Godsdienstigheid, het Zedelyk Lied, het Vaderlandsch Lied, het Minne Lied, het Gezelschaps Lied, de Romanse en de Herderszang, worden door hem zeer naauwkeurig nagegaan, alle in afzonderlyke Hoofdstukken, - en eindelyk sluit hy zyne Verhandeling met eene overweeging van de Versmaat.
Wy kunnen niet nalaaten, uit zyne Verhandeling, een gedeelte over te neemen, waar hy byzonder over de Hymnen spreekt. Naa derzelver aart te hebben aangeweezen, toont hy aan, dat de Christelyke Godsdienst zo geschikt is, als eenige, tot Hymnen of Lofzangen aan het Opperweezen, en gaat op deezen trant voort.
‘'Er vloeit uit deeze redeneering eene gewigtige vraag, raakende de Hervormde Kerk in Nederland, namelyk: Waarom men ook in die Kerk geene Gezangen heeft, welke Hymnen van het Nieuwe Testament kunnen genoemd worden? De Psalmen van david zyn aandoenlyk, uitmuntend en welluidend, maar ik vraage met klopstock; “zou david, wanneer hy een Christen of Dichter van het Nieuwe Testament geweest ware, zo geschreeven hebben?”
Men kan hierop niet, dan ontkennender wyze, antwoorden, en het, blykt ook genoegzaam, daar onze Kers-, Paaschen Pinxterfeesten geheel geen verband van stoffe met de Joodsche Feesten hebben, waarom men eenige versen, in de Psalmen van david voorkomende, toepasselyk moet maaken; en daar deze dikmaals Prophetien behelzen, worden zy weleens te verheven voor den eenvoudigen Zanger. Men behoeft alleen de aanwyzing van eenige Psalmen, die, by byzondere gelegenheden, kunnen gezonden worden, na te slaan, en de daarin aangeweezen Psalmen te onderzoeken, om overtuigd te worden, dat david, als Christen, by zommige van deeze gelegenheden, zekerlyk anders zou gezongen hebben.
Het is eene bewezen waarheid, dat het veel zwaarigheid in zich heeft, wanneer men iets nieuws poogt in te voeren by de Godsdienstplegtigheden; het beste en edelaartigste oogmerk wordt weleens uit een verkeerd gezichtspunt beschouwd en gedwarsboomd. Wy hebben, in plaats van eene bedroefde oude, zo als men die van datheen moest noemen, eene fraaije nieuwe Psalmberyming zien invoeren; maar ook nog daar by vry wat ontevredenheid onder de burgeren van sommige plaatzen ontdekt. Niet zonder recht, baart dit voorbeeld van tegenstreeving, van zulk een voornaam en noodzaaklyk werk, tot eer van den Godsdienst, en met toestemming van 's Lands Staaten ondernomen, vry wat schrik, om iets verder ter verbetering van het Godsdienstig gezang te onderneemen.’
Agter de Verhandeling van den Heer brender à brandis, volgt eene van den Heer dirk erkelens, wien de Zilveren Eerprys is toegeweezen. Hoeveel goeds die Verhandeling ook be-