Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 569]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.Verklaaring van Spreuken XXX. vs. 15.De Bloedzuiger heeft twee Dochters, Geeft, Geeft. Door Thomas Hunt, D.D.T.R. & A. SS. Profess. Ling. Heb. & Arab.
Den Heeren Schryveren der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen.
Myne heeren!
‘Uwe vriendlykheid, om, zo spoedig, myne Vertaalde Verklaaring van spr. XIX. 24. eene plaats, in uw Mengelwerk, in te ruimen, heeft my aangezet om ook de volgende Verklaaring van spr. XXX. 15. UL. af te vaardigen; misschien vind ik my opgewekt, om, vervolgens, nog eene en andere te zenden. Intusschen heb ik ontdekt, dat, in vroegeren tyd, eene en andere Verklaaring van hunt, door UL. geplaatst is, ik heb ze uitgetekend om geen vergeefschen arbeid te doen. Hebt myne groete, enz.’
De Woorden De Bloedzuiger heeft twee Dogters, Geeft, Geeft, is een der wyze Gezegdens van agur, welke men houdt voor zo veele Antwoorden op verscheide zedekundige Vraagen, hem gedaan, door zyne twee Leerlingen, ithiel en uchal. Eenige weinige Verzen te vooren, worden zy verondersteld hem gevraagd te hebben, welk aandeel aan de geluksgoederen deezer Wereld hy een bescheiden deel rekende, en om 't welk hy, als zodanig, badt? Waar op hy hun vs. 7. te gemoet voert: Twee dingen heb ik van u begeerd, en onthoudt ze my niet eer ik sterve: Ydelheid en Leugentaale doet verre van my, Armoede of Rykdom geef my niet, voedt my met het Brood myns bescheiden deels: op dat ik zat zynde u dan niet ver- | |
[pagina 570]
| |
lochene, en zegge, wie is de heere? of dat ik verarmd zynde dan niet en steele en den Naam myns gods aantaste. - In deezer voege van hem geleerd hebbende, waar in het weezenlyk Genoegen en de Voldoening bestondt, schynen zy begeerig, (dewyl tegenovergestelde dingen elkander ophelderen,) om het omgekeerde van dien gelukkigen Staat te kennen, en hem, ten einde de Vraag zo sterk als mogelyk te maaken, gevraagd te hebben, welk het onverzaadelykst Schepzel op Aarde was? Zyn Antwoordt luidt: De Bloedzuiger heeft twee Dochters, Geest, Geeft. Het woord, Bloedzuiger overgezet, is Aluka, 't welk men alleen te deezer plaatze aantreft: en 't geen ik, dewyl het geen Wortel in de Hebreeuwsche taal heeft, aflei van het Arabisch woord Alak, 't welk Hangen of Kleeven betekent. Door het woord Aluka verstaat men in 't algemeen het Dier, 't geen Rabbi levi, een Geleerd Joodsch Uitlegger, beschryft: ‘als één Worm, die Menschenbloed zuigt, en niet voldaan is, eer hy zich, tot eene verbaazende maate, daar mede heeft opgevuld: dan aflaat, het bloed ontlast, en wederkeert om zich op nieuw vol te zuigen: en nooit op die wyze verzadigd wordt.’ Met één woord, het zelfde Dier 't welk in 't Latyn Sanguisuga, en by ons Bloedzuiger, geheeten wordt. Maar de Geleerde bochart, (wiens gezag, ten opzigte van de Dieren in de Schriftuure voorkomende, zeer groot gerekend wordt,) kant zich aan tegen deeze Vertaaling van het woord Aluka, en zegt, om twee redenen, dezelve niet te kunnen toestemmen. Voor eerst, dewyl het hier niet te passe kwam van den Bloedzuiger te spreeken. Ten anderen, vermids de Bloedzuiger, uit verrotting of bederf gebooren, niet gezegd kan worden, Dogters of Naakomelingen te hebben. Naa dit verwerpen van de algemeen aangenomene betekenis van het woord Aluka, gaat hy voort om 'er zyne eigene vertaaling van op te geeven. Zeggende, dat zy, die Aluka overzetten door Sanguisuga of Bloedzuiger, het verwarren met een ander woord, bykans van een en denzelsden klank, te weeten, ﬣקלע Alaka, den naam door de Arabieren en andere Oostersche Volken aan den Bloedzuiger gegeeven: terwyl הקולע Aluka, eene geheel andere betekenis heeft, | |
[pagina 571]
| |
van dezelfde kragt zynde als het Arabisch Aluk, 't welk, volgens de beste Woordenboeken, Schikking, Ongeluk, Noodlot betekent, iets 't geen een Mensch over 't hoofd hangt, hem toegeschikt is, of zal overkomen. - Dat dit de waare zin is van het woord in de Spreuk van Salomo, die wy thans overweegen. - Dat, indien het vreemd moge schynen dat de Schikking of het Noodlot, eene afkomst worde toegeschreeven, zulks niet meer is dan 't geen wy leezen in zeph. II. 2. waar aan het Godlyk Besluit baaren wordt toegeschreeven; en dit zelfde spr. XXVII. 1. van den Dag van Morgen gezegd wordt. Gebeurtenissen worden, (volgens de aanmerking van mercerus, op de laatst aangehaalde plaats,) by de Hebreeuwen niet zelden de Kinderen des Tyds geheeten. - Dat wat de Kinderen aanbelangt, hier aan de Schikking of het Noodlot toegekend, en beschreeven door hun geroep Geeft, Geeft, zy geene andere zyn dan of לואש Sheol, dat is de Plaats der Afgescheide Zielen, en ﬣבדא Abaddo, dat is Verderf, waar van wy spr. XXVII. vs. 20. leezen, dat ze niet verzadigd worden. - Of anders, indien men stelt dat deeze twee het zelfde betekenen; de Dogters zyn לואש Sheol, de Plaats der Afgescheide Zielen, en ﬣהש, het Graf; de eene steeds de Ziel, de ander het Lichaam, wegneemende. Zo spreekt 'er bochart over; Rabbi menachem, als aangehaald door Rabbi sol. jarchi, tot staaving van zyn gevoelens bybrengende. Maar, met allen eerbied voor eenen. Man van dien Naam, kan ik bochart niet toevallen, noch in 't geen hy bybrengt tot verwerping van de gewoone Vertaaling, noch in 't geen hy zegt tot staaving van zyne eigene. Want, wat de twee redenen tegen de gewoone Vertaaling aanbelangt, kan ik voor eerst niet zien, dat het gewaagen van den Bloedzuiger zo vreemd is van het oogmerk deezer Plaatze, als hy het opvat. In tegendeel, het oogmerk des Helligen Schryvers geen ander zynde, dan om, (gelyk zulks uit den zamenhang blykt,) de Ondeugden, Gier gheid, Eerzugt, Knevelaary en soortgelyke, ten toon te stellen, kan ik niet zien, hoe hy van dezelve een leevendiger en treffender beschryving kon geeven, dan onder het zinnebeeld van eenen Bloedzuiger; een Dier, 't welk, door alle eeuwen heen, en by alle Schryvers, spreekwoordelyk gebruikt is van wegen deszelfs Greetigheid en | |
[pagina 572]
| |
Onverzaadelykheid. Zelfs zou ik denken, dat zyne eigene Verklaaring gedrukt gaat door de zwaarigheid, dat ze niet aan den Zamenhang beantwoordt: dewyl 'er in den zelven, of in 't geheele Hoofdstuk, niets voorkomt, om zyn denkbeeld van Schikking of Noodlot te onderschraagen. - Ten tweeden, wat zyne andere reden, om den Bloedzuiger te verwerpen, aanbelangt, daar uit ontleend, dat dezelve uit Verrotting voortkomt, denk ik, dat het geschil, eertyds gevoerd over deeze hervoortbrenging der Dieren, thans geheel aan de ontkennende zyde beslist is; en dit vaststaande, kan zulks geene tegenwerping opleveren tegen onze opvatting van het woord in den zin van Bloedzuiger, dat dezelve gezegd wordt Dochters te hebben: dewyl dezelve dan, even als andere Dieren, zyn geslacht voortteelende, moet voortplanten. Zo vervallen dan bocharts redenen tegen de gewoone Vertaaling van het woord. Laat ons nu overweegen wat hy zegt tot verdeediging van zyne eigene. Naardemaal hy hier aandringe op eene keurigheid in de Spelkunst, zal ik 'er meer van zeggen dan de zaak anders zou eischen. Hy zegt ons, dat, dewyl de gewoone naam van den Bloedzuiger in de Arabiesche, Syriesche en Chaldeeuwsche taalen geschreeven worde Alaka, zonder een vau (of u) het meer dan waarschynlyk is, dat de Hebreeuwsche Naam van dat Dier, was 'er zulk een in de Heilige Schrift, ook indiervoege zou geschreeven geweest zyn, en niet Aluka, met een vau (of u), 't welk, derhalven, eenig ander ding moet betekenen, by hem de Schikking of het Noodlot in de Arabiesche taale Aluk. Dit is zyn bewys, ten voordeele zyner nieuwe uitlegging. Doch, myns bedunkens, steekt 'er het gewigt niet in, 't welk hy daar aan hangt. - Ik stem toe dat de Arabieren den Bloedzuiger Alaka heeten, van het werkwoord Alak, Hangen, Kleeven. Maar dan zyne gevolgtrekking, dat, derhalven, indien de Bloedzuiger hier bedoeld was, het woord Alaka en niet Aluka zou geschreeven geweest zyn, kan ik niet toestemmen. Want de Letter vau tot de literae Serviles, gelyk de Letterkundigen dezelven noemen, behoorende, zou ik vraagen, of de oude Hebreeuwen, den naam des Bloedzuigers van Alak vormende, dezelfde vryheid niet hadden om de vau 'er in te zetten als de Arabieren, Syriers en Chaldeeuwen, om 'er die Letter uit te laaten? Zy hadden die ontwyfeld, en meer; anderzints moeten wy zeggen dat | |
[pagina 573]
| |
de Uitspraaken (dialects) de regelaars zyn der Oorspronglyke Taalen, en dat de Oorspronglyke taal de Uitspraaken niet regelt, 't welk aanloopt tegen de Geschiedenis en de gewoonte van alle Taalen in de Wereld. In stede, derhalven, van te zeggen, dat de Arabieren en andere Oostersche Volken den Bloedzuiger niet met den naam van Aluka noemen, en daarom de oude Hebreeuwen zulks niet deeden, zou het veel redelyker zyn te zeggen, dat de oude Hebreeuwen dien naam daar toe bezigden, en de Arabieren, als mede andere Oostersche Volken, het ook gedaan hebben. Maar, laaten de Chaldeeuwen en Syriers in de daad de Vau uit, even als de Arabieren? Ik geloof, men zal het tegendeel bevinden, zelfs volgens des gemelden Schryvers eigen berigt. Want, ten zelfden tyde als hy ons meldt, dat het woord zonder Vau gevonden wordt in den Lexicon van ferrarius, en in den Thesaurus van thomas a novaria, belydt hy dat hy het 'er mede vindt in de Chaldeeuwsche Uitbreiding van psalm XII. 8. en van spr. XXX. 15. Hy mogt de Syrische Overzetting van de laatste plaats 'er bygevoegd hebben. Indien wy nu van het Gebruik en het Schryven eens woords niet liever willen oordeelen uit het geen wy in Woordenboeken ontmoeten, dan uit de Schryvers zelve, uit welke deeze Woordenboeken ontleend zyn, 't welk in in geenen deele denk dat een bevoegd Taaloordeelaar zal billyken, hebben wy, myns agtens, veel meer reden om te besluiten dat de Chaldeeuwen en Syriers de Vau behouden, dan overslaan. - Het bewys, door hem uit den Talmud aangevoerd, is van geen beter stempel. By buxtorf waargenomen hebbende, dat eene vroegere uitgaave van dat Boek het woord zonder Vau las, besluit hy terstond, dat het zo moet geleezen worden, en berispt de Uitgeevers van den Druk des Jaars 1645, wegens het invoegen van die Letter. Terwyl de weezenlyke toedragt der zaake geen ander schynt dan deeze, dat die Uitgeevers, het woord met een Vau geschreeven ziende, indien niet in de Copy, naar welke zy drukten, nogthans in de bovengemelde plaatzen in het Hebreeuwsch van spr. XXX. 15. (en het woord komt nergens elders in den. Bybel voor) in de Chaldeeuwsche en Syrische Overzettingen daarvan, in den Targum op psalm XII. 8, en mogelyk in zommige andere Boeken, hunne uitgaave daar volgens wilden schikken; het voor toegestaan neemende (gelyk zy billyk doen mogten,) dat die anders | |
[pagina 574]
| |
lazen ongelyk hadden. Ik besluit, derhalven, dat de Tegenwerping tegen de gewoone Vertaaling van Aluka gemaakt, daar uit ontleend dat het met een Vau geschreven is, geen kragt heeft; maar dat 'er, in tegendeel, alle rede ter wereld is om te denken, dat dit de rechte betekenis is, dewyl men ze geschreeven vindt. 't Gezag van Rabbi menachem is zo verre van des Schryvers gevoelen te begunstigen, dat het veeleer tot omverstooting dient. Rabbi salomon zegt: ‘menachem het woord (הקרלע) in den Letterlyken zin verklaarende, leert ons dat het een Arabiesch woord is.’ Waar hy door den Letterlyken zin, zo 't my voorkomt, den Bloedzuiger verstaat, bewaard in een Arabiesch wortelwoord 't welk Hangen of Kleeven betekent, en niet Sheol, 't welk Rabbi salomon vervolgens meldt, als de Verklaaring van andere Uitleggeren. Hier mede stemt de Overzetting van giggeius van deeze plaats overeenGa naar voetnoot(*).Dus veel van het woord הקלע. Maar dit is het eenig verschil niet over deeze Plaats. Want veelen, die, door Aluka, den Bloedzuiger verstaan, zyn nog verdeeld in hunne gevoelens wegens de Dochters. Wie en wat zy zyn? De Bloedzuiger, leezen wy, heeft twee Dochters, (roepende) Geeft, GeeftGa naar voetnoot(†). - Wie zyn deeze twee Dochters? Welke zyn haare Naamen? Waar zullen wy ze zoeken? De groot en eenige anderen zeggen, dat de Tong van den Bloedzuiger gevorkt zynde, haare Twee Dochters de twee takken of punten daar van zyn. Maar hier tegen wordt, met regt, tegengeworpen, dat, behalven de flauwheid en oneigenheid van het Lid eens Diers, deszelfs afkomst te noemen, verrigt de Bloedzuiger het zuigen niet met de Tong maar met de Lippen. - Anderen verstaan door de Twee Dochters van den Bloedzuiger de twee soorten deezes Diers: de een in zoet, de andere in zout water leevende. Doch hier op wordt aangemerkt, dat die zich in Zee onthoudt, geen Bloed zuigt, en dus hier door agur niet kan bedoeld worden. - Nog anderen hegten deeze | |
[pagina 575]
| |
woorden met de volgendê in deezer voege zamen. De Bloedzuiger heeft twee Dochters, ja 'er zyn drie dingen, die niet verzadigd kunnen worden, ja vier, die nimmer zeggen het is genoeg. Het Graf, de gesloote Baarmoeder, de Aarde, die van Water niet verzadigd wordt, en het Vuur zegt niet, het is genoeg. Dan tegen deeze Verklaaring wordt ingebragt, dat de tellende opklimming een stap te hoog gaat, want, beginnende met Twee, komt dezelve tot Drie, en vervolgens tot Vier; 't welk aanloopt tegen het gebruik der Schriftuure, welke, in dergelyke gevallen, nooit verder dan een Eenheid gaat, die by 't eerst gemelde getal voegende; gelyk gezien kan worden uit die plaatzen, waar in dusdanige opklimmingen voorkomen, als byzonder in het 18 vers van dit Hoofdstuk. Deeze drie dingen zyn voor my te wonderbaar, ja vier, die ik niet weet. Zommigen zeggen, dat, schoon wy geen voorbeeld van zulk eene getals opklimming in den Bybel hebben, hier uit geenzins volgt, dat dezelve by de Hebreeuwen nooit gebruikt is: anderen, dat dit niet onwaarschynlyk is; maar dat de Hebreeuwsche Text, in stede van יתש, Twee, eertyds שולש Drie voor 't eerste getal geleezen hebbe: dewyl de LXX Overzetters dit getal by den Bloedzuiger voegen τηβδιλλη τϱεις ϑυγατεϱες. Zo heeft ook de Arabiesche en de Syriesche Overzetting. Hier op antwoord ik, dat, men het eerste getal Drie neemende, met de LXX, en dus de getalsopklimming geregeld stellende, deeze Overzetting my de rechte niet dunke: voor zo veel de Vier dingen, welke dan voor de Dogters van den Bloedzuiger moeten genomen worden, naamlyk het Graf, de gesloote Baarmoeder, de Aarde en het Vuur, dingen zyn, die met geene eigenaartigheid altoos, ja zelfs met geen den minsten schyn, Dochters van den Bloedzuiger kunnen heeten. Ik kan my, overzulks, niet veréénigen met de Schriftverklaarders, die deeze zinuiting in het volgende doen voortloopen. 't Is een Spreuk op zichzelve staande: en wy behoeven niet buiten den Text te gaan, om de Dochters van den Bloedzuiger op te zoeken: zy worden 'er uitdruklyk in genoemd, by haare eigene naamen in 't Hebreeuwsch בה, בה, Hab, Hab, by ons Geeft, Geeft, hetzelfde, 't welk de bedorve en geldgierige Regeerders van Israël, die hozea IV. 18. gezegd worden נבה Ha bu Geeft te beminnen, ter zyde aftrok. Zeer eigenaartig heeten deeze Dochters van den Bloedzuiger, dat Zinnebeeld | |
[pagina 576]
| |
van Begeerlykheid en Onverzaadelykheid, de Overleggingen van een greetig en onvoldaan gemoed, brengen natuurlyk zulk eene taal voort. Het woord roepende, door onze Engelsche Vertaalers zonder eenige noodzaake daar ingevoegd, weglaatende, 't welk, de Uitleggers buiten dit Vers brengende, om de Dochters van den Aluka te zoeken, gelegenheid schynt gegeeven te hebben tot veele zwaarigheden, ten deezen aanziene in 't midden gebragt, zet ik de Spreuk over. De Bloedzuiger heeft twee Dochters, Geeft, Geeft. Dus zet ook de Chaldeeuwsche Uitbreiding dit vers over, schoon de Latynsche Vertaaler van dezelve het woordje zeggende, strydig met het oorspronglyke, daar in heeft gelieven te plaatzen. De Grieksche Vertaaling van symmachus is: De Bloedzuiger heeft twee Dogters, Breng, Breng. Eenige, hoe wel weinige der hedendaagsche Vertaalers, [onder deezen ook onze Nederduitsche Overzetters,] volgen dit zelfde spoor: de meesten hebben zich laaten misleiden, door het Dicentes (zeggende) van de Vulgatà, om de twee Dochters van den Bloedzuiger elders op te speuren, naar dat hunne Verbeeldingskragt hun leiddeGa naar voetnoot(*). Maar dit woord is zo vreemd in 't oorspronglyke, als zinstoorende. Van dit overtollig woord ontlast, heeft de Spreuk het waare voorkomen en den trant van een Oostersch kortbondig Voorstel, en iets treffends: kortom is dezelve dan waardig geteld te worden, onder de Woorden of verstandige Gezegden van agur, een Man, van wegen zyne Wysheid, met salomo in eenen rang gesteld. |
|