Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBrieven aan de Joden, waarin zy worden uitgenodigd tot eene Vriendelyke Onderhandeling over de Baarblyklykheid van 't Christendom, door J. Priestley Leeraar in de Rechten, enz. enz. Uit het Engelsch vertaald. 1787. In gr. 8vo. 59 bl.In deze Brieven handelt de Heer Priestley aenvanglyk over ‘de byzondere Voorrechten der Joodsche Natie; | |
[pagina 509]
| |
en de oorzaaken van derzelver Vooroordeelen tegen het Christendom’; vervolgens over ‘den tegenwoordigen staat van verstrooijinge en rampspoed der Joodsche Natie;’ hier op brengt hy den Jooden onder het oog, ‘de geschiedkundige baarblyklykheden der Godlyke Zendinge van Christus’; en tevens zyne gedachten ‘over de Leer nopens den Messias;’ en ten laetste voegt hy hier by nog enige ‘gemengde aanmerkingen,’ gaende grootlyks over de verdeeldheid der Christenen en den tegenstand der Jooden, met de gevolgen daer van, mitsgaders het geen hy wenscht dat ze hieromtrent, met aflegging van alle vooroordeel, in agt nemen. - De Heer Priestley tracht door dit Geschrift bekwame Mannen onder de Jooden uit te lokken, om zyne voorstellingen opmerkzaem na te gaen, en hunne tegenbedenkingen deswegens aen hem mede te deelen; zich vleiende met dat gunstige denkbeeld, van hier door enigzins den weg te banen ter bekeeringe der Joodsche Natie tot het Christendom. Zyne manier van voordragt is meerendeels wel ingericht, om nadenkende en niet te sterk vooringenomen Jooden, (zo niet terstond over te halen, dat geenszins te wachten is,) ten minsten tot staen te brengen; waer toe wel inzonderheid zyn derde Brief over de Geschiedkundige baarblyklykheden der Godlyke zendinge van Christus, by uitstek geschikt is. Dit onderwerp word in denzelven zeer beknopt en duidelyk behandeld; en de Autheur toont ten klaerste aen, dat alles, wat met enigen nadruk ter stavinge der Godlyke zendinge van Mozes bygebragt kan worden, niet minder sterk pleit voor die van Christus; en dat dus een Jood, die zich, als een verstandig Man, gelykvormig wil gedragen, Christus niet kan verwerpen, als hy Mozes in dat character erkent. - De Heer Priestley heeft zelfs gelyk het Ps. by zynen laetsten Brief uitwyst, zeer wel begrepen, dat de groote kracht van zyn Geschrift inzonderheid in dezen Brief gelegen was; en hy had veelligt wel gedaen met op dat stuk alleen aen te dringen, zonder zyne hem eigen denkwyze over de Euangelieleer hier en daer, gelyk meermaels geschied, in zyn Geschrift in te vlechten. In hoe verre de tegenwoordige omstandigheden min of meer gunstig of ongunstig geoordeeld mogen worden, om gezetlyk op de overtuiging der Jooden te werken, willen wy ons niet ondernemen te bepalen, maer 't komt ons zeer duidelyk voor, dat men, daerop werkende, best doet, | |
[pagina 510]
| |
met zich te onthouden van de byzondere verschillende denkwyzen der Christenen over den inhoud der Euangelieleere. Kan een Jood de kracht der redenen voor de baerblyklykheid der Godlyke zendinge van Christus, hem voorgesteld, en door hem nagegaen, veronachtzamen of wederstreven; dan zal men met alle andere bedenkingen niets by hem te wege brengen. Is hy hier door integendeel over te halen, dan zal eene ernstige beoefening der Euangelieleere, in afzichte van alle menschlyk gezag, te midden der verschillende denkwyzen, hem, middelende Gods hulp, (die het den zodanigen nooit aan 't noodige licht zal laten ontbreken,) in eigen overtuiging, den inhoud der Euangelieleere wel doen verstaen. Wilde men den Jooden hierin enigzins te gemoet komen, en hun ene daertoe strekkende handleiding verlenen, mogelyk zou dan, naer het voorstel, voor eenigen tyd, door den Eerwaerden Nieuwland gedaen, van den meesten dienst zyn, het vervaerdigen van een Christelyk Godgeleerd Zamenstel, waerin, met ter zyde ligging van alle byzondere zamenstellen, verklaerd en ontvouwd werd de algemene van alle Christenen eenstemmig erkende Leer.Ga naar voetnoot(*) - Wy hadden dit, of ten minsten een provisioneel plan van 't zelve, reeds enigermate van zyn Eerwaerden te gemoet gezien; doch onze hoop begint te verflauwen. |
|