Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 537]
| |
Echte Anecdoten van Peter den Grooten, uit den mond van aanzienlyke Persoonen te Moscow en Petersburg vernomen, en der vergetelheid ontrukt, door Jacob van Stahlin. Tweede Deel. Uit het Hoogduitsch. Non collecta libris, sed pene accepta per aures. Ovid. Te Amsterdam, by J. Yntema, 1787 In gr. 8vo. 225 bladz.Onder alle de Vorsten, die een aanzienlyke rol op het tooneel van Europa gespeeld hebben, is 'er geene, wiens uitmuntende daaden meer verdienden te boek gesteld te worden dan die van den grooten Czaar peter; en echter hebben wy noch in onze, noch, voor zo verre wy weeten, in eenige andere taal van Europa, een Levensbeschryving of Lofreden die deezen beroemden man waardig is. Om dit gebrek eenigermaate te vervullen, heeft de Heer stahlin deeze verzameling van Anecdoten uitgegeven, die hy uit den mond van geloofwaardige oogen oorgetuigen heeft opgetekend, en die ons deezen Vorst als Held, Staatsman, Christen, enz. doen kennen. Den aart en verdiensten deezer Anecdoten hebben wy reeds by eene voorige gelegenheid doen kennen, waarom wy thands slegts een en ander zullen uitkiezen om tot een staal te kunnen dienen, waarna men het geheel beoordeelen kan. | |
Peter's Stoutheid op het water.‘Men kan zich niet genoeg verwonderen, hoe peter de Groote, die in zyn jeugd nooit te water pleeg te vaaren, en zelf, wanneer men hem een klein plaiziertochtje, op de rivier Jausa te Moscow of elders anders, voorsloeg, een sterke bevreesdheid en afkeer voor het water liet blyken, vervolgens niet alleen een zeer groote, maar zelf overdrevene zucht voor het vaaren en zeilen getoond, en een sterke drift, om op dit Element te leeven, tot aan zyn einde heeft laaten blyken. Deeze drift wierd zelf by hem de grootste vermetelheid, waardoor hy zich dikwils in een oogenschynlyk levensgevaar te water bevond, en echter by zyn vertrouwen op de Stuurkunst geene de geringste vrees betoonde. Wanneer hy op deeze wyze door de woeste golven op en neer geslingerd wierd, en tegens een fellen storm kampen moest, waarin zyn beste Zeelieden den moed verlooren, zo bleef echter onze waare Zeeheld toch altyd gerust, en plagt hen dikwils een hart in 't lyf te spreeken, met te zeggen: “Vreest niet! Czaar peter kan niet verdrinken. Hebt ge wel ooit gehoord dat een Russische Czaar op het water is omgekomen” Eens had de Monarch de buitenlandsche Ministers aan zyn | |
[pagina 538]
| |
hof te Petersburg laaten noodigen, om met hem een plaiziertochtje naar Kroonstad te doen, waar hy hen een nieuwen aanleg, en een deel zyner Schepen, die gereed lagen om uit te loopen, wilde laaten zien. Zy begaven zich met zyn Majesteit aan boord van een Hollandsche Boeijer, dien de Czaar zelfs stuurde. Toen zy nu omtrent half wegen in Zee, of in den Finlandschen Zeeboezem, zich bevonden, stak een sterke tegenwind uit het Westen op. De Czaar bemerkte ook van verre aan den Horizon een nevel en opstygende wolken, waaruit hy zyn reisgezelschap voorspelde, dat 'er schielyk harde wind zou opkomen. De meesten wierden hierdoor des te meer bevreesd, daar zy zagen, dat de Czaar, die zulk een onvertzaagde Stuurman was, de helft der zeilen liet inhaalen, en hoorden, dat hy den Matroozen toeriep: Mannen, pas op! Eenigen van het gezelschap, toen zy zagen, dat de Boeijer met tegenwind meer te rug naar Petersburg, dan voorwaards naar Kroonstad gedroeven wierd, en van den Czaar, slegts om te laveeren, nu op deeze, dan op geene, zyde gestuurd wierd, sloegen zyn Majesteit voor, of het niet raadzaamer ware, naar Petersburg te rug te keeren, of ten minsten in de nabyheid naar Peterhof te willen inloopen? Doch zy kreegen van den Czaar, wien het gevaar op verre na zo groot niet voorkwam, en het terugkeeren voor schande hield, niets anders ten antwoord, dan “Zyt niet bang”. Intusschen kwam de vervulling der voorspelling van den bekwaamen tuurman hoe langer hoe nader. De storm, met een schriklyk onweder van bliksem en donder verzeld, vertoonde zich in volle hevigheid; de golven sloegen over 't boord en de boeijer scheen alle oogenblikken in den afgrond verzwolgen te worden. Het leevensgevaar was oogenschynlyk en de doodsangst op aller gelaat, uitgenomen op dat van peter en zyne Zeelieden, geschilderd. Daar hy nu met het stuurroer in de hand druk bezig was, om de Matroozen toe te schreeuwen, gaf hy weinig acht op het gestaadig smeeken en aandringen der buitenlandsche Gezanten, tot dat eindelyk een van hun namelyk de Hr. v. L. naar hem toeging, en met een angstig hart, en ernstig gelaat, tegens hem zeide: “Ik bid uwe Majesteit, om Gods wil, naar Petersburg te rug, of ten minsten naar het naastbygelegen land van Peterhof, te stuuren, en in overweeging te neemen, dat ik van myn' Koning en Meester niet naar Rusland gezonden ben, om my daar te laaten verdrinken. Indien ik hier omkome, gelyk zeer waarschynlyk is, zal het uwe Majesteit by myn Hof moeten verantwoorden.” De Czaar kon zich hierover, schoon hy in 't grootste gevaar was, nauwelyks van lachgen onthouden, en antwoordde den Gezant, met groote gelaatenheid: “Wees niet bang, myn Heer v. L.! als gy verdrinkt, moeten wy allen mede verdrinken, en dan zal uw Hof van niemand rekenschap te vorderen hebben.” | |
[pagina 539]
| |
Daar ondertusschen onze ervaren Stuurman zelfs de onmogelykheid zag van het langer tegen den storm en woedende zee uit te houden, laveerde hy ter zyde af, ontdook gelukkig den storm, en liep eindelyk in de haven van zyn lustslot Peterhof binnen; hier onthaalde hy zyn Reisgezelschap op een lekker soupé en boordevolle pocaalen met Hungarischen wyn, en liet ze daar den nacht uitrusten. Met het aanbreeken van den dag, voer hy zelf met zyn boeijer naar Kroonstad, en zond van daar een sloep met ervaren Matroozen om zyne Gasten af te haalen. De Equipagiemeester van bruyns. | |
De gewoone Levenswyze, van Czaar Peter.‘Van peter's gewoone Levenswyze, heeft de Baron iwan antonitz tscherkassow, die, onder den geheimraad en Kabinetssecretaris macaroff, zyn eerste Schryver geweest was, my het volgende verhaald. Peter de Groote plagt altyd vroeg op te staan. In den winter, stondt hy gemeenlyk om vier uuren des morgens op, ontbeet een weinig, en reed om zes uuren naar de Admiraliteit, Senaat, enz. 's Middags spysde hy gewoonlyk om één uur, en ging dan, na den eeten, in zyn nachtrok, een paar uuren op zyn rustbed slaapen. Om vier uuren des nademiddags, liet hy zich de zaaken voordraagen, welke hy, den morgen te vooren, bevolen had, ter uitvoer te brengen. Zyn gewoon middagmaal bestond in weinige en zeer gemeene spyzen, als Zuurkoolsoep, Grutten, een koud gerecht van een Speenvarkentje, met karnemelk, een koud Gebraad, met Agurken of Limmesjes, Lampreijen, een Paterstuk, een Schinkel, Limburger Kaas, enz. Voor den eeten dronk hy een schaaltje Anys, en over tafel een soort van Russisch Bier, Quasz genaamd, en goeden Rooden Wyn; doch liefst een glaasje Hermitage, en dikwils ook een paar glaasjes Hungaarschen Wyn. Wanneer hy 's middags of 's avonds uitreed, moest 'er altyd wat van de koude spyze medegenomen worden; want, waar hy ook was, mocht hy gaarne dikwils, maar niet veel op éénmaal, eeten. 's Avonds hield hy geen maaltyd; doch wel de Keizerin catharina, met de Keizerlyke Familie. Van Visch hieldt hy in 't geheel niet, om dat hy hem niet wel bekwam: en hierom bepaalde hy zich, by de waarneeming der groote Vasten, meest aan Vruchten, Meelspyzen Gebak en dergelykenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 540]
| |
In de eerste jaaren zyner Regeering, dronk hy genoegzaam geen Wyn, maar meest Kiszlatschi, Quasz, en somwylen ook een schaaltje Brandewyn; vervolgens was de roode Fransche Wyn, de Medoc of Cahors, zyn gewoone drank, en nadat hem zyn Lyfmedicus areskin eens den Hermitage Wyn tegen een lang aanhoudenden buikloop geraaden had, gaf hy deezen wyn vervolgens altyd den voorrang. Toen hy, in laatere jaaren, eens by den Engelschen Koopman Spelman te gast was, en hy zeer goeden Hermitage Wyn te drinken kreeg, vroeg hy: “hoe veel voorraad hy nog van deezen wyn had,” en toen hy hoorde dat 'er nog 40 flessen voorhanden waren, verzogt hy, “dat men hem dezelven zou overlaaten, en den anderen gasten rooden wyn geeven, die ook goed was.” In gezelschap was hy opgeruimd, spraakzaam, gemeenzaam, en zonder eenige ceremonie. Hy hield veel van vrolyk gezelschap, doch kon geen buitenspoorigheid verdraagen; want als 'er nu en dan een groot Festyn ten Hove was, zag hy gaarne, dat alle gasten even vrolyk waren, en een goed glas dronken; schoon het wel eens op een algemeene roes uitliep. Die by zulk een gelegenheid veinzen, of met drinken niet vol wilde houden, was zyn vriend niet, en wanneer hy hierop betrapt wierd, moest hy een grooten pocaal tot straf uitdrinken. Ongevoeglyke krakeelen, en verveelende gesprekken, wist hy op gelyke wyze schielyk te doen ophouden. Toen hy eens in een goed gezelschap zat en, onder de half beschonken gasten, een Generaal hem op een onheusche wyze toeduuwde, dat hy hem trouw gediend had, en onder andere verdiensten opgaf, dat hy ook een Stad had ingenoomen, gaf hem de Czaar niet alleen ten antwoord, dat hy hem daarvoor rykelyk betaald, en tot Generaal gemaakt had; maar beval ook, om het verder gerammel hier over, dat hem tamelyk begon te verveelen te beletten, den Generaal drie pocaalen na elkander in te schenken, die hy op de gezondheid van zyn Majesteit, de gezamenlyke Generaliteit, en van alle braave Soldaaten, moest uitdrinken; waardoor hem het verdere praaten op eens belet wierd, en de overige gasten aan 't lachen raakten.
De Baron iwan antonowitz tscherkassow. | |
De Dood van Peter den Grooten.‘Over den Dood van peter den Grooten is zo veel, en zo verschillend, verteld, geschreven en verspreid, dat het Pu- | |
[pagina 541]
| |
bliek, zo wel in als buiten het Russische Ryk, eindelyk niet geweeten heeft, en mogelyk nog niet weet, welk van alle deeze zich zelve tegenspreekende gerugten zy gelooven moet. Dan de waare en eigenlyke omstandigheden, zo als ik ze zelfs vernomen heb, uit den mond van den toenmaaligen Hofchirurgyn, den Heer Hofraad paulson, die, onder het opzicht van den Keizerlyken Lyfmedicus, laurens blumentrost, den Keizer, in de laatste jaaren zynes levens, dat is, in zyn laatste krankheid, met aderlaaten, klisteeren, enz. bediend, en met den Engelschen wondheeler en Operateur horn, hem, na zyn overlyden, geöpend heeft, zyn kortelyk de volgende: Czaar peter had in den winter van 't jaar 1723, een ongemak in de Pisbuis, en op de opening der Blaas, gekregen, die hem, van tyd tot tyd, een hitte, by het waterloozen, en inwendige brandende pyn, veroorzaakt had. Hiervan liet de Monarch niet het minste blyken, zelfs niet door onthouding van heete sterke dranken, noch door het in acht neemen van een byzonder diëet, dat hy in zulke omstandigheden nodig had. Hy at en dronk, werkte en vermaakte zich, als naar gewoonte, zonder iets van zyne verlegenheid te laaten blyken. Intusschen nam het ongemak en de gevoelige pyn, die hy, by het waterloozen, ondervond, zodanig de overhand, dat hy zyn toestand, ten minsten in stilte, niet meer kon verbergen. Hy ontdekte het dus eerst aan een zyner kamerbedienden, met verzoek, om hem, in stilte, iets tot verzagting van zyn pyn te willen bezorgen, zonder iets in 't minste hiervan aan 't Hof te laaten blyken. Om deezen last wel naar te komen, en 'er echter aan het Hof niets van te laaten uitlekken, ging deeze bediende den Keizerlyken Lyfmedicus, zo wel als den Hofchirurgyn, voorby, en wendde zich ongelukkig tot een zyner bekenden, een Brabander, die, onder de hand, zo wat in de Artzenykunst beunhaasde, en den ontweetenden kamerdienaar een veel weetende Esculaap scheen te zyn; van deezen, kreeg hy, van tyd tot tyd, geneesmiddelen, die de Czaar innam, en daarop ook in de daad eenige verzachting ondervond, doch in den grond niets minder, dan geneezen, was; veeleer wierd de kwaal, na eenigen tyd, erger en brak, tegen den zomer van het volgende jaar 1724, heviger dan ooit te vooren uit, met verstopping van de Urine en de ondraagelykste smerten. In deezen hachelyken toestand, ontdekte de Czaar zyn ongemak, en het geen hy 'er tegen gebruikt had, aan zyn Lyfmedicus blumentrost, die het gevaar der omstandigheden zeer schielyk inzag, en 't zich zelfs alleen niet toevertrouwde, om de geneezing van zulk een groot Monarch op zich te neemen. Hy maakte dus, dat Doctor bidloo, uit Moscow, daar by geroepen wierd. Intusschen wierden alle middelen aangewend, om de lydende deelen voor ontsteeking te bewaaren, en het water te doen loozen. | |
[pagina 542]
| |
Vier gantsche maanden moet zich de Monarch meestal te bed houden; het was eerst in September, dat 'er zich eenige beterschap en hoop op een volkomen herstelling opdeed. De pynen hielden op, en de urine ging haaren gewoonen gang. De Czaar hield zich buiten het bed, in zyn kamer, en in zyn nachtrok, op de been, en gebruikte, by aanhoudenheid, nog eenige Artzenymiddelen, om zich van zyn volkomen geneezing te verzekeren. Terwyl men dus voortging, om de gezondheid van zyn Majesteit te versterken, dacht de Czaar nu gezond genoeg, buiten allen gevaar, en in staat te zyn, de kamer te verlaaten, en de open lucht weder te mogen inademen. Zonder zyn Lyfmedicus, noch iemand anders, iets van zyn voorneemen te zeggen, gaf hy last om een Jacht gereed te maaken, en voor zyn paleis op de Neva ten anker te laaten liggen. Dit geschiedde: en in de eerste week van de maand October, die met het schoonste herfstweder haaren aanvang nam, ging hy in het Jacht, en zeilde naar Schlusselburg, om den arbeid van den Generaal van munnich, aan het Lodaga-kanaal, te bezigtigen. Zyn Majesteit had zyn Lyfmedicus blumentrost, denzelfden morgen zeer vroeg, laaten weeten, dat hy hem op een klein reisje te water verzellen, en het geen hy van Artzenyen en anderzins tot zyne hulp nodig achtte, medeneemen moest. Blumentrost verschrikte over dit ontydig besluit van den Czaar, verscheen terstond ten Hove; doch kon, met al zyn bescheidenheid en ernst, zyn Majesteit van deszelfs voorneemen niet afbrengen, moest zich aan boord begeeven, en nam zyn Veld-apotheek en den Chirurgyn paulson, tegen alle voorkomende ongevallen, mede. Van Schlusselburg begaf zich de Czaar aan het Ladoga kanaal, dat reeds zeer verre gebragt was, en, nadat hy alles bezien, en bevel gegeeven had, om dit verbaazende werk verder voort te zetten, voer hy naar oud Ladoga, van daar naar Novo grod, en aan het einde van de Ilmenzee naar Stara Russa, om de verbeteringen op te neemen van de Zoutwerken, daar hy last toe gegeeven had, en het Kanaal, dat men op zyn orde had beginnen te graaven, om het nodige brandhout tot de Zoutkeeten aan te voeren: met deezen tocht en bestendige bezigheden, verliep genoegzaam de gantsche maand October, by afwisselend goed en slegt herfstweder; doch echter niet, zonder dat hy, by herhaaling, gevoel had van zynen nog niet geheel weggenomen ziekelyken toestand. Eindelyk, voer hy, in de eerste dagen van November, met zyn Jacht weder te rug naar Petersburg kwam den vyfden van dezelfde maand aldaar aan; doch ging 'er niet aan land, maar stuurde voort naar Lachta, een vlek, dat slegts eenige wersten van de Residentie, aan den Finlandschen zeeboe em, gelegen is, om zich vervolgens naar een Fabriek van Haine's | |
[pagina 543]
| |
en Geweeren, die, eenige wersten van daar, te Systerbeek was aangelegd, te begeeven. Dan te Lachta deed een onverwacht geval, de tot hier zo gelukkig herstelde en bevestigde gezondheid van den Czaar, op eenmaal, weder instorten, zodat de Keizer weder in de ziekte en pynen, die hy voor eenige maanden had uitgestaan, op nieuw verviel. In de maand December, werd zyn toestand andermaal gevaarlyk, en de ontsteeking van de inwendige deelen, en de blaas, zo kennelyk, dat men, van dag tot dag, het koud vuur te vreezen had. De Czaar gevoelde, by de onlydelykste smerten, zynen aannaderenden dood, gaf zich, met de standvastigste gelaatenheid, en onder geduurige gebeden, die hy, met luider stemme, ten hemel opzond, aan den Godlyken wil over, en blies, den 28sten January 1725, zynen Heldengeest uit. By het openen van het lyk, vond men de deelen rondom de blaas, en den Sphincter derzelven, zo opgezwollen en verhard, dat men ze bezwaarlyk met het ontleedmes kon doorsnyden. Toen ik den Heer paulson, die my de zo even gemelde omstandigheden van de laatste ziekte, van peter den Grooten, verhaald heeft, uit joks verweet, dat de groote boerhaave, te Leyden, zich had laaten verluiden, dat men den grooten Czaar peter, door een Geneesmiddel, dat nog geen vyf kopekken kostte, had kunnen redden, (Zie de volgende Anecdote,) antwoordde hy my, ja, dat verstonden wy ook wel, en hadden den Vorst onfeilbaar kunnen redden, als hy het begin zyner ziekte niet zo lang verborgen gehouden, en, in November, niet in 't water gesprongen was.
De Hofraad paulson, Hofchirurgyn, die eerst in 't Jaar 1780 gestorven is, en meer dan 80 jaaren oud was. | |
De uitspraak van Boerhaave, over de ziekte en den dood van Czaar Peter.‘Toen de laatste ziekte van Czaar peter, hoe langer hoe meer, de overhand scheen te neemen, en de Lyfmedicus blumentrost aan zyn opkomen begon te twyffelen, wilde hy den Keizer verder alleen niet op zich neemen, maar verzocht van Keizerin catharina, dat 'er niet slegts een zogenaamd Consilium Medicum, van de overige Artzen, die zich te Petersburg bevonden, zou saamgeroepen worden; maar ook vooral een paar der toenmaals beroemdste Geneesheeren in Europa geraadpleegd | |
[pagina 544]
| |
worden, namelyk, de beroemde Doctor stahl, te Berlyn, en de nog beroemder Professor boerhaave, te Leyden. Terstond wierden twee Stafetten, met blumentrost's beschryving van de ziekte des Keizers, de eene aan den Rus-Keizerlyken Gezant naar Berlyn voor den Heer stah, en de andere aan den Rus-Keizerlyken Ambassadeur, den Graaf golofkin, in den Haag, voor den Professor boerhaave, afgezonden. Aan deezen zond de Heer Ambassadeur terstond den Brief, en kreeg van boerhaave ten antwoord, dat hy den volgenden morgen, zonder gebreke, zyn advis, over de ziekte van den Czaar, en zyn voorstel ter geneezing van zyn Majesteit, zo spoedig mogelyk, zou overzenden. Intusschen kwam 'er nog een tweede Estafette in den laaten nacht, uit Petersburg, by den Graaf golofkin aan, met het droevig bericht, dat de Keizer, den 28sten January, overleden was. De Graaf zond dus, met het aanbreeken van den dag, een Expresse, met een Brief aan boerhaave, naar Leyden, om hem het smertelyk verlies van den Czaar te melden. Toen boerhaave den Brief geleezen had, stond hy verbaasd, en brak in deeze woorden uit: “Myn God, is het mogelyk, dat zy deezen grooten Man hebben laaten sterven, die men met medicynen voor vyf kopekken had kunnen geneezen.” - Hy is, voegde hy 'er by, in 't begin verzuimd, in het midden niet naar vereisch, en te laat met behoorlyken ernst, behandeld.’
herman kauw boerhaave, de Zusterszoon van den grooten boerhaave, en Lyfmedicus van de Keizerin elizabeth. |
|