Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerhandelingen, uitgegeeven door Teyler's tweede Genootschap, Vierde Stuk. Bevattende het eerste Vervolg der proefneemingen met Teyler's Electrizeermachine in 't werk gesteld. Te Haarlem by J. Enschedé en Zoonen, en J. van Walré, 1787. In gr. quarto, 266 bladz.Volgens het berigt der voorige proefneemingenGa naar voetnoot(*), bestond de groote battery, van welke de Heer van Marum gebruikt maakte, uit 135 Vlessen, hebbende ieder Vles omtrent een vierkanten voet bekleed glas; en thans meldt hy ons, dat hy dezelve vergroot heeft tot een aantal van 225 Vlessen; vormende eene vierkante battery, waarin 15 rijen, elk van 15 Vlessen, voor elkander staan, hebbende omtrent 225 vierkante voeten bekleed glas. By de beproeving der Electrizeermachine met deeze vergroote battery, is ten duidelykste gebleeken, dat dezelve door dit werktuig volkomen gelaaden kon worden, en tevens dat het vermogen ten minsten evenredig aan de vergrooting was; zo dat alles aan de verwagting beantwoorde. Na dit algemeene verslag deelt de Heer van Marum voorts mede zyne proefneemingen met deeze battery, die den naspeurers van de verschynzelen der electriciteit eene menigte van byzonderheden aan de hand geeven; welken zyn Ed., met eene naauwkeurige melding van de wyze zyner proefneemingen, zeer onderscheiden voordraagt. In de eerste plaatze ontmoet men hier proeven en waarneemingen, omtrent de smelting der metaalen; en vervolgens omtrent de verkalking der metaalen; en daar de verschynzelen, welken deeze verkalking uitlevert, niet wel zonder behulp van afbeeldingen te beschryven zyn, zo heeft hy eenigen der schoonste Tekeningen, welken hier door op het onder het metaal liggende papier gemaakt worden, door de kunstryke hand van den Heer Sepp in Plaat doen | |
[pagina 441]
| |
brengen, met de eigenste koleuren, die door de verkalking op het papier veroorzaakt worden. Hoe meer men deeze proeven en de daarnevens gaande Afbeeldingen dier verschynzelen beschouwe, hoe meer reden men vindt, om zich te verwonderen, zo over de opmerkzaamheid van den Waarneemer, als over de keurige uitvoering van den Kunstenaar. - Aan de opgave der verschynzelen deezer proefneemingen hegt de Heer van Marum wyders eene verklaaring dier verschynzelen, volgens de leer van den Heer Lavoisier, wegens de verkalking der metaalen. Zyn Ed., alvoorens een yverig voorstander van de algemeen aangenomen Stahliaansche vooronderstelling, is naamlyk, by nadere overdenking en genomen proeven, overtuigd geworden van de gegrondheid der denkwyze van den Heer Lavoisier over dit onderwerp. En zulks heeft hem, ter verdere ophelderinge en versterking, te meer genoopt, om hier nog by te voegen eenige proefneemingen omtrent de verkalking der metaalen in verschillende soorten van lugten, mitsgaders in water: welken alleszins zamenloopen ter begunstiginge der denkwyze van den Heer Lavoisier boven die van den Heer Stahl. Het gewigt van dit onderwerp, en de invloed deezer leerwyze, (nu ook door den Heer van Marum omhelsd,) op de natuurkennis, heeft zyn Ed. ook doen besluiten, om, aan 't einde van dit Werk, een Aanhangzel te plaatzen, waar in hy de redenen meldt, welken hem bewoogen hebben om tot dit gevoelen over te gaan, en te gelyk ons aan de hand geeft eene uitvoerige schets deezer leere van den Heer Lavoisier; met welker ontvouwing wy ons alhier, als te breed uitloopende, niet kunnen ophouden; waarom wy, den Leezer tot het Werk zelve wyzende, hier van zullen afzien, en voorts nog melden waarover de verdere Proefneemingen van den Heer van Marum, in dit Geschrift bygebragt, gaan. Zyn Ed. schikt het volgende Hoofdstuk ter mededeelinge eeniger proefneemingen omtrent de nadeelige gevolgen, tot welken afleiders, die te dun zyn, of uit kettingen bestaan, aanleiding kunnen geeven; waarnevens hy eenige onderrigtingen voor de afleiders, uit de genomen proeven getrokken, voegt; en wel byzonder doet zien, dat het roode koper een beter leider is, dan het geele koper of het yzer. Wyders brengt hy nog, in het laatste Hoofdstuk deezer eerste afdeeling van dit Werk, by, eenige proeven, ter aanwyzinge, hoe de aardbeeving en wa- | |
[pagina 442]
| |
terberoering zomwylen door eene electrische ontlaading veroorzaakt kunnen worden: 't welk dient ter verklaaringe van 't geen men zomtyds in de schepen op zee gewaar wordt; te weeten, dat men, wanneer 'er op eene niet ver afgelegen kust eene aardbeeving is, ten zelfden tyde eene botzing of stoot gevoelt, even als of het schip op eene rots of klip stoot. Wyders behelst de tweede afdeeling van dit Geschrift eenige proefneemingen by de Conductors deezer Machine in 't werk gesteld. De Heer van Marum beschryft hier zyne herhaalde proefneemingen omtrent de voortbrenging van salpeterzuur, door de vereeniging van zuivere lugt en mofet (gephlogisteerde lugt), volgens de ontdekking van Mr. Cavendisch: en geeft voorts een vervolg van zyne voorige proefneemingen omtrent de veranderingen, welken de verschillende soorten van lugten ondergaan, wanneer 'er electrische straasen eenigen tyd doorloopen. En laatstlyk verleent hy een verslag van zyne nabootzing van den donder en de bliksemstraalen, ten naderen bewyze, dat dezelven met regt aan electrische oorzaaken toegeschreeven worden. Het groote vermogen deezer Electrizeermachine, en de uitgebreide ruimte der zaal, waarin dezelve geplaatst is, gaf den Heer van Marum gelegenheid, om hier van eene proef te neemen, meer in 't groot, dan gewoonlyk anders geschieden kan; en zulks stelde hem in staat, om dus de natuur eenigermaate beter na te bootzen; waar van de volgende beschryving zyner proefneeminge, wegens den Donder, den Leezer eenig denkbeeld kan verleenen. ‘Verlangende, zegt hy, twee konstwolken, waarvan de eene positif en de andere negatif geëlectrizeerd was, in de ruime en hooge zaal te laaten dryven, in welke ons werktuig geplaatst is, bediende ik my van twee luchtzakken, gemaakt van het dunne vlies, het geen de koeijen voortbrengen, wanneer zy kalven. Deeze zakken, waarvan elk de inhoud had van omtrent 2 cubiek voeten, met ontvlambaare lucht gevuld, en dus ligter dan de dampkringslucht zynde, bezwaarde ik dezelve, door 'er eenig gewicht aan te hangen, tot dat zy een weinig te zwaar waren om zich te kunnen opheffen. Een van deeze luchtzakken vereenigde ik, door een yzerdraad van het dunste zoort, omtrent 25 of 30 voeten langte hebbende, met eenen conductor aan de eene zyde der zaal staande, die met den positiven conductor gemeenschap had. Den | |
[pagina 443]
| |
anderen luchtzak vereenigde ik insgelyks, door een zoortgelyk yzerdraad, met eenen anderen conductor, aan de andere zyde der zaal tegens over en op omtrent 20 voeten afstand van den eerstgemelden geplaatst, en welke van den negativen conductor kracht ontfing. De luchtzakken bracht ik vervolgens voorwaards, dezelve zo verre van de electrizeermachine verwyderende, als de langte der draaden toeliet, alwaar zy op eenige voeten hoogte van den grond gehouden wierden: vermits de gemelde gewichten, waar meede zy bezwaard waren, aan de einden van zyden draaden hingen, die 8 of 10 voeten lang waren. Zo dra de electrizeermachine wierd aan den gang gebracht, en de luchtzakken de electrische krachten verkreegen der conductors aan welken zy waren vast gemaakt, reezen zy als wolken op, zo hoog als de langte der draaden toeliet; zy naderden vervolgens door hunne onderlinge aantrekking elkander, en vereenigden zich wel haast als het ware tot eene wolk, dewelke men weder langzaamerhand zag daalenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 444]
| |
De opheffing deezer konstwolken is buiten twyffel toe te schryven aan de vermindering van haare zoortlyke zwaarte, en deeze wederom wordt voorzeker veroorzaakt door de uitzetting der lucht, welke zy bevatten; welke uitzetting noodwendig voortvloeit uit de electrische kracht, die aan deeze wolken wordt medegedeeld, terwyl de luchtdeelen, hier door elkander afstootende, zich bygevolg van elkander verwyderen. De daaling deezer konstwolken, wanneer zy elkander raaken, hangt hier van af, dat, de tegenovergestelde krachten der beide zich zamen vereenigende wolken, elkander, by deeze zamenkomst, ten naasten by vernietigende, de vereenigde wolken dus de kracht verliezen, die hun heeft opgehouden. Deeze proefneeming geeft, naar myn inzien, de volgende ophelderingen, wegens de electrische lnchtverschynzels. 1. Zy doet ons zien, hoe eene wolk, wanneer zy electrische kracht ontfangt, hier door ligter wordt, en zich dus tot een hooger en yler gedeelte van den dampkring moet opheffen. Dit verklaart derhalven de spoedige afzondering of opheffing van wolken, welken men zomtyds ziet gebeuren, wanneer men een donderbui op eenigen afstand beschouwt: terwyl het te begrypen is, dat by eene donderbui, zomtyds spoedig, in de eene of andere wolk electrische kracht ontstaan zal. 2. De oorzaak van den sterken regen by donderbuien laat zich hieruit zeer duidlyk verstaan. De wolken immers, die door haare electrische kracht aanmerkelyk zyn uitgezet, moeten noodwendig inkrimpen, wanneer zy, by haare zamenkomst, haare kracht verliezen, en dus de oorzaak van haare uitzetting ophoudt. By deeze inkrimping der wolken koomen de waterdeelen, welken deeze wolken bevatten, noodwendig nader by elkander, loopen te zamen, en hierdoor te veel zwaarte verkrygende, om zich langer in de lucht op te houden, beginnen zy te daalen; by hunne daaling andere waterdeelen ontmoetende, die zich met hun vereenigen, worden 'er regendruppels gebooren, welken, wanneer zy op de aarde nedervallen, des te grooter zyn, naar maate zy in hunne daaling meer waterdeelen ontmoet hebben, die zich met hun vereenigden. 3. De reden, waarom het dikwils by donderbuien hagelt, kan ook hier uit worden afgeleid. Eene wolk immers wordt, volgens deeze proefneeming, wanneer zy electrische kracht verkrygt, ligter, en moet derhalven dan | |
[pagina 445]
| |
hooger in den dampkring opryzen. Het kan hier van afhangen, dat zommige welke by eene donderbui zich zomwylen tot eene buitengewoone hoogte verheffen, en dan teffens een zodanig koud gedeelte van den dampkring bereiken, waarin de waterdeelen, wanneer zy tot druppels te zaamen loopen, oogenbliklyk bevriezen, en dus hagel vormen.’ Wyders behelst dit Deel nog een Byvoegzel behoorende tot het eerste Deel: het verleent ons eene naauwkeurige afbeelding van Teyler's Electrizeermachine, welke, by de afgifte van het voorige Deel, nog niet in behoorelyke orde was; en by het berigt hier van voegt de Heer van Marum eene afbeelding en beschryving van den Electrometer, dien hy door Mr. Cuthbertson heeft laaten vervaardigen; met eene nevensgaande melding van den Electrometer, volgens de vinding van Mr. Brook, door Mr. Cuthbertson gemaakt. |
|