Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 657]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Aanmerkingen op den Brief aan de heeren schryvers der Algemeene Vaderlandsche Letteroeffeningen, wegens een verbeterd kerkmuziek voor onze psalmen.
| |
[pagina 658]
| |
kenGa naar voetnoot(d). De liefhebbery voor, en de kennisse in de Toonkonst, dienden by veelen vooraf nog wel wat hoger te stygen; vooral by hun, die ze der jeugd dienden te leeren en aan te pryzen; om dus doende met den tyd, of in 't byzonder, of in 't openbaar, goede Gezangen te konnen uitvoeren: de meesten hunner toch hebben zo weinig kennisse van, en, laat ik 'er maar onbewimpeld byvoegen, ook liefhebbery voor, de Toonkonst, dat het byna geen opmerking waardig is. Getuigen hiervan onze meeste SchoolmeestersGa naar voetnoot(e). In die dagen, toen de nieuwberymde Psalmen in de Gemeentens ingevoerd wierden, trachtte men tevens, in veele, eene nieuwe wyze van zingen in te voeren. In den beginne beloofde het hier en daar stand te zullen grypen: doch by veelen is het thans weder op den ouden voet; ja, men vind 'er zelfs, daar het nu slegter gaat dan wel voorheen; niettegenstaande men, al zedert langen tyd, 'er zich op eene nieuwe wyze van zingen toegelegd heeft. Het geschiktste tydstip, tot een Muzikale verandering op de Psalmen, is, myns bedunkens, te onopgemerkt voorby geglipt. - 't Is denkelyk dat de Muzikale verandering, ten dien tyde, gevoegd by de korte wyze van zingen, meerder beweeging veroorzaakt zou konnen hebben; veelligt heeft men het daarom ook agterwege gelaten, en geen aanzoek by de Componisten gedaan. Ik weet evenwel niet beter, of de meeste Gemeentens hebben getracht, aangaande de verkorte wyze van zingen, aan de verzoeken, (ik meen wel bewust te zyn, dat onze geachte Overheden, overal, de korte wyzen van zingen eerder vriendelyk ver- | |
[pagina 659]
| |
zogt, dan geordonneerd hebben,) van hunne Achtbare Overheden, zo veel in hun vermogen was, te voldoen. Zyn 'er personen in de eene of andere Gemeente geweest, die zich hieromtrent niet pryslyk gedragen hebben, (dat medelyden verdiende, om dat het uit onkunde voortsproot,) hun voetspoor, ziet men, is, echter, in dezen door anderen niet nagevolgd. - Is 'er, hier of daar, weder verval in den nieuwen zangtrant gekomen; men schryve dit mede toe, aan het beginnen aan den verkeerden hoek. Men neeme my niet euvel, dat ik my verdrieste van te zeggen: dat de Heeren Dichters in 't berymen der Psalmen, van eene vryheid, dewelke hun toekomt, geen gebruik gemaakt hebben, te weten: Zyl. waren niet verplicht, in alle Psalmen, de voetmaat van Beza, Marot of Datheen te volgen: en dus konden Zyl., hier en daar, eene slegte melodie weggelaten, en het Rym onder eene betere gebragt hebben. Men kan my, 't is waar, te gemoet voeren, dat wy thans niet veele melodiën hebben, en dat 'er, dus doende, nog minder zouden zyn. - Dit sta ik toe: maar wat doet men met melodiën, die geen zingenswaard zynGa naar voetnoot(f). Tot het eenvoudige zoude men zich zeker dienen te bepaalenGa naar voetnoot(g). Doch het vooroordeel, dat by veelen, (die | |
[pagina 660]
| |
anders zeer weldenkend zyn,) aangaande de Toonkonst, maar al te diepe wortelen geschoten heeft, doet menigmaal het nieuwe, niettegenstaande het beter en gemaklyker is, aanstonds verwerpen. - Eenvoudige melodiën, die niet in 't laffe vallen, worden altyd gekleed, versierd en statig gemaakt, door eene daarby komende harmonie. (Blote klanken, by voorbeeld, zo als men doorgaans Psalmen zingt, zonder gezelschap van eene tweede of meer stemmen of Toonkonstige werktuigen, om kort te gaan, zonder acompagnement, dat is geene Muziek, maar uit onkunde of toegevenheid noemt men het menigmaal Muziek.) De Kerk heeft haar altoos onderscheiden in haren Choraal-zang, van alle andere Muziek. Een voordeel, dat vooral de Protestantsche Kerk mag genieten; waar door eene geheele Gemeente, als 't ware, met één hart en eenen monde, Gode kan zingen. - Die lust heeft over de Geestelyke- of Kerkmuziek iets nader te weeten, leeze desaangaande J.W. Lustig, Inleiding tot de MuzykkundeGa naar voetnoot(h) Om de sprongen in den beginne niet te groot te neemen, diende men de slegtste melodiën geheel weg te doen; de minder slegten te verbeteren; en de goeden konden behouden worden. Om wat verder te gaan, behoorden alle deze melodiën voorzien te worden met eene nieuwe harmonie. Dus zouden 'er in het eerste geval vereischt worden, 16 onderscheiden figuren, behalven de vyf liniën. Wil men 'er harmonie byvoegen, dan komen 'er nog 3 figuren by, te zamen 19. - 12 onderscheiden figuren, als ik wel hebbe, zyn 'er thans voor handen: waar van de zogenaamde bloknoot en de Custos niet meer zouden konnen dienen; dus zouden 'er maar 10 voor handen zyn. De nog 9 ontbrekende konnen met weinig moeite en geringe kosten vervaardigd worden. Ook wordt 'er, tot de Theoretische kennisse van deze 19 figuren, zo veel tyds niet vereischt, als men zich wel gemeenlyk voorstelt. 19 Onderscheiden figuren mogen zommigen, in den eersten opslag, als wat veel voorkomen; doch ik kan echter zeer gemaklyk bewyzen, dat ze volstrekt vereischt worden tot eene goede nieuwe Muziek voor onze Psalmen. Dan behouden de sprekende figuren nog hare ruitswyze gedaante, dat hier ook niets ter zaake doet. Ik vind 'er, in Gaudimel's Psalmboek, niet minder dan 25. Le Jeune heeft 'er 23. De Leeuw heeft ze in zyne harmonie tot 16 gebragt; | |
[pagina 661]
| |
edoch, in de melodiën van Gaudimel, behoud hy 'er slegts 12, en dus maar 2 minder dan 'er Gaudimel zelfs heeft. In de door Liefhebbers verbeterde harmonie, vindt men 13 onderscheiden figuren, en ook even zo veel in de gebleven zynde melodiën. Dan, men beschouwe het op welke wyze men wille, overal vindt men gebrekenGa naar voetnoot(i). Zeker zoude het oogmerk zyn, eene goede Muziek op de Psalmen te willen hebben. Als men het maar, by wyze van zeggen, recht toe recht aan verkoos, dan had men slegts 6 onderscheiden figuren nodig. Maar, men gelieve te denken, dat Muziek zonder orde, (wel vertaald: wildzang!) alleen by onbeschaafde Natien t'huis behoort. Wenschelyk ware het, dat een ieder, maar vooral dat onze Nederduitsche Schoolmeesters, zichzelven wat toeleiden op de kennisse der Toonkonst; om ze zo de Jeugd al vroeg in te konnen prenten. Dan zouden, in 't vervolg van tyd, Davids Psalmen niet meer dermaate gepynigd worden; Gaudimel's Muziekkonst zoude eene langverdiende rustplaats vergund worden by de Dichtkunde van Datheen; en wy zouden, dus doende, gelegenheid geven, dat een laater Geslacht onze Geloofsgenooten in Duitsch- en Zwitzerland, in hun Godsdienstig gezang, niet alleen zou komen te evenaaren, maar zelfs verre te overtreffen. |
|