Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1783
(1783)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNederlandsche Insecten, beschreeven en afgebeeld door C. Sepp. IV stuk, XVIII, XIX en XX Verh. met drie Plaaten. In quarto.Met de afgifte deezer drie Verhandelingen en Plaaten doet de Heer Sepp den Liefhebberen te meerder dienst, gemerkt hy in dezelve eene beschryving geeft van een Vlinder, die over 't geheel zeldzaam voorkomt, en zomtyds, aan deeze en geene plaatzen, in jaaren gansch niet gezien wordt. Ongetwyffeld heeft men 't hier aan toe te schryven, dat men 'er niet dan gebreklyke berigten van vindt. De oplettende Rösel zelf heest geene gelegenheid gehad, om denzelven behoorelyk gade te slaan; 't is hem niet gelukt denzelven op te speuren; langen tyd was de Vlinder hem slegts in aftekening bekend, tot dat een goed Vriend hem eindlyk het origineel deed toekomen; en 't daarnevensgaande berigt van de Rups verleende hem slegts een | |
[pagina 284]
| |
gebrekkig, en in zommige opzigten, een geheel verkeerd denkbeeld van de Rups. Zyn schoonzoon Kleemann schynt 'er beter in geslaagd te zyn, vergelykende de Rups eenigermaate met die, welke Rösel afgebeeld heeft in 't Eerste Deel van zyn Insecten-Werk, II Cl. der Nachtvl. Tab. XV. Fig. 1: en men verwagt van hem, in zyn Vervolg op dat Werk, een nader berigt van deeze Rups, en derzelver verandering tot in een VlinderGa naar voetnoot(*). Eenigen tyd lang was de scherptoeziende Sepp niet gelukkiger dan Rösel; dewyl zyn aanhoudend zoeken na deezen Vlinder of deszelfs Eieren, steeds vrugtloos was; dan ten laatste werd hy de Eieren deelagtig, door de goedgunstigheid van den Wel Ed. Gestr. Heer Mr. Cornelis van Lennep, Schepen en Raad der Stad Amsterdam. Zyn Ed. naamlyk had dertien stuks van deezen Vlinder, op zyne Hofstede, 't Huis te Mannepad, buiten Haarlem gelegen, gevangen. Een Liefhebber der Natuurlyke Historie zynde, droeg hy alle mogelyke zorg, om te beproeven, of hy geen vrugtbaare Eieren van dezelven zou kunnen bekomen; en hierin wel geslaagd zynde gaf hy onzen Autheur 30 a 40 Eieren ten geschenk. Dit viel voor in de maand October 1781; en van dien tyd af vleidden zig beiden de Liefhebbers met de hoop, van nu vervolgens de veranderingen van dit Insect te zullen kunnen naspeuren; welke verwagting ook door de uitkomst haare vervulling kreeg. Deeze Eiertjes overwinterden, en, met het afloopen van de maand May 1782, werden de jonge Rupsjes gebooren; die in de maand July in Poppen veranderden, en in de maand Augustus als Vlinders te voorschyn kwamen. Eene naauwkeurige waarneeming, die omtrent zo zeldzaamen Vlinder by uitstek te stade kwam, heeft den Heer Sepp gelegenheid gegeeven, om 'er eene voldoende beschryving, en juiste afbeeldingen van mede te deelen, waartoe hy drie onderscheiden Plaaten geschikt heeft. De eerste vertoont ons 't Ei, en in zyne natuurlyke grootte, en zo als het zig met zyne cieraaden, door 't Voorgrootglas beschouwd, vertoont, mitsgaders het Rupsje in zyn eersten stand, eerste, tweede en derde vervelling. Voorts brengt ons de tweede Plaat de Rups na zyne vierde, vyfde en zesde of laatste vervelling onder 't oog; waarby nog gevoegd is eene afzon- | |
[pagina 285]
| |
derlyke afbeelding van den aartigen Kop der Rupse, in zyne natuurlyke en door 't Vergrootglas vergroote gedaante; benevens eene van de ingesponnen Pop, als mede van de Pop uit haar spinzel genomen, zo als ze een dag of daaromtrent na de verandering met een blaauwagtigen daauw of schimmel overdekt is. En laatstlyk vertoont ons de derde Plaat de Pop rosagtig bruin, 't welk, den schimmel 'er afgeveegd zynde, haare grondkoleur is; mitsgaders den Vlinder zelven in eene vliegende en eene zittende gestalte beiden; welk alles in de beschryving zelve, met etlyke byzonderheden daartoe behoorende, nader aangeweezen wordt. Onze Autheur brengt deezen Vlinder onder die soort, welke men hier te Lande Weeskinderen heet; en benoemt denzelven dan, uit hoofde van het blaauwe teken, in onderscheiding van anderen, het blaauwe Weeskind. Hy houdt zig aan deeze benaaming, om dat dit fraaie Insect by dezelve, ten minste hier te Lande, zeer wel bekend is; egter oordeelt hy de Hoogduitsche naam van Blaauw Ordens-band niet minder eigen. Onze benaaming steunt op de uniform onzer Weeskinderen, die van verschillende koleuren is; en de Hoogduitsche is ontleend van de onderscheiden koleuren der Ordens-linten: 't welk hier overgebragt wordt op de verschillend gekoleurde banden, in de ondervleugelen deezer Vlinders; van waar ze dan Weeskinders of Vlinders met Banden genoemd worden. |
|