Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||
Volledig Leerstelsel van Opvoeding, ontworpen door eenige beroemde Geleerden in Duitschland, en uitgegeeven door J.H. Campe. Tweeden Deels, tweede Stuk. Te Amsterdam, by de Erven P. Meijer en G. Warnars, en de Wed. J. Doll, 1786. In octavo, 380 bladz.
|
1) | Prys het Kind niets aan, noch zyne spyzen, noch zyne kleederen, noch zyn speelgoed. |
2) | Veracht geen mensch in zyne tegenwoordigheid. |
3) | Betoon by hem noch afkeer, noch vrees voor eene zaak, hoe ook genaamd. |
4) | Vermeerder zyne smart niet door uwen schrik, door uw beklag, noch door uwe angstvallige omzichtigheid. |
Gy kunt niet weeten, welke verkeerde denkbeelden, of welke schadelyke indrukken gy het Kind door uw toedoen kunt inboezemen; hierom doe zo weinig als mogelyk is.
De tweede Les: “Wees in uw gedrag jegens het Kind zo eenvoudig, als gy kunt.”
1) | Voedsel en kleeding moeten geheel eenvoudig zyn. |
2) | Laat geene grimmassen in uw gelaat, geene loogen |
in uwe woorden of in uw gedrag blyken. Laat alles waare, eenvoudige natuur zyn. |
De derde Les: “Laat het Kind aan zichzelven over, zo veel als doenlyk is”
1) | Help het zelve niet, dan wanneer uw hulp noodzaakelyk is; en deeze is voor hem noodzaakelyk alleenlyk, wanneer zyn oogmerk eene behoefte betreft, en zyne krachten niet toereiken. - Dus
Verroer geen hand, wanneer het Kind slechts eenen inval wil ter uitvoer brengen. Weiger uwe hulp, wanneer het Kind dezelve slechts begeert uit traagheid of onbezonnenheid, daar het zich zelven toch konde helpen. |
2) | Verbied zo weinig als gy kunt, het best is in 't geheel niets.
Gewaagde stukken, welke in de daad gevaarlyk zyn, moet gy niet verbieden, maar onmogelyk maaken. Proeven, welke het Kind smarten kunnen veroorzaaken, zonder hetzelve te beschadigen, moet gy niet verbieden, zy zyn eene heilzaame les. |
3) | Beveel - zo 't mogelyk is - niets. Maar hebt gy iets bevoolen of verbooden, dan moet uw wil geschiedenGa naar voetnoot(*). |
De vierde Les: “Myd met alle zorgvuldigheid elke aanprikkeling, elken onnutten dwang;” dan zult gy de hartstogten niet gaande maaken.
1) | Geen geterg; geen tegenspraak, noch in boert noch in ernst, indien het welzyn en de veiligheid van het Kind dezelve niet noodzaakelyk maaken. |
2) | Noodzaak het Kind nooit tot het geen hetzelve mishaagt of onaangenaam is. |
3) | Plaag het Kind niet met uw kusschen, en omhelzingen, en speelen en vraagen, als het 'er geen lust in heeft. |
4) | Kinderen kittelen is een onverstandig, verderffelyk, strafwaardig spel. |
De vyfde Les: “Wees nooit met uw onderwys te schielyk of te voorbaarig.”
1) | Praat niet te vroeg, en niet te veel met het Kind, zet het niet aan tot klappen; gy zoudt 'er een klappenden ekster van maaken. |
2) | Bedien u met de kinderen nooit van een speelend vernuft; dit bederft slechts hun verstand, en maakt ze neuswys. |
De zesde Les: “Laat hen by volwassen menschen niets beteekenende dingen zyn.”
1) | Het zou zeer goed zyn, dat de kinderen nooit op bezoeken gingen. Maar men wil dit evenwel - ten minsten |
2) | Laat dan nooit toe, dat bejaarden zich met hen, even als met huns gelyken, bemoeien. |
3) | Ondervraag hen niet in de tegenwoordigheid van vreemden, laat hen nooit hunne kunsten doen. |
4) | Waartoe dient het, dat de kinderen komplimenten maaken, de hand kusschen. Dit is eene les der loogen. Voor de weldaaden, welke men den kinderen bewyst, moogen de Ouders danken. De kinderen moeten 'er zich alleenlyk over verblyden.
Wie hen slechts wel doet, om dank by hen te behaalen - die behoude liever zyne weldaaden voor zich.’ |
Het Leesboek voer Kinderen, naar gewoonte, by dit Stukje afgegeeven, verleent eene reeks van leerryke en aangenaame bedenkingen, onder verschillende omkleedzels, by manier van geschiedenissen, gesprekken enz. voorgedraagen; waarmede Kinderen van meerder jaaren, en verdere opmerkzaamheid, met vrugt bezig gehouden kunnen worden.
- voetnoot(*)
- ‘Zekerlyk zoude voor de persoonlyke volmaaktheid en het geluk van het Kind, onder alle mogelyke manieren der opvoeding, die geene ontezen zeggelyk de beste zyn, waar by alles zodanig was ingericht, dat het Kind zich bevond alleen afhangkelyk te zyn van de natuur der dingen, maar niet van den wil van andere menschen. Maar dewyl zodanig eene opvoeding, in onze tegenwoordige menschelyke maatschappy, eensdeels niet mogelyk is, anderdeels ook niet raadzaam zyn zou, om dat de toekomende burger, die eerlang in zo veele opzichten van den wil van anderen moet afhangen, niet te vroeg gewend kan worden aan deeze lastige afhangkelykheid, is de gehoorzaamheid eene deugd geworden, waarin wy onze kinderen vroegtydig moeten oefenen. Maar indien deeze oefening workzaam zyn zal; moet men, volgens den raad van onzen Schryver, van de geboden en verboden zo weinig gebruik maaken, als mogelyk is, maar dan ook over de volbrenging van dezelven met eene onverzettelyke strengheid waaken. Door beide deeze middelen kan men 't, gelyk ik uit de ondervinding weet, gemakkelyk zo verre brengen, dat het deurkinderen even zo onmogelyk schynt, om onze wetten te overtreeden, als iets te doen, het welk hen natuurkundig onmogelyk is. Zie hier myne ondervindingen ten deezen opzichte. - Myn voorig Kweekschool was rondom ingeslooten door een diep water, 't welk alleenlyk door eene haag, welke daarenboven nog verscheidene openingen had, afgeslooten was. Dus moest onder de weinige wetten van myn huis deeze noodzaakelyk de eerste zyn, niemand mag door eene opening van de haag, om het water te naderen; en geduurende het geheel bestaan van dit Kweekschool hebben wy zelfs niet één enkel voorbeeld beleefd,
dat deeze wet overtreeden is, schoon wy de kinderen dikwerf enkel, of by hoopen, in den tuin lieten rond loopen, en ze alleenlyk, zonder dat zy 't zien konden, van boven uit het huis door de vensters in 't oog hielden. Eens ontmoette myne Huisvrouw den jongsten van onze voedsterlingen, een regt vuurigen knaap van zeven jaaren, in een van de gangen, welke openingen hadden, die naar het water leidden, en zy vroeg hem: freerik! gy zyt immers niet door de haag gegaan? Wel! antwoordde het knaapje, vol van verwondering, dat kunnen wy immers niet doen. - Waarom niet? - Dewyl Vader het heeft verbooden. Let wel: hy zeide niet, wy durven niet, maar wy kunnen niet; even as of de overtreeding van myne wet eene natuurkundige onmogelykheid was geweest.’
campe.