Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1787
(1787)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBundel van stichtelyke Leerredenen, door J. Newton, Predikant te Londen. Vertaald en uitgegeeven door M. van Werkhoven. Met eene Voorrede van den Wel Eerw. zeer Gel. Heer J.C. Appelius, Predikant te Zuidbroek en Muntendam. Te Amsterdam, by M. de Bruyn, 1786. Behalven het Voorwerk, 449 bladz.Een aental van een-en-twintig Leerredenen behelst deze Bundel, welks dertien eerste Leerredenen gaen over 's Heillands merkwaerdig voorstel, aengetekend Matth. XI. 25-30. In de overweging van 't zelve, vestigt de Eerwaerde Newton de gedachten, op - ‘de geringe vrucht der Evangelijbediening; - de bedektheid der verborgenheden van het Evangelij voor veelen; - de hoedaanigheden van de zodanigen; - den aart der geestlijke Openbaaring, en wie ze zijn, die met dezelve begunstigd worden; - de vrijmagt der Godlijke Genade; - den persoon van Christus; - het gezag van Christus; - Gods heerlijkheid en genade geopenbaard in Jesus Christus; - de gemoedsgesteldheid van vermoeide en belaste Zondaaren; - het koomen | |
[pagina 349]
| |
tot Christus; - de tegenwoordige en toekomende rust der Geloovigen in Christus; - het Juk van Christus; - het ligte en aangenaame van den dienst van Christus voor zijn Volk.’ Hierby komen nog acht Leerredenen, welken over de volgende onderwerpen gaen. ‘De Geloovigen gewaarschouwd tegen het geeven van ergernis, Rom. XIV. 16. De uitgebreidheid en aandrang van het derde Gebod, Exod. XX. 7. Het leven eenes Christens vergeleeken bij eene Loopbaan, 1 Kor. IX. 24. Geen toegang tot God, dan langs den weg van het Evangelij, door Jesus Christus, Micha VI. 6-8. Een leevendig en een dood Geloof, Jac. II. 26. De zondenschuld wechgenoomen, en de gemoedsrust hersteld, Ps. LI. 17. De verzekerdheid des Geloofs, 1 Joh. V. 19.’ Laatstlyk is hier nog bygevoegd ene Leerreden, uitgesproken binnen Londen, op een algemenen Vasten- Bededag, den 21 van Sprokkelmaand 1781, naer aenleiding van Jer. V. 29. De Eerwaerde Newton heeft deze Leerredenen, naer zyne, uit zyne voorige Schriften, bekende denkwyze, met ene gemoedlyke stichtinge uitgevoerd; en 'er straelt, hoe men ook voorts over zyn bespiegelenden denktrant moge oordeelen, in dezelven door het opstel van een Leeraer, die ernstig yvert voor een werkdadig Christendom; en zyne Toehoorders ten sterkste tracht te wederhouden van het misbruiken van de Leer der Genade. Dit houd zyn Eerwaerde bestendig in 't oog; en hiertoe is ook byzonder ingericht zyne Leerreden over Rom. XIV. 16; dat dan uw goed niet gelasterd worde; welke hy, na andere bedenkingen over dit onderwerp, in dezervoege ten einde brengt. ‘Met één woord; wij worden vermaand ons zelven - te beproeven; en anderen hebben vrijheid, om ons te beproeven aan onze vruchten. De lieden deezer weereld zijn geene bevoegde rechters over geestlijke gewaarwordingen en ondervindingen; maar zij weeten doorgaans vrij rechtmaatig te oordeelen over uwe gezindheid en bedrijven. Sommigen zullen u bespieden uit vijandschap; en anderen zullen u waarneemen uit weetlust. Wanneer zij hooren dat gij godsdienstig zijt geworden, zullen zij acht op u geeven, om te zien, of gij daar door beter geworden zijt. Zij zullen op u letten, niet alleen in de Kerk, maar ook in den winkel en in uw huis. En bemerken zij, dat gij altijd dezelfde zijt, altijd even bedaard, zacht- | |
[pagina 350]
| |
zinnig, ootmoedig, naarstig; wie weet of dit niet een middel in Gods hand zal zijn, om hen te overtuigen, en hen gunstiger te doen denken van de middelen, die zulk eene krachtdaadige uitwerking op u gehad hebben? Maar zoo gij, in tegendeel, onbedachtzaam, stuursch of zorgeloos zijt, - indien gij of der weereld gelijkvormig wordt, of uwe erkende pligten in de weereld verzuimt, dan zult gij oorzaak geeven, dat uw Goed gelasterd worde, gij zult uzelven moeilijkheden op den hals laaden, en u onbekwaam maaken om voor anderen nuttig te zijn. Bidt derhalven om wijsheid en genade, op dat gij uw licht alzoo moogt laaten schijnen voor de menschen, dat zij, uwe goede werken ziende, uwen Vader, die in de hemelen is, verheerlijken. Dit is het groote doel en eigenaartige uitwerksel, van het Evangelij, wanneer het recht verstaan wordt. Want, gelijkerwijs het alleen de Genade Gods is, die de Zaligheid aanbrengt; zoo is het eigen aan die Genade, dat zij niet alleenlijk het verstand verlicht, maar ook het hart reinigt, den wandel regelt, door de liefde werkt, en de weereld overwint. Zij onderwijst ons, en dringt ons zeer krachtig - iets waartoe de beste Stelsels van Zedekunde en Wijsgeeren altijd verre te kort schooten - om de godloosheid en de weereldsche begeerlijkheden te verzaakenGa naar voetnoot(*). En door de beweegredenen, die zij verschaft, en de krachten, die zij mededeelt, stelt zij den waaren Christen in staat, om zijn karakter in alle betrekkingen te versieren, en den ganschen kring zijner pligten, zoo als die hun opzicht hebben tot hemzelven, zijnen evenmensch, en tot God, met wien hij te doen heeft, te vervullen. Zij leert hem maatig, rechtvaardig en godvruchtig leeven: alles te vermijden, wat tegen de reinheid van het Evangelij zoude aanloopen; maatigheid te oeffenen in het gebruiken zelfs van geoorlofde dingen; en aan anderen te doen, het geene wij wilden dat zij ons zouden doen. Zij leert den rijken, nederig en weldaadig, - den armen dankbaar en vergenoegd, te zijn. Zij leert den meerderen, zachtmoedig, - en den minderen, getrouw te weezen. Mannen en Vrouwen, Ouders en Kinderen, Heeren en Dienaars, Overheden en Burgers, worden alle door deeze Genade onderweezen, en aangespoord, tot eenen wandel, waardig hunner hooge roeping, en | |
[pagina 351]
| |
overeenkoomstig de gemeene betrekking, in welke zij tot Hem staan, die hen heeft lief gehad, en hen van hunne zonden gewasschen heeft in zijn Bloed. Want de Zedekunde van het Evangelij heeft eene veel edeler drijfveer, en uitgestrekter bedoeling, dan de banden der menschlijke Maatschappij. De ingetoogenheid en rechtvaardigheid van een Christen worden niet gesteld, in de plaats van leevendige Godvrucht, maar ze zijn vruchten, die uit dezelve voortspruiten. De Genade Gods leert hem, godvruchtig te leeven, in God zich te verlustigen, Hem te gehoorzaamen, alles te doen om des Heeren wil, als onder zijn oog, en zich steeds te laaten bestuuren door een gevoel van Gods onuitspreekelijke Liefde in zijnen Zoon geopenbaard - verwachtende de zalige hoope die hem voorgesteld is, de heerlijke verschijning van den grooten God en onzen Zaligmaaker Jesus Christus, die zichzelven voor ons gegeeven heeft, op dat Hij, door zijn Bloed en door zijnen Geest, ons verlossen zoude van alle ongerechtigheid, en Hemzelven een eigen Volk zoude reinigen, ijverig in goede werken. - Benaarstigt u dan, om blijken te geeven, dat gij niet slegts naar Jesus Naam genoemd wordt, maar ook aan zijne voeten hebt gezeten en gedronken hebt van zijnen Geest. En indien, niettegenstaande dit alles, onredelijke en booze menschen kwaad van u spreeken en uw Goed lasteren, kwelt u daar niet over, maar hebt medelijden met de zoodaanigen, en bidt voor hun. Wanneer uw Heiland zal wederkoomen, om uwe zaak te rechtvaardigen, en uwen smaad uit te wisschen, dan zullen alle nevelen wechgevaagd worden, en de rechtvaardigen zullen blinken, gelijk de Zon, in het Koningrijk hunnes VadersGa naar voetnoot(†).’ |