Karel van Karelsberg, of Tafereel van de Menschelyke Ellende, door C.G. Saltzmann. Uit het Hoogduitsch vertaald, IIIde en IVde Deel. Te Amsterdam, by de Weduwe J. Doll, 1786. In 8vo. 441 bl.
De fraaije inhoud van deeze Deelen verpligt ons, daar van met denzelfden lof te gewaagen, als van de voorigen: en hoe zeer wy hier en daar ons verheugd hebben, over de betere schikkingen, die omtrent zeer veele zaaken, hier te Lande, by die van Duitschland vergeleeken, plaats vinden, hebben wy by nog meerdere ons bedroefd, dat 'er eene zo waarachtige gelykvormigheid plaats hadt in veele verkeerdheden, die wy, als by erfenis, van onbeschaafder voorouders hebben overgenomen. Deeze verkeerdheden daar laatende, zullende wy, uit het vierde Deeltje, iets omtrent de Mode mededeelen. Karelsberg is dan in gezelschap van eene aanzienlyke Dame, die hem ongemeen veel jonger toeschynt, dan zy in de daad was, uit hoofde van het blanketzel: en hier uit spruit het volgende gesprek voort, met haaren man, de Hoosdschout der Stad.
H. Wy hebben hier in Kolchis, (de toenmaalige verblyfplaats van Karelsberg,) de mode, dat wy niets zo laaten, gelyk de lieve Natuur het ons geeft. De Paarden kappen wy de staarten af; de Nachtegaalen sluiten wy op, in kouwen; de Boomen snoeijen wy tot kogels en piramiden, en dewyl nu de vrouw, in de zichtbaare waereld, zonder twyfel het schoonste is, heeft de mode ook alle haare schranderheid besteed, om haare konst geheel aan de Vrouw te besteeden. Althans aan myne Vrouw heeft de mode een meesterstuk gedaan, en is zo gelukkig geweest van de Natuur ten eenenmaal te verdrukken. Gelyk de Schelpen, welke lang in de aarde leggen, allengs vergaan en veranderen in de steenachtige stoffe, welke het naast by dezelve ligt, is myne Vrouw, zo als zy uit de handen der Natuur kwam, allengs verdweenen, en door de mode herschapen.
Hoe moet ik dit begrypen? (vraagt Karelsberg.)
(Het antwoord is.) Hoe gy dit moet begrypen? dat zal ik u terstond zeggen. De Natuur maakte myne Vrouw vier voet hoog, en de mode voegde 'er nog, door de hulp van het hairkapsel en de hooge hielen, eenen voet by. De Natuur liet haar hair groeijen, de Mode nam dit door het kappen weg, en gaf haar valsch hair. De Natuur schonk haar recht fraai kastanjebruin hair, de Mode verfde het zelve wit De Natuur gaf haar het vermogen, om de kleur van haar gelaat te veranderen, en ik denk nog met veel vermaak aan den wellust, welken ik te vooren ondervond, wanneer ik het bevalligste blos zich over haare wangen zag versprelden, zo dikwerf ik haar streelde; de Mode heeft haar van dit vermogen beroofd: men moge haar