dat gy 'er veele voor Christus moogt gewinnen. Wagt u, in 't byzonder voor die zonden, waartoe gy bevindt, dat gy 't meest geneigd zyt; en zoekt alle gelegenheden of aanleidingen tot dezelve voor te komen. Waak en bid, op dat gy niet in verzoekingen komt; dewyl, hoe gewillig de geest ook zy, het vleesch egter zwak is. Neem daarom geduurig uw toevlugt, met een opregt geloove, tot den Heere Jezus Christus; om van hem te smeeken, dat het hem behaagen moge, u in zyn Bloed te reinigen van alle ongeregtigheden; en u te schenken den invloed van zynen geest; ten einde door de werkingen van denzelven bekwaam gemaakt te worden, om alle zonden te haaten en te vlieden; lust tot alle geregtigheid te hebben, en in de oeffening van waare Godzaligheid u gestadig bezig te houden. En dit doende, kunt gy ook verzekerd zyn, dat alle uwe zonden u vergeeven zullen worden, en dat gy in staat gesteld zult worden, om het kwaade te laaten, en het goede te betragten; want de waaragtige God, die alle zyne beloften bevestigt, en wiens toezeggingen nooit feilen, heeft in zyn Heilig woord beloofd en toegezegd, dat, al het geene wy, in den naame van onzen Heere Jezus Christus, met vertrouwen des geloofs, zouden smeeken, het ons zekerlyk zou geschonken worden.’ Geduurende het leezen van dit geschrift, biggelden my de traanen over de wangen, en ik wierd door verscheide hartstogten te gelyk gedreeven: Aandoening over de goedheid van myn waarden, dog helaas! nu overleden Vader, mywaarts; - wroeging over 't verdriet het welk ik dien braaven Man, door myne goddelooze leevenswyze, had aangedaan, en t welk thans niet wederom te herstellen was; - een hartelyk berouw en leedwezen over myne gruwelen; - droefheid over den regtvaardigen toorn van God, overstelpten myn hart, en vermeesterden my zodanig, dat ik byna myn adem niet haalen kon. Doch, na dat ik door het storten van eenen traanenvloed | |
[pagina 660]
| |
een weinig lugt had gekreegen, viel ik op myne kniën, en bad God vuuriglyk; dat hy myn opregt berouw en leedwezen, met goedkeuring, geliefde aan te zien; zich over my wilde ontfermen; my uit genade, en alleen om de verdiensten van Jezus Christus wille, vergiffenis geliefde te verleenen, en my, door de medewerking van den H. Geest, kragt verschaffen, om voortaan de ondeugd na te laaten; en om, zo veel als my eenigzins mogelyk was, te leeven na beide de tafelen van zyne allerheiligste Wet: op dat het goede zaad, het welk myn dierbaare Vader eenmaal in myn hart had gezaaid, eindelyk eens mogt wortelen schieten, en vrugten voortbrengen, des geloofs en der bekeeringe waardig, enz. En, mag ik het zeggen, van deezen tyd af aan, ben ik een gantsch ander Mensch geworden. Het is waar, dat ik nog veele gebreken bezit, en my nog zeer dikwils, en vooral by overyling, aan grove zonden schuldig maak; dan, het is te gelyk waar, dat my dezelven een oogenblik daar na van harten leed zyn, en dat ik dan aan mynen God 'er opregtelyk en vuuriglyk vergiffenis van verzoek. Ik eindige met deeze Bede; dat het den Almagtigen God zal behaagen, om my, de mynen, en verder zo veele van myne Medeschepzelen, als eenigzins met zynen Goddelyken raad kan bestaan, bekwaam te maaken, om voortaan te leeven tot verheerlyking van zynen allerheiligsten Naam, tot bevordering van het eeuwig welzyn van onzen Medemensch, en tot onze eigene Zielen Zaligheid! |
|