oordeelkundige doorbladeren van het zelve, vertrouwen we, gereedlyk, vereenigen met de slotaenmerking van den Hoogleeraer Seiler, op de Schriften der Oude Kerkleeraren deswegens, dat ook op vele latere Schriften wel overgebragt mag worden. ‘Dat men, naamlijk, dewijl 'er onder de oudste en meest beroemde Kerkleeraars eene zo groote verscheidenheid, in de verklaaring der inwendige betrekking der Goddelijke Persoonen, te vinden is; en zij zelven tot zo veele verkeerde voorstellingen omtrent dit leerstuk vervallen zijn; dat het dus ten uiterste billijk en betaamlijk is, om in de verklaaring deezer groote, gewigtige en aanbiddelijke verborgenheid, met alle mooglijke omzigtigheid, behoedzaamheid en eerbied te werk te gaan.’