Het eene noodige en begeerlyke goed voorgestelt en aangepreezen in tien Brieven, door Johanna Avinck, Huisvrouw van H. Luden. Te Utrecht, by H.v. Otterloo, en te Amsterdam, by L. Lamberts. In octavo.
Ene ernstige waerschuwing tegen den verdervelyken dienst der Zonde, en ene trouwhartige opwekking tot den zaligenden dienst van God in Jezus Christus, mede te delen, is het hoofdoogmerk dezer Brieven, waervan ons de inhoud indezervoege opgegeven word. De vyf eerste Brieven, in 't eerste Stukje vervat, gaen ‘over de noodzaaklykheid der bekeeringe, aangedrongen - uit de onzekerheid des doods en het genoegelijke van het Gode leven; - uit de rustelooze begeerte onzer ziele en de listige omleidinge van onze zielsvijanden; - uit den eeuwigen staat, waarin wij hier namaals overblijven; - uit alle de weldaadigheden, waarmede God een mensch, onder de verkondiging van het Euangelium levende, van zijne geboorte af aan, overlaadt, - en uit kracht van de harde dienstbaarheid der zonde, ende des Satans.’ De vyf volgende Brieven, tot een tweede Stukje vergaderd, strekken eerst ter ‘voorstellinge der beminnelykheid van den dienst van God, aangeprezen - uit de Alwaardigheid van God, beschouwt in zijne oneindige volmaaktheden; - en uit zijne nooit genoeg volprezene deugden.’ - Hierby komt vervolgens ‘iets van de voortreffelijke schoonheid en beminnelijkheid van den Heere Jezus, voorgestelt, zo als Hij waardig is, dat Hem het gantsche hart werde ingeruimt:’ waernevens ‘de zaligheid van den dienst van God op zich zelfs voorgesteld word.’ - En eindelyk behelst de tiende of laetste Brief, ‘eenige bedenkingen, die tegen het geheel voorstel mochten opgekomen zijn, welke zo veel mogelijk weggenomen worden; waarop de geheele zaak nog nader aangedrongen, en op het hart der leezeren gedrukt word.’ - - In deze Brieven heerscht ene ongedwongen gepaste gemoedlykheid, die over 't algemeen stichting verleent, al is het dat men juist zelfs alle byzondere bykomende denkbeelden niet moge toestemmen.