Gebedebock van Keizer Joseph. Vertaald uit het Hoogduitsch. Te Amsteldam, by J.B. Elwe, 1787. In octavo, 42 bladz.
Onder dezen tytel geeft men gene afschriften van dadelyke gebeden des Keizers, maer men drukt, by manier van gebeden tot God, uit de opheffingen des harten, die men, wanneer men des Keizers daden nagaet, besluiten mag by hem plaets te hebben: 't welk vry eigenaertig uitgevoerd is. Zie hier zyne gedachten by het afschaffen der Monnikken.
‘Ik doe nu eenen stap, die my eene menigte van vyanden op den hals haalen, en die zelfs van veelen, anders goede Onderdaanen, niet onberispt blyven zal. Maar ik vertrouw op U, eeuwig alwys Wezen! - Gy ziet myn hart, en weet, dat ik alleenlyk het welzyn der menschheid, alleenlyk den voorspoed myner landen, tot oogmerk heb.
Jesus, wien gy in de wereld zond, leerde daadlyk broederliefde, en stelde de menschlyke gelukzaligheid tot het oogmerk daarvan. - Myne Monniken zyn ten eenenmaale van deeze leere afgeweeken; zy leeven in ledigheid, en beminnen alleenlyk zigzelven. Zy misleiden myn volk - trekken het af van de aanbidding uwer Almagt, voeren het ten overgeloove, en prediken broederhaat. - Hun getal is voor den Staat een drukkende last geworden; zy verteeren deszelfs beste merg, zyn schadelyk aan de bevolking, en verdooven, door hun voorbeeld, de naarstigheid. Zy vergaderen schatten, die zy den algemeenen omloop onttrekken, verhinderen iedere wyze van verlichting, en zyn nutlooze leden voor den Staat.
Derhalven geloof ik, de magt, welke my, naar uw eeuwig wys Plan, in handen gegeeven is, niet te misbruiken, wanneer ik deeze monnikenorden, de eene na de andere, afschaf. - Maar, op dat ik het goede niet ten halve verrichte, zal ik zorg draagen, dat zy, zo veel mogelyk, zuiverder grondbeginzelen aanneemen, en waardige navolgers van onzen Godlyken Leeraar worden.
Sterk my derhalven, eeuwig, almagtig Wezen! tegen alle tegenstreevingen en bedreigingen van het Pauslyk hof; tegen alle afkeurende voorstellingen van partydige Ministers en Raaden; tegen de schynschoone drangredenen van sommige Bisschoppen, en tegen het morren van myn Volk, op